Wetsvoorstel betreffende de genitale verminking
De nationale raad van de Orde der artsen heeft het wetsvoorstel van 27 april 2016 betreffende de genitale verminking onderzocht.
Advies van de nationale raad :
In zijn vergadering van 16 juli 2016 heeft de nationale raad van de Orde der artsen het wetsvoorstel van 27 april 2016 betreffende de genitale verminking onderzocht (Parl. St., Kamer, zittingsperiode 2015-2016, doc 54K1799001).
Dit wetsvoorstel heeft twee doelstellingen :
- de aanpassing van de reglementering betreffende het beroepsgeheim;
- de verplichte optekening van de genitale verminkingen in het ziekenhuisdossier.
1° De aanpassing van de reglementering betreffende het beroepsgeheim
Het medisch geheim heeft tot doel de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en zijn arts te beschermen. Het wil ook het vertrouwen van de burger in het gezondheidssysteem vrijwaren en hierdoor de toegang tot de zorg voor iedereen bevorderen.
De patiënt die het slachtoffer is van een strafbaar feit heeft, net zoals elke patiënt, recht op een vertrouwensrelatie met zijn arts. Het beroepsgeheim strekt zich uit tot alle vertrouwelijke mededelingen gedaan door het slachtoffer, met inbegrip van de mededelingen aangaande strafrechtelijke feiten waarvan hij het slachtoffer was.
Wat betreft de voorwaarden waaronder het geheim, dat de vertrouwelijke mededelingen van een slachtoffer van genitale verminkingen beschermt, opgeheven kan worden, bepaalt artikel 458bis van het Strafwetboek dat de arts de feiten mag aangeven in het geval dat de patiënte minderjarig is of zich in een kwetsbare situatie bevindt.
De nationale raad meent dat dit artikel in zijn huidige versie voldoende is en dat het niet noodzakelijk is dit "spreekrecht" door een bijkomende bepaling uit te breiden tot het geval waarin de patiënte bekwaam is te oordelen en haar belangen te verdedigen.
Hij is van mening dat de wilsautonomie die door de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt benadrukt wordt, geëerbiedigd dient te worden.
Het opheffen van de waarborg tot eerbiediging van de vertrouwelijke mededelingen zou tot gevolg kunnen hebben dat de patiëntes afzien van verzorging in de vrees dat de feiten aangegeven zullen worden.
De arts moet aan zijn patiënte zijn steun geven op medisch vlak, zowel fysiek als psychisch; indien nodig verwijst hij haar door naar een multidisciplinaire structuur die specifiek opgericht werd om haar probleem te behandelen.
Hij moet ook met haar de actiemogelijkheden onderzoeken zodat de patiënte in staat is de nodige stappen te ondernemen indien zij dat wenst.
De arts mag de procureur des Konings slechts inlichten omtrent de feiten indien hij oordeelt dat hij genoodzaakt is hulp te bieden aan een persoon die in groot gevaar verkeert (artikel 422bis van het Strafwetboek), om het even of deze persoon in gevaar de patiënt of een derde is.
Tot besluit geeft de nationale raad de voorrang aan een middenweg tussen de eisen van de beteugeling en de vertrouwensrelatie tussen de arts en zijn patiënte.
Hij verwijst bovendien naar zijn advies van 4 juli 2015, getiteld Eerbiediging van het medisch geheim wanneer de arts verneemt dat zijn patiënt het slachtoffer was van een misdrijf, Tijdschrift nationale raad nr. 150, hierbij gevoegd, waarop dit advies gebaseerd is.
2° De verplichte optekening van de genitale verminkingen in het ziekenhuisdossier
Hoewel het inzamelen van gegevens noodzakelijk is, meent de nationale raad dat dit dient te gebeuren via een specifiek register, gesuperviseerd door een erkende structuur, en niet via het ziekenhuisdossier.
De anonimiteit van de patiëntes moet gevrijwaard worden.
De toegang tot dit register mag niet beperkt worden tot de artsen die in een ziekenhuis werken.
Bijlage : advies van 4 juli 2015.