keyboard_arrow_right
Deontologie

Wachtdiensten huisartsgeneeskunde

Naar aanleiding van een geschil in verband met de organisatie van de wachtdiensten huisartsgeneeskunde in een stedelijke agglomeratie legt een provinciale raad de Nationale Raad volgende vragen voor:

  • stelt de financiële en/of actieve deelname aan een wachtdienst voor patiënteel de huisarts vrij van financiële en actieve deelname aan de wachtdienst voor de bevolking van de streek waar zich zijn kabinet bevindt?
  • mag men zich inschrijven in een wachtrol voor een ander grondgebied dan dat waarin het kabinet zich bevindt?
  • mag aan de bevolking een telefoonnummer van het type 0900 voorgesteld worden voor het beheer van de oproepen van het dienstentype die niet onmiddellijk voor een arts van wacht bestemd zijn (met dien verstande dat de aanvragen voor een arts van wacht altijd afhangen van het telefoonnummer van de wachtdienst en nooit betalend zijn; de winst die in toepassing van dit systeem zou gegenereerd worden zou alleen dienen om toe te laten de veiligheid van de artsen van wacht te verhogen, zonder enig financieel voordeel)?
  • hebben de artikels 113 tot 118 van de Code van geneeskundige Plichtenleer betrekking op de plichten van de huisartsen ten opzichte van hun patiënten of ten opzichte van de hele bevolking?

Van de geneeskundige commissie van dezelfde provincie ontvangt de Nationale Raad een adviesaanvraag over het aspect "bescherming en veiligheid" van de arts die de huisartsenwachtdienst verzekert. De geneeskundige commissie heeft verschillende oplossingen om die veiligheid te verhogen onderzocht. Zij opteert voor een systeem waarin de arts de mogelijkheid heeft om het nummer 101 te bellen wanneer hij gevolg moet geven aan een "gevaarlijke" oproep (twijfelachtige identificatie, risicowijk, ... ). De arts verwittigt de politiedienst wanneer hij vertrekt naar een dergelijk adres en laat weten wanneer het bezoek afgelopen is. Indien zich een probleem voordoet tijdens het bezoek, zendt hij een noodsignaal uit via een biepsysteem. De patiënten zullen van deze mogelijkheid op de hoogte gebracht worden langs het telesecretariaat en de pers. De geneeskundige commissie vraagt het advies van de Nationale Raad over dit systeem, in het bijzonder wat het medisch geheim betreft.

Antwoord van de Nationale Raad aan de provinciale raad:

Betreft : Organisatie van de wachtdiensten in huisartsgeneeskunde.

In antwoord op uw aanvraag van 18 september 1998, heeft de Nationale Raad, in zijn vergadering van 12 december 1998, het advies uitgebracht dat u als bijlage vindt.

Wat betreft het beheer van oproepen van het dienstentype, onderstreept de Nationale Raad bovendien nogmaals dat hij niet akkoord gaat met de organisatie van diensten die aan de patiënten enkel advies kunnen geven langs de telefoon (eventueel via een centraal nummer). Dergelijke praktijken zijn niet verenigbaar met de kwaliteit van de verzorging.

Antwoord aan de geneeskundige commissie:

Betreft : Bescherming en veiligheid van de dienstdoende arts in de huisartsgeneeskunde.

In zijn vergadering van 12 december 1998 heeft de Nationale Raad het onderzoek van uw aanvraag van 31 juli 1998 afgesloten.

Bij deze gelegenheid bracht hij het bijgaand advies uit.

Meer bepaald wat betreft de bepalingen over het medisch geheim van het voorgesteld project, beschouwt de Nationale Raad ze, in het beschreven kader, als aanvaardbaar.

Betreft : wachtdiensten in de huisartsgeneeskunde.

"De Nationale Raad besprak in zijn vergadering van 12 december 1998 een aantal vragen die gesteld werden in verband met de organisatie van de wachtdiensten in de huisartsgeneeskunde.

"De Nationale Raad herinnert er bij deze gelegenheid aan dat zowel de wettelijke als de deontologische verplichtingen over de deelname van de artsen aan deze diensten hen ertoe verplichten deel te nemen aan de bevolkingswachtdienst. (cfr. K.B. nr. 78, art. 9, al. 1, en de artikelen 113-118 van de Code van geneeskundige Plichtenleer)

"Het feit dat een arts de continuïteit van de verzorging van zijn eigen patiënten organiseert, eventueel volgens een beurtrol met andere collega's (wachtdienst voor eigen patiënten), ontslaat hem geenszins van zijn verplichting de bevolking eveneens de regelmatige en normale toediening van de gezondheidszorg te waarborgen, in het bijzonder in spoedgevallen.

"Losstaand van de bevoegdheden van de provinciale geneeskundige commissies inzake de behoeftebepaling en de werking van de wachtdiensten, dienen de Raden van de Orde de organisatie ervan na te gaan op deontologisch vlak. Bijgevolg is het noodzakelijk dat elke groep aan zijn provinciale raad zijn werkings- of deelnameregels of -reglementen voorlegt. De bijdrage van iedere arts, zowel op fysiek als financieel gebied, dient altijd voorzien te worden in elke deelnameovereenkomst.

"Voorts herinnert de Nationale Raad eraan dat het deontologisch onaanvaardbaar is dat een arts zich ertoe verbindt de dienst te verzekeren op een wachtdienstterritorium waar hij geen praktijkruimte heeft. De provinciale raden zullen zich uitspreken over uitzonderingssituaties. Deze dienen altijd vóór elke uitoefening van de wachtdienst ter goedkeuring voorgelegd te worden aan de provinciale raad waartoe de aanvragende arts behoort.

"In verband met het veiligheidsprobleem van de artsen in de ambulante praktijkuitoefening, geeft de Nationale Raad de arts die een risico-oproep dient te beantwoorden, de toestemming om een beroep te doen op de nabije bescherming van openbare diensten die belast zijn met veiligheidsopdrachten (politie, rijkswacht, brandweer, ...) alsook op de moderne telecommunicatiemiddelen. Wel dient de oproeper van deze eventualiteit voorafgaandelijk verwittigd te worden zodat hij de mogelijkheid heeft van zijn aanvraag voor een huisbezoek af te zien.

"De arts dient in elk concreet geval te oordelen over de gevaren die verbonden zijn aan de oproep en over de noodzaak om een beroep te doen op begeleidingsmaatregelen.

"In ieder geval dient elke modaliteit van tussenkomst voorgelegd te worden aan de bevoegde provinciale raad."

Een kopie van het advies van de Nationale Raad betreffende de wachtdiensten in de huisartsgeneeskunde wordt overgemaakt aan de andere provinciale raden en aan de raden van beroep.