Vluchtelingen – Genitale verminking - Beroepsgeheim
Aan de Nationale Raad wordt een vraag gesteld betreffende zijn advies van 5 juli 2010 ‘Vluchtelingen - Genitale verminking - Beroepsgeheim' waarin hij wijst op de noodzaak van een specifieke regeling m.b.t. de inzage van het medisch dossier van een minderjarige.
Advies van de Nationale Raad :
In zijn vergadering van 11 december 2010 besprak de Nationale Raad uw brief van 28 juli 2010 in verband met het advies van de Nationale Raad van 5 juni 2010 getiteld "Vluchtelingen - Genitale verminking - Beroepsgeheim".
De rechten van de patiënt bepaald door de wet van 22 augustus 2002, waaronder het recht op inzage in het medisch dossier, worden, in het geval van een minderjarige, uitgeoefend door de ouders die het gezag over de minderjarige uitoefenen of door zijn voogd (artikel 12, § 1). De minderjarige wordt betrokken bij de uitoefening van zijn rechten rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit; hij kan zijn rechten zelfstandig uitoefenen indien hij tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat wordt geacht (artikel 12, § 2).
Artikel 15, § 1, van de wet bepaalt dat, met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de patiënt, de arts het verzoek van de in artikel 12, § 1, bedoelde persoon om inzage of afschrift geheel of gedeeltelijk kan weigeren. In dergelijk geval wordt het recht op inzage of afschrift uitgeoefend door een door de vertegenwoordiger - in casu de ouders of de voogd - aangewezen beroepsbeoefenaar.
De arts die vreest dat de fysieke integriteit van een jong meisje aangetast zal worden of die vaststelt dat dit het geval was, door of met de toestemming van haar ouders of van haar voogd, kan artikel 15, § 1, van de wet toepassen.
Het is naar die bepaling van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt dat de Nationale Raad verwijst.
Instemmend met uw voorstel maakt de Nationale Raad het advies in kwestie over aan het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen.