Er wordt rekening gehouden met het principe van de minimale gegevensverwerking.[2] De arts vermeldt enkel de persoonsgegevens van zijn patiënten die in aanmerking komen voor een prioritaire vaccinatie omwille van hun gezondheidstoestand, zonder de diagnose te vermelden. De gegevensbank bevat aldus geen gegevens over de gezondheidstoestand van de patiënt, met uitzondering van de aanduiding van de vaccinatiestatus.
In verhouding tot het beroepsgeheim
De nationale raad is van oordeel dat er geen schending van het beroepsgeheim optreedt indien een arts die een zorgrelatie heeft met de betrokkene, op basis van de informatie waarover het/hij/zij beschikt over de gezondheidstoestand van een persoon, van oordeel is dat die persoon in aanmerking komt voor prioritaire vaccinatie en dit feit aanmerkt in de gegevensbank met de vaccinatiecodes, zonder dat enige onderliggende reden wordt meegegeven.
In verhouding tot de ethiek en de deontologie
De prioriteringsregels voor de vaccinatie zijn opgesteld op basis van 4 criteria: de leeftijd, de gezondheidstoestand (meer bepaald het feit of de persoon al dan niet lijdt aan bepaalde onderliggende aandoeningen zoals vastgelegd door de Hoge Gezondheidsraad), het beroep en/of de plaats van tewerkstelling van de betrokkene. Deze prioriteringsregels zijn fijnmazig opgesteld en beogen dat personen met een hoger risico vlugger aan bod komen bij de vaccinatie-uitrol. Hierdoor wordt ziekte en eventuele mortaliteit ingeperkt zeker als men rekening houdt met de relatief lange periode die nodig zal zijn om alle mensen te vaccineren. Bovendien is de prioritering van chronisch zieke patiënten een daad van solidariteit en een hart onder de riem voor mensen die omwille van hun gezondheid problemen ondervinden op fysiek, psychisch en dikwijls ook op financieel vlak.
[1] Op basis van artikel 92bis, §1 van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen kunnen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten samenwerkingsakkoorden sluiten die onder meer betrekking hebben op de gezamenlijke oprichting en het gezamenlijk beheer van gemeenschappelijke diensten en instellingen, op het gezamenlijk uitoefenen van eigen bevoegdheden, of op de gemeenschappelijke ontwikkeling van initiatieven.
[2] Dit betekent dat de gegevensverwerking toereikend is, ter zake dienend en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, art. 5, 1, c), Algemene Verordening Gegevensbescherming
1. De AVG[1] is van toepassing op de verwerking van de gegevens opgenomen in het ziekenhuisdossier.
De verwerkingsverantwoordelijke van het ziekenhuisdossier ziet erop toe dat de verwerking van de persoonsgegevens betreffende de gezondheid die het bevat in overeenstemming is met alle eisen opgelegd door de AVG[2].
Het ziekenhuis stelt een reglement voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer op die ter kennis gebracht wordt van de patiënten van het ziekenhuis[3], houdt een lijst bij van de categorieën van personen die toegang hebben tot de persoonsgegevens betreffende de gezondheid met een nauwkeurige beschrijving van hun functie ten opzichte van de verwerking van de gezondheidsgegevens[4], en een register van de verwerkingsactiviteiten[5].
Voordat hij de gegevens in het ziekenhuisdossier verwerkt met het oog op zijn verdediging in rechte, moet de ziekenhuisarts nagaan of hij dit doet zonder te handelen in strijd met zijn verplichtingen en met die van het ziekenhuis tegenover de patiënten inzake de verwerking van de patiëntengegevens, zoals deze ervan ingelicht werden[6].
Indien voornoemde documenten niet bepalen dat de ziekenhuisarts de gezondheidsgegevens in het ziekenhuisdossier mag verwerken om zich te verdedigen in rechte, moet deze overleg plegen met de functionaris voor gegevensbescherming van het ziekenhuis die hem zal helpen om zijn verplichtingen inzake de naleving van de regels betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer correct in te schatten.
De verwerking van persoonsgegevens om zich in rechte te verdedigen is een uitzondering op het verbod persoonsgegevens betreffende de gezondheid te verwerken[7]. Dergelijke verwerking dient te voldoen aan alle voorwaarden gesteld door de AVG, wat onder meer inhoudt dat de betrokken persoon ingelicht wordt over de verwerking van zijn gegevens voor de uitoefening van het recht op verdediging in rechte[8], dat de gebruikte persoonsgegevens betreffende de gezondheid afkomstig uit het ziekenhuisdossier toereikend en ter zake dienend zijn in deze context en dat er niet meer gegevens dan nodig verwerkt worden[9].
2. De regels inzake bescherming van de gegevens en van het medisch geheim[10] vullen elkaar aan. De ene doet geen afbreuk aan de andere.
De rechtspraak heeft aangenomen dat artikel 458 van het Strafwetboek geen absolute verplichting tot zwijgen inhoudt wanneer degene die tot het bewaren van een beroepsgeheim is gehouden, zich in rechte moet verdedigen.
Uit het advies van de nationale raad kan niet afgeleid worden dat de geheimplicht verdwijnt maar wel dat de arts goede redenen kan hebben om het geheim op te heffen binnen de perken nodig voor zijn verdediging, dit wil zeggen op evenredige en relevante wijze.
3. Het vertrouwen van de patiënt is fundamenteel voor de ontwikkeling van de technologische hulpmiddelen. Deze bieden, door de gegevensuitwisseling en -inzage die ze mogelijk maken, voordelen op het vlak van de kwaliteit en continuïteit van de zorg maar ook op het vlak van ondersteuning bij de uitoefening van het beroep.
Het is aan de artsen dit vertrouwen niet te ondermijnen, noch dat van de confraters die de gegevens die ze verzamelden delen, door rekening te houden met de principes betreffende het medisch geheim en de verwerking van persoonsgegevens.
Tot slot vestigt de nationale raad de aandacht van de artsen op de regels waaraan de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg, die in werking treedt op 1 juli 2021, de toegang tot de gezondheidsgegevens onderwerpt[11].
[1] Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)
[3] Bijlage N1, Bijlage A, III. Organisatorische normen, 9°quater, van het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd
[4]
Art. 9, 1°, van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van de natuurlijke personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens en art. 32. 4 AVG
De nationale raad kreeg herhaaldelijk de vraag wat de arts moet doen indien een patiënt weigert zich te laten testen of weigert de verplichte maatregel van quarantaine op te volgen.
De patiënt weigert zich te laten testen
Overeenkomstig artikel 8, § 1, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt (hierna: patiëntenrechtenwet) heeft de patiënt het recht om geïnformeerd, voorafgaandelijk en vrij toe te stemmen in iedere tussenkomst van de beroepsbeoefenaar.
Artikel 8, § 4, van de patiëntenrechtenwet bepaalt dat de patiënt het recht heeft om de in § 1 bedoelde toestemming voor een tussenkomst te weigeren of in te trekken. De grondslag van het weigeringsrecht is enerzijds gelegen in de fysieke integriteit van de patiënt, anderzijds in de geneeskundige behandelovereenkomst.(1) De patiënt kan bijgevolg nooit gedwongen worden tot de afname van een test.
Het weigeringsrecht van de patiënt doet evenwel geen afbreuk aan de verplichting van de arts melding te maken van een mogelijke besmetting bij de gegevensbank opgericht bij Sciensano.
De verplichte melding gebeurt op basis van artikel 6, § 1, van het Koninklijk besluit nr. 44 van 26 juni 2020(2). Ook indien de patiënt weigert zich te laten testen, moet de arts melding maken van een meldingsplichtige ziekte binnen de 24 uur vanaf het eerste vermoeden van een ernstige infectie die is opgenomen in de lijst "meldingsplichtige infectieziekten", met het oog op de opstart van de contactopvolging.
Hoewel het weigeren van een test een fundamenteel recht is en geen directe gevolgen met zich meebrengt, kan het niet naleven van de verplichte maatregel van quarantaine wel een gevaar betekenen voor de volksgezondheid.
De arts dient de patiënt te informeren over deze gevaren, te wijzen op de individuele verantwoordelijkheid van de patiënt ten aanzien van de maatschappij en te communiceren dat, indien de patiënt deze maatregel niet naleeft, de mogelijkheid bestaat dat de arts de bevoegde autoriteiten, met name de dienst infectiebestrijding, op de hoogte kan brengen van de overtreding.
Indien de arts verneemt dat de patiënt, door het niet naleven van de quarantainemaatregel, een onmiddellijk en ernstig gevaar betekent voor de gezondheid van anderen, en het onthullen van de informatie de enige manier is om een hoger belang, met name de volksgezondheid, te beschermen, kan de arts het beroepsgeheim doorbreken op basis van de noodtoestand.
In dat geval kan de arts de dienst infectiebestrijding van zijn regio op de hoogte brengen van de situatie en de nodige gegevens van de patiënt doorgeven.(3)
De patiënt heeft het recht te weigeren zich te laten testen op COVID-19. Het fundamenteel weigeringsrecht doet geen afbreuk aan de verplichting van de arts de gezondheidsgegevens van de mogelijks besmette patiënt door te geven aan de gegevensbank opgericht door Sciensano.
Het weigeren van een test geeft geen aanleiding tot het doorbreken van het beroepsgeheim. Doch, het niet naleven van de verplichte maatregel van quarantaine kan, indien dit een onmiddellijk en ernstig gevaar betekent voor de volksgezondheid, aanleiding geven tot het doorbreken van het beroepsgeheim. De arts kan in dat geval de dienst infectiebestrijding van zijn regio op de hoogte brengen.
(1) T. Vansweevelt en F. Dewallens, "Handboek gezondheidsrecht Volume II, Rechten van patiënten: van embryo tot lijk", p. 345
(2) KB nr. 44 van 26 juni 2020 betreffende de gezamenlijke gegevensverwerking door Sciensano en de door de bevoegde regionale overheden of door de bevoegde agentschappen aangeduide contactcentra, gezondheidsinspecties en mobiele teams in het kader van een contactonderzoek bij personen die (vermoedelijk) met het coronavirus COVID-19 besmet zijn op basis van een gegevensbank bij Sciensano.
(3) De ambtenaren- artsen of artsen van het Agentschap kunnen binnen de perken van hun opdracht en voor zover noodzakelijk bijstand vorderen van de lokale of de federale politie; art. 41, §4, tweede streepje, decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid; art. 19, §4, decreet van 2 mei 2019 tot wijziging in het Waalse wetboek van sociale actie in gezondheid wat betreft de preventie en de bevordering van de gezondheid.
Weigering door klinisch bioloog van bepaalde analyses waarvan het belang op wetenschappelijk gebied in twijfel wordt getrokken en die een hoge kost voor de patiënt met zich meebrengen