keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Geweld20/05/2019 Documentcode: a166005
Meldcodes - Seksueel geweld

Meldcodes - Seksueel geweld

PERSBERICHT

Artsen beter ondersteund in de strijd tegen seksueel geweld

Brussel, 20 mei 2019 - De Orde der artsen en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen hebben in samenwerking met prof. Tom Goffin van de Universiteit Gent een ‘Meldcode Seksueel Geweld' uitgewerkt. Met deze Meldcode krijgen artsen informatie over hoe zij slachtoffers van seksueel geweld zo goed mogelijk kunnen bijstaan zonder hun deontologie uit het oog te verliezen.

Artsen kunnen een belangrijke bijdrage leveren in de strijd tegen seksueel geweld. Vaak nemen patiënten in zo'n situatie immers hun arts in vertrouwen. Of een arts vangt signalen van seksueel geweld op of stelt zij of hij tijdens een onderzoek tekenen ervan vast. In dergelijke situaties worstelen artsen met vragen zoals: Wat kan ik doen als ik seksueel geweld vermoed of vaststel? Welke zorg en advies kan ik het slachtoffer bieden? Wanneer rechtvaardigen signalen een ingrijpen van buitenaf? Hoe kan ik de band met het slachtoffer en haar of zijn familie zo veel mogelijk in stand houden en tegelijk hulp organiseren, en zo nodig toch tijdig ingrijpen om eenieders veiligheid te garanderen? Een concreet gevalideerd stappenplan of ‘meldcode' was dus nodig.

De Meldcode Seksueel Geweld heeft de vorm van een beslissingsboom. Stap voor stap wordt uitgelegd hoe een zorgverlener in gevallen van seksueel geweld op een zorgvuldige wijze kan handelen. Ook bij twijfel worden een aantal mogelijke stappen opgesomd. De Meldcode wil zo vooral een hulpmiddel zijn zodat meer zorgverleners slachtoffers helpen binnen de grenzen van hun deontologie en niet zwijgen uit vrees om deontologische regels te overtreden.

Michel Deneyer, ondervoorzitter van de Orde der Artsen : "Als hulpverlener is het onze taak mensen te beschermen, ook als personen zelf niet in staat zijn om hulp te vragen. De arts moet daarom zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid opnemen en met respect voor de medische deontologie bijdragen aan de strijd tegen seksueel geweld."

Liesbet Stevens, adjunct-directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen: "Slachtoffers van seksueel geweld zoeken vaak een luisterend oor bij hun arts. Daarom is de ondersteuning van artsen om op een correcte manier om te gaan met de vragen die in die context rijzen zo belangrijk. Het Instituut is dan ook erg blij dat de Orde der Artsen haar schouders heeft gezet onder de ontwikkeling van deze Meldcode: op die manier kon een goed evenwicht gevonden worden tussen de vragen en problemen die in de praktijk rijzen en de deontologie van artsen."

De meldcode zal ruim verspreid worden bij artsenkabinetten en ziekenhuizen. Daarnaast dient de meldcode ook best opgenomen te worden in de artsenopleiding.

Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen werd opgericht in december 2002 en is de onafhankelijke federale overheidsinstelling die instaat voor het waarborgen en bevorderen van de gelijkheid van vrouwen en mannen en de bestrijding van elke vorm van discriminatie en ongelijkheid op basis van geslacht. Het doet dit door het ontwikkelen en in praktijk brengen van een aangepast wettelijk kader en geschikte structuren, strategieën, instrumenten en acties.

Slachtoffers van discriminatie op grond van geslacht kunnen zich gratis en in alle vertrouwelijkheid laten informeren over hun rechten of een klacht indienen bij het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen via het gratis telefoonnummer 0800/12 800 of via zijn website http://igvm-iefh.belgium.be.

De Orde der artsen is een openbare instelling die beoogt in het belang van de patiënt, de volksgezondheid en het algemeen welzijn te waken over de handhaving van de morele integriteit van het beroep, de correcte invulling van de professionele autonomie van de artsen, de kwaliteit van de zorg op basis van de huidige wetenschappelijke kennis, het vertrouwen van de burger in de arts en de bijzondere vertrouwensrelatie van de arts met zijn patiënten.

Info : https://www.ordomedic.be.

Perscontact

Orde der artsen
Michel Deneyer
E-mail: michel.deneyer@ordomedic.be
Tel: +32 2 743 04 00
https://www.ordomedic.be

Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen
Daphné Rasschaert
E-mail: daphne.rasschaert@igvm.belgie.be
Tel: +32 2 233 43 92
http://igvm-iefh.belgium.be


Persoonlijke levenssfeer27/04/2019 Documentcode: a165001
Leidraad voor de artsen inzake de Algemene Verordening Gegevensbescherming

Leidraad voor de artsen inzake de Algemene Verordening Gegevensbescherming

Op 27 april 2016 heeft het Europees Parlement en de Europese Raad een nieuwe verordening inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens uitgebracht, de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna "AVG"), die in werking trad op 25 mei 2018.

Omdat de arts bij de uitoefening van zijn beroep gezondheidsgegevens en andere gevoelige informatie van zijn patiënten verwerkt, is het aangewezen dat hij deze wetgeving incorporeert in zijn dagelijkse praktijk en de ontwikkelingen hiervan nauw opvolgt.

Aangezien verscheidene deontologische principes(1) zeer nauw samenhangen met het respect op privacy van de patiënt, heeft de nationale raad van de Orde der artsen dit advies opgesteld en een mogelijkheid tot vraagstelling voorzien via het e-mailadres : privacy@ordomedic.be.

1. Algemeen

De AVG is een uitdieping van de bestaande regels omtrent privacy. De arts die reeds de bestaande privacyregelgeving respecteerde, zal weinig nieuwe regels moeten implementeren.

Algemene principes van de regelgeving die nauw samenhangen met het recht op privacy, bijvoorbeeld bepaalde rechten van de patiënt(2) en het beroepsgeheim, blijven bestaan zoals voorheen.

Een individuele arts of een groepspraktijk hoeft voor de implementatie van de nieuwe regelgeving geen buitensporige uitgaven te doen. De nationale raad wenst zijn leden te waarschuwen voor bedrijven die buitensporige kosten aanrekenen voor de toepassing van de AVG in hun praktijk.

De nieuwe regelgeving kent evenwel enkele nieuwe begrippen, zoals een "functionaris gegevensbescherming(3)" of een "register van de verwerkingsactiviteiten". Deze begrippen zullen hierna aan bod komen.

2. Aanwijzing van een functionaris voor gegevensbescherming

Een functionaris voor gegevensbescherming (hierna "DPO") informeert en adviseert de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker over hun verplichtingen uit hoofde van de AVG of andere gegevensbeschermingsbepalingen. Hij ziet toe op de naleving van de regelgeving en het beleid errond, zoals de toewijzing van verantwoordelijkheden, bewustmaking en opleiding van de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokken personen(4). Daarnaast werkt de DPO samen met de toezichthoudende autoriteit en treedt hij hiervoor op als contactpunt.(5)

Een individuele arts of een groepspraktijk hoeft geen DPO aan te wijzen. Slechts voor de verwerking van een groot aantal gezondheidsgegevens is de aanstelling verplicht. Dit is het geval bij ziekenhuizen of structuren waar minstens 250 werknemers aanwezig zijn.

3. Register van de verwerkingsactiviteiten

Elke arts moet een register van de verwerkingsactiviteiten bijhouden. Het is een bestand waarin de arts beschrijft welke persoonsgegevens hij verzamelt, hoe hij deze beveiligt, waarom hij deze verzamelt, waar hij deze bewaart, voor hoe lang hij deze bewaart en of hij deze doorstuurt.(6)

Het opmaken van dergelijk register is een proces waarbij de arts bewust gaat nadenken over hoe hij omgaat met persoonsgegevens van patiënten en/of personeel. Het is een aanzet tot een herstructurering van het datamanagement indien de arts vaststelt dat hij bijvoorbeeld bepaalde persoonsgegevens niet goed beveiligt of niet meer nodig heeft voor de uitoefening van zijn beroep van arts.

De nationale raad stelt binnenkort een voorbeeld ter beschikking van hoe een register van de verwerkingsactiviteiten er kan uitzien.

4. Andere personen dan de arts die toegang hebben tot de persoonsgegevens van de patiënt

De arts wijst de categorieën van personen aan die toegang hebben tot de persoonsgegevens van patiënten. Hierbij wordt hun hoedanigheid ten opzichte van de verwerking van de betrokken gegevens nauwkeurig omschreven en gedocumenteerd.(7) Dit wordt toegevoegd aan het register van de verwerkingsactiviteit.

De arts zorgt ervoor dat de aangewezen personen door een wettelijke of statutaire verplichting, of door een evenwaardige contractuele bepaling ertoe gehouden zijn het vertrouwelijk karakter van de betrokken gegevens in acht te nemen. Iedereen die toegang heeft tot de patiëntendossiers moet een vertrouwelijkheidsclausule hebben ondertekend in hun arbeids- of ander samenwerkingscontract.

Toegang betekent niet dat deze mensen ook effectief met de patiëntendossiers aan de slag gaan. Slechts de mogelijkheid om deze dossiers te consulteren is voldoende. De ondertekening van dit contract is een uitgelezen moment om deze medewerkers te informeren over de rechten en plichten bij het werken met persoonsgegevens.

5. Te nemen maatregelen (algemeen)

Voor de uitoefening van zijn beroep, verzamelt de arts gegevens over de gezondheid van zijn patiënten. Het betreft een bijzondere categorie van persoonsgegevens.(8) Gezondheidsgegevens zijn persoonsgegevens die verband houden met de fysieke of mentale gezondheid van een natuurlijke persoon, waaronder ook wordt verstaan gegevens over verleende gezondheidsdiensten waarmee informatie over zijn gezondheidstoestand wordt gegeven.(9)

De arts neemt alle nodige maatregelen om het recht op privacy van de patiënt te respecteren, de gevoelige data optimaal te beveiligen en een "gegevenslek" te voorkomen.

6. Doorgifte van persoonsgegevens

Er zijn heel wat situaties denkbaar waarbij de arts de gezondheidsgegevens van zijn patiënten doorgeeft. Ofwel worden de persoonsgegevens doorgegeven aan de patiënt zelf(10), ofwel worden deze doorgegeven aan derden(11).

Bij een doorgifte van gezondheidsgegevens moet de arts zich steeds afvragen of hij de gegevens mag doorsturen naar een derde ontvanger. Het beroepsgeheim laat niet toe dat de arts medische gegevens van zijn patiënten aan derden verstrekt. De arts kan derhalve slechts gezondheidsgegevens doorgeven indien hiervoor een wettelijke basis bestaat.

Bij een doorgifte van gezondheidsgegevens aan derden, op vraag van de patiënt, dient de arts zich de vraag te stellen of de patiënt uit hoofde van zijn zelfbeschikkingsrecht niet zelf het beste is geplaatst om te bepalen met wie en welke informatie hij wenst te delen.

De doorgifte van gezondheidsgegevens zelf moet op een veilige manier gebeuren en vraagt extra veiligheidsmaatregelen. Gezondheidsgegevens mogen enkel digitaal worden doorgestuurd via systemen met een multi-factor authenticatie. De arts mag bijgevolg geen medische gegevens via onbeveiligde e-mail versturen, zelfs niet indien de patiënt hiervoor de toestemming geeft.

De arts dient beveiligde informatienetwerktoepassingen te gebruiken, met een beschermingsniveau volgens de huidig geldende regels.

7. Software

De arts die gebruik maakt van software of nieuwe software aankoopt voor het management van zijn praktijk of de beveiliging van persoonsgegevens, moet steeds navraag doen bij de leverancier over de privacy settings. De leverancier van de software moet de AVG respecteren en hierover transparant communiceren met de arts. De arts blijft evenwel medeverantwoordelijk mocht de software niet voldoen aan de wettelijke voorwaarden.

Bij het inschakelen van derden bij de verwerking van persoonsgegevens onder de verantwoordelijkheid van de arts, moet de samenwerking, de beveiliging en het verloop van de verwerking contractueel vastgelegd worden in een verwerkingsovereenkomst. Veel bedrijven hebben hier reeds modellen voor en pasten hun algemene voorwaarden aan. Het is aangewezen om na te gaan of deze bepalingen afdoende zijn.

8. Bewustmaking van de nieuwe regelgeving

De arts maakt de medewerkers in zijn praktijk bewust van de veiligheidsmaatregelen die de patiëntengegevens beschermen en bepaalt welke personen tot welke gegevens toegang hebben.

Indien er een onbevoegde persoon toegang kreeg tot gezondheidsgegevens van patiënten of andere gevoelige informatie die de arts in de context van zijn activiteit bijhoudt, is er sprake van een "gegevenslek"(12).

Gegevenslekken moeten geregistreerd worden en, afhankelijk van de ernst, binnen de 72 uren gemeld worden aan de gegevensbeschermingsautoriteit en de betrokkenen.(13)

9. Toekomst

Verschillende overheden, instellingen en andere betrokken actoren bij het verwerken van gezondheidsgegevens beraden zich over deze nieuwe Europese regelgeving. In de toekomst zullen Europese richtlijnen preciseren hoe actoren binnen de gezondheidszorg moeten omgaan met patiëntengegevens.



(1) Het gaat voornamelijk om hoofdstuk 2, "Respect" van de Code voor Medische Deontologie

(2) Artikel 9 en 10 van de Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt (recht op een veilig bewaard patiëntendossier, recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer)

(3) De veelgebruikte Engelse benaming is "Data Protection Officer" of "DPO"

(4) Bijvoorbeeld het secretariaat, het verplegend personeel die de arts bijstaat

(5) Artikel 39 Algemene Verordening Gegevensbescherming

(6) Artikel 30 Algemene Verordening Gegevensbescherming

(7) Wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens

(8) Artikel 9 Algemene Verordening Gegevensbescherming

(9) Artikel 4, 15 Algemene Verordening Gegevensbescherming

(10) Bijvoorbeeld de resultaten van een onderzoek of bij de uitoefening van het recht op inzage in het patiëntendossier

(11) Bijvoorbeeld aan collega-artsen die de patiënt behandelen in het kader van gedeeld beroepsgeheim, aan het RIZIV op basis van bijzondere wetgeving, etc.

(12) Bijvoorbeeld inbraak, hacking, gezondheidsgegevens die worden verstuurd aan de verkeerde persoon, etc.

(13) Artikel 33 Algemene Verordening Gegevensbescherming

Arts (Adviserend-)27/04/2019 Documentcode: a165003
Rol van medewerkers van de adviserend arts van de verzekeringsinstelling bij de controle van de arbeidsongeschiktheid

De nationale raad heeft op 27 april 2019 de rol van medewerkers van de adviserend arts van de verzekeringsinstelling bij de controle van de arbeidsongeschiktheid besproken.

1°/ De adviserend arts van de verzekeringsinstelling is beëdigd. Hij beschikt over de beslissingsbevoegdheid, heeft een statuut dat zijn beroepsonafhankelijkheid waarborgt(1) en is onderworpen aan een accrediteringsstelsel(2).

Het evalueren van de arbeidsongeschiktheid behoort tot zijn wettelijke opdrachten(3). Het is een medische beslissing die de arts in volledige onafhankelijkheid neemt(4), in omstandigheden die de vertrouwelijkheid van de medische gegevens waarborgen, zowel bij de verwerking ervan, als bij het vertrouwelijk contact tussen de sociaal verzekerde en de adviserend arts(5).

De adviserend arts kan zich laten leiden door beoordelingscriteria, maar hij moet zijn volle beroepsvrijheid en -onafhankelijkheid behouden.

Bij het evalueren van de arbeidsongeschiktheid is de eerbiediging van de waardigheid van de patiënt van fundamenteel belang voor de vertrouwensrelatie tussen de adviserend arts en de patiënt. De adviserend arts gaat empathisch, attent en respectvol om met elke patiënt en communiceert duidelijk en correct met de patiënt (artikelen 16 en 19 van de code van medische deontologie 2018).

2°/ Wanneer de rechthebbende opgeroepen wordt voor een medisch onderzoek in het kader van de controle van de arbeidsongeschiktheid voert de adviserend arts dit zelf uit.

De medewerker van de adviserend arts, die geen arts is, mag de raadpleging voorbereiden door socioprofessionele, medische en administratieve inlichtingen in te zamelen(6), maar dit enkel op basis van een uitdrukkelijke opdracht van de adviserend arts, in het bijzonder wanneer het gaat om medische elementen. De medewerker die geen arts is, mag geen prestaties verrichten die onder de geneeskunde vallen, met voorbehoud van de medische handelingen die opgedragen kunnen worden in overeenstemming met de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.

De adviserend arts mag in geen geval de uitvoering van het medisch onderzoek volledig aan anderen overlaten of zijn medewerkers niet-artsen betrekken bij het nemen van zijn beslissing.

De adviserend arts mag de rechthebbende van de zorgverzekering de onderzoeken doen ondergaan die hij nodig acht voor de uitvoering van zijn opdracht. In principe raadpleegt hij vooraf de behandelend arts, die in elk geval een kopie van de uitslagen van de onderzoeken ontvangt(7).

3°/ De persoonsgegevens betreffende de gezondheid verzameld door de adviserend arts in het kader van de evaluatie van de arbeidsongeschiktheid worden verwerkt onder zijn verantwoordelijkheid en die van de arts-directeur van de verzekeringsinstelling met inachtneming van het beroepsgeheim en van de bepalingen inzake de persoonlijke levenssfeer.

Ze mogen slechts ingezien worden door medewerkers niet-artsen, onder hun toezicht, op voorwaarde dat deze laatste gebonden zijn door het beroepsgeheim en dat deze inzage onontbeerlijk is en beperkt tot de gegevens noodzakelijk voor het uitvoeren van hun opdracht.

4°/ De rechthebbende van de zorgverzekering dient steeds op de hoogte gebracht te worden van het statuut en de rol van de persoon die zich tot hem richt in het kader van de evaluatieprocedure van de arbeidsongeschiktheid.

***

Tot besluit is de adviserend arts verantwoordelijk voor de evaluatie. Hij waakt erover dat zijn medewerkers geen commentaar of beoordeling geven bij het verzamelen van documenten en informatie.

Bij de oproeping voor een medisch onderzoek moet worden bepaald of de verzekerde naast de adviserend arts ook een medewerker van deze laatste zal ontmoeten. De rol en de beroepstitel van deze medewerker moeten bij het begin van de ontmoeting meegedeeld worden.

De medewerker niet-arts mag zijn bevoegdheid niet te buiten gaan.

Wanneer de verzekerde opgeroepen wordt voor een medisch onderzoek is het de plicht van de adviserend arts persoonlijk contact met hem hebben. De verzekerde kan niet weggestuurd worden zonder de adviserend arts ontmoet te hebben.

Met dit advies vervolledigt de nationale raad zijn advies van 15 november 2014 betreffende de taken toevertrouwd aan niet-artsen door de adviserend arts van een ziekenfonds (a147016).



(1) Artikels 30 en volgende van het koninklijk besluit nr. 35 houdende het statuut en het barema van de adviserend geneesheren die tot taak hebben bij de verzekeringsinstellingen in te staan voor de geneeskundige controle op de primaire arbeidsongeschiktheid en op de gezondheidszorgverstrekkingen overeenkomstig de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

(2) Koninklijk besluit van 11 juni 2011 tot uitvoering van artikel 154, zesde lid van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

(3) Artikel 153, § 1, 3), van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen

(4) Artikel 19 van het voornoemde koninklijk besluit nr. 35

(5) Artikel 25 van het voornoemde koninklijk besluit nr. 35

(6) Artikel 16 van de Richtlijnen aan de adviserend geneesheren over de organisatie van de controle en evaluatie van de arbeidsongeschiktheid, Informatieblad 2015/3, 5e deel, Richtlijnen van het RIZIV, p. 36

(7) Artikel 28 van het voornoemde koninklijk besluit nr. 35

Beroepsgeheim27/04/2019 Documentcode: a165005
Persoonlijke notities in het patientendossier

Op 27 april 2019 heeft de nationale raad van de Orde der artsen een advies uitgebracht over de persoonlijke notities (aantekeningen).

1°/ De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt geeft geen definitie van de persoonlijke notities.

De voorbereidende werkzaamheden voor deze wet stellen dat het gaat om de aantekeningen die door de beroepsbeoefenaar afzonderlijk werden opgeborgen, die voor anderen, zelfs voor medebetrokkenen van de zorgverleningsequipe, nooit toegankelijk zijn en die nodig zijn voor het persoonlijk gebruik van de zorgverlener(1).

Hoewel deze persoonlijke notities deel uitmaken van het patiëntendossier(2), kan de patiënt deze niet inzien of er afschrift van krijgen, zelfs al is hij zelf een beroepsbeoefenaar. (3)

Indien de patiënt echter zijn recht op inzage en afschrift van zijn dossier uitoefent door tussenkomst van een vertrouwenspersoon die zelf een beroepsbeoefenaar is, heeft deze wel toegang tot de persoonlijke notities van de arts(4).

2°/ Het concept "persoonlijke notities" mag niet worden misbruikt om gegevens op te bergen waarvan de patiënt uitdrukkelijk verzoekt deze niet door te geven aan andere gezondheidswerkers.

Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor zijn vertrouwelijke mededelingen over aspecten die in het bijzonder te maken hebben met zijn intimiteit.

In de gegevens die hij zelf toevertrouwde, heeft de patiënt inzage. Dit zijn dus geen persoonlijke notities.

3°/ De persoonlijke notities mogen ook niet verward worden met de gegevens betreffende de gezondheid van de patiënt die hem, uitzonderlijk, niet meegedeeld worden in geval van klaarblijkelijk risico op ernstig nadeel voor zijn gezondheid (therapeutische uitzondering)(5).

De toepassing van de therapeutische uitzondering vereist namelijk dwingend dat de arts hierover een andere beroepsbeoefenaar heeft geraadpleegd en de eventuele vertrouwenspersoon van de patiënt ervan op de hoogte brengt.

4°/ Meer dan vijftien jaar na de inwerkingtreding van de wet betreffende de rechten van de patiënt blijven er vragen bestaan over de informatie die kan bestempeld worden als persoonlijke notities in de betekenis van de wet betreffende de rechten van de patiënt.

Het is niet aan de nationale raad om een exhaustieve definitie te formuleren maar wel om aanbevelingen te doen voor een goede handelwijze, rekening houdend met de evoluties sinds 2002 op wetgevend vlak(6), in de medische praktijkvoering (multidisciplinaire aanpak) en in het domein van de informatie- en communicatietechnologieën (software van elektronisch medisch dossier bevat niet altijd een venster bestemd voor de persoonlijke notities).

De nationale raad is van mening dat de gegevens betreffende de fysieke of psychische gezondheid van de patiënt en de gegevens waarop de arts de zorg die hij aan de patiënt verstrekt baseert (onderzoek van de gezondheidstoestand, uitwerken en opvolgen van de diagnose en de behandeling, preventie) niet betiteld kunnen worden als persoonlijke notities. Behalve in het geval van therapeutische uitzondering is het niet denkbaar dat dergelijke gegevens niet toegankelijk zijn voor de patiënt.

Een informatie nuttig voor de continuïteit van de zorg of voor de behandeling van de patiënt door een andere gezondheidszorgbeoefenaar is ook geen persoonlijke notitie. Hetzelfde geldt voor een informatie betreffende de gezondheid van de patiënt verkregen van een andere gezondheidszorgbeoefenaar.

Het opmaken van het medisch dossier, waarvan de persoonlijke notities deel uitmaken, moet gekenmerkt worden door nauwkeurigheid en de waardigheid van de patiënt eerbiedigen. De nationale raad bepleit dan ook dat de arts subjectieve overwegingen met betrekking tot de patiënt die niets te maken hebben met de anamnese of de behandeling achterwege laat.

Tot slot deelt hij de vaststelling van de Federale Commissie "Rechten van de patiënt" dat gezien de evolutie van monodisciplinaire praktijkvoering naar multidisciplinaire samenwerking de vraag gesteld wordt of het begrip persoonlijke notities, zoals het vandaag in de memorie van toelichting, beschreven staat nog voldoende actueel is(7).



(1) Parl. St., Kamer, 50-1642/001, p. 33

(2) Advies van 21 november 2017 van de Federale Commissie "Rechten van de patiënt", Het patiëntendossier, p. 6

(3) Advies van 11 februari 2011 van de Federale Commissie "Rechten van de patiënt", Toegang zorgverlener tot zijn patiëntendossier, p. 3

(4) Artikel 9, §2 en §3, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt

(5) Artikel 7, §4, en artikel 9, §2, lid 5 en §3

(6) Wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens en wetsontwerp inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg

(7) Advies van 21 november 2017 van de Federale Commissie "Rechten van de patiënt", Het patiëntendossier, p. 5

Toxicomanie27/04/2019 Documentcode: a165006
Toxicomanie - Deontologische plicht arts sociaal inspecteur DGEC - RIZIV

Mag een arts-inspecteur van de dienst geneeskundige evaluatie en controle een voorschrijvende arts meedelen dat ook andere artsen zijn patiënt verdovende middelen voorschrijven, in de hypothese dat de patiënt heeft ingetekend in een ontwenningstraject?

1. De wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen laat niet toe dat de arts-inspecteur voorschrijvende artsen op de hoogte brengt over medische shopping door een patiënt. De arts-inspecteur heeft niet de wettelijke bevoegdheid om te communiceren over persoonsgegevens van patiënten.(1)

De jurisprudentie laat evenwel toe dat deontologische gedragsregels worden toegevoegd aan de wetgeving als leidraad voor de artsen bij de uitoefening van hun beroep.

Dit advies beantwoordt de vraag enkel op basis van de principes van de medische deontologie en het medisch beroepsgeheim.

2. De arts-inspecteur is onderworpen aan het medisch beroepsgeheim. Alle medische gegevens waarvan hij kennisneemt in de uitvoering van zijn opdracht, moet hij geheimhouden.

De arts-inspecteur is zich ook bewust van zijn verantwoordelijkheid wanneer hij kennis heeft van misbruik bij het voorschrijven van geneesmiddelen die tot afhankelijkheid kunnen leiden.(2)

De arts-inspecteur heeft de deontologische plicht een patiënt te helpen in zijn ontwenningstraject en in te grijpen wanneer het gevaar bestaat dat de gezondheid van de patiënt of derden ernstige schade kan lijden.

De arts-inspecteur moet deze belangen tegenover elkaar afwegen en geval per geval beoordelen welk belang doorweegt.

3. De arts-inspecteur die van oordeel is dat een communicatie met de voorschrijvende arts absoluut noodzakelijk is voor het afwenden van een onmiddellijk dreigend gevaar voor de integriteit van de patiënt of een derde, kan de voorschrijvende arts op de hoogte brengen en de persoonsgegevens van de patiënt meedelen.



(1) De opdrachten van de artsen-inspecteurs worden omschreven in de artikelen 37quater, 64, 141, 146, 146bis, 147, 148, 149, 150, 151, 152, 153 van de Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994.

(2) Dit kan afgeleid worden uit artikel 21 van de Code voor Medische Deontologie.

Beroepsgeheim17/11/2018 Documentcode: a163004
Vrije keuze van de beroepsbeoefenaar en instemming met de behandeling door geïnterneerde personen met een geestesstoornis

De nationale raad van de Orde der artsen onderzocht de eerbiediging van de vrije keuze van de beroepsbeoefenaar en de instemming met de behandeling door personen met een geestesstoornis die geïnterneerd worden.

Advies van de nationale raad :

In zijn vergadering van 17 november 2018 onderzocht de nationale raad van de Orde der artsen de eerbiediging van de vrije artsenkeuze en van de behandelingsinstemming van geïnterneerden(1) in gevangenschap.

Personen met een geestesstoornis die geïnterneerd worden, zijn geen homogene populatie: zij hebben een zeer diverse psychiatrische pathologie en een zeer gevarieerde graad van potentieel gevaar. Zij verblijven bovendien in plaatsen met diverse juridische stelsels (onder toezicht in de gemeenschap, reguliere psychiatrische zorgvoorziening, erkende gerechtelijk-geneeskundige eenheid van psychiatrische centra of.

Voor geïnterneerden die in een erkend hoog beveiligd forensisch psychiatrisch centrum (FPC) verblijven, heeft de nationale raad volgende bedenkingen:

1° De kamer ter bescherming van de maatschappij bepaalt soeverein de plaats waar de geïnterneerde opgenomen en behandeld wordt. Wanneer zijn gezondheidstoestand een behandeling in een algemeen ziekenhuis vergt, is de keuzevrijheid beperkt tot de ziekenhuizen waarmee het FPC een akkoord heeft afgesloten.

De geïnterneerde kan een beroep doen op de zorgverleners van de instelling waar hij verblijft. Hij kan eveneens het advies inwinnen van een externe arts indien hij de erelonen zelf betaalt.

Dergelijke beperkingen aan de vrije artsen- en instellingskeuze zijn inherent aan de vrijheidsberoving en gelden niet alleen voor geïnterneerden.

2° De kamer ter bescherming van de maatschappij spreekt zich niet uit over de inhoud van de behandeling.

De toestemming van de geïnterneerde met de behandeling is een wettelijke en ethische vereiste. Indien de geïnterneerde niet in staat is zijn rechten zelf te laten gelden, is de regeling van de vertegenwoordiging van de patiënt, die vastgelegd is in artikel 14 van de Patiëntenrechtenwet, van toepassing. In dit geval wordt de geïnterneerde betrokken bij de uitoefening van zijn rechten voor zover zijn onderscheidingsvermogen dit toelaat.

In de praktijk gaat het vaak over een ‘genegotieerde toestemming'. De geïnterneerde is niet altijd vragende partij om zorg in de forensische praktijk. De dialoog tussen hem en de zorgverlener vereist vertrouwen, empathisch begrijpen en emotionele ondersteuning met het oog op een maximale patiëntparticipatie voor een gedeelde besluitvorming die nodig is voor het therapeutisch proces. De uitslag van deze ‘negotiatie' wordt vermeld in een behandelplan of behandelovereenkomst waarin de rechten en plichten van de zorgverlener en van de zorgontvanger beschreven worden.

Er bestaat een continuüm van mogelijke drukkingsmaatregelen om de toestemming van de geïnterneerde met de behandeling te beïnvloeden: overtuiging, drang en dwang.

‘Overtuiging', dat het meest gebruikt wordt, doet een beroep op de rede.

‘Psychologische drang' gaat uit van de innerlijke neiging van het individu en werkt met voorwaardelijke voorstellen: (Voorbeeld: wanneer een verslaafde persoon instemt met controles op zijn druggebruik, komt hij in aanmerking voor een uitgangsvergunning. De verslaafde gaat uitdrukkelijk akkoord met de onderhandelde behandelmaatregelen, maar zou deze na enige tijd kunnen ervaren als ‘opgelegd' en zou hierover kunnen klagen bij een ombudsman.)

Dwang' berust op macht.

Zowel drang als dwang zetten de geïnterneerde onder druk om de behandeling te blijven aanvaarden. De vraag blijft controversieel of de geïnterneerde in dergelijke situaties wel ‘vrij' genoeg is om een geldige toestemming te geven.

3°/ De betrokken persoon heeft het recht om de voorgestelde behandeling te weigeren; de arts eerbiedigt deze weigering. Dit heeft echter niet tot gevolg dat de geïnterneerde niet langer recht heeft op kwalitatieve zorg.

Het uitvoeren van een behandeling waarmee niet ingestemd werd, is onaanvaardbaar indien de geïnterneerde in staat is de informatie over de behandeling te begrijpen en ermee in te stemmen.

Voor psychotische geïnterneerden verwijst de nationale raad naar zijn adviezen van 12 mei 2007(2) en 14 september 2013(3). Deze adviezen, die bijgevoegd zijn, behandelen het probleem van de dwangbehandeling van gedetineerden. Ze beklemtonen dat een psychotische gedetineerde die terug wilsbekwaam is dankzij de medicatie, niet gedwongen kan worden om deze medicatie verder te nemen, al blijkt uit zijn ziektegeschiedenis dat hij terug psychotisch en wilsonbekwaam zou kunnen worden.

De medicamenteuze behandeling moet noodzakelijk en aangepast zijn. Het voorschrijven moet omzichtig gebeuren, met inachtneming van de medicamenteuze risico's, zeker wanneer de antecedenten van de geïnterneerde niet gekend zijn.

De medicatie moet altijd een voordeel hebben voor de geïnterneerde en aansluiten bij de algemeen aanvaarde wetenschappelijke kennis ter zake. Tot slot is een aandachtige medische opvolging van de geïnterneerde vereist.

De veiligheidsmaatregelen (afdelingsarrest, opsluiting in eigen kamer, afzondering en andere) moeten vastgelegd zijn in het huishoudelijk reglement, geregistreerd worden in het dossier van de geïnterneerde en gecontroleerd worden door de overheid.

4°/ De geïnterneerde heeft recht op gezondheidszorg die gelijkwaardig is met de gezondheidszorg in de vrije samenleving (art. 88 van de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden). De Patiëntenrechtenwet is van toepassing bij internering.

De gebrekkige gezondheidszorg in gevangenissen wordt sedert lang aangeklaagd.

Het gebrek aan medisch personeel, het gebrekkige psychiatrische zorgaanbod, het verlies van de voordelen van de sociale zekerheid, de afhankelijkheid van het veiligheidspersoneel voor een consult dat het medisch geheim eerbiedigt, de toegangsproblemen voor een externe arts tot de instelling door de veiligheids-en organisatievereisten en het gebrek aan geschikte lokalen zijn allemaal belemmeringen voor een kwaliteitsvolle zorgverstrekking.

De evolutie waarbij de verantwoordelijkheid voor de gezondheidszorg in de gevangenis toegekend wordt aan de minister die bevoegd is voor de Volksgezondheid (momenteel ligt de verantwoordelijkheid bij de minister van Justitie), getuigt van werkelijke bereidheid om de toegang en de kwaliteit van de gezondheidszorg voor de geïnterneerden en de gedetineerden te verbeteren.

De internering is een veiligheidsmaatregel die tot doel heeft de gemeenschap te beschermen en de geïnterneerde de vereiste zorg te verstrekken met het oog op zijn re-integratie in de maatschappij.

Het onthouden van zorg bij een geïnterneerde bemoeilijkt eveneens zijn re-integratie.

5°/ In verband met de opportuniteit van een bijzondere wettelijke regeling voor de rechten van de geïnterneerden in de forensische psychiatrie, bepaalt artikel 167 van de Basiswet van 12 januari 2005 dat, behoudens andersluidende bepalingen, de bepalingen van deze wet van toepassing zijn op de geïnterneerden.

Deze basiswet bevat in titel 5 een hoofdstuk VII over de gezondheidszorg, dat voorzag in een beperking van sommige rechten van de patiënt als gedetineerde. De wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken heeft dit hoofdstuk VII hervormd, waarbij het beginsel van de gelijkwaardigheid van de zorg bij gedetineerden met de zorg in de vrije samenleving op de voorgrond geplaatst wordt.

De nationale raad vindt het niet opportuun afstand te nemen van dit beginsel.

Bijlagen


(1) In de betekenis van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering

(2) Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 117, pag. 5

(3) Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 143

Persoonlijke levenssfeer07/07/2018 Documentcode: a162004
Inzage door een ziekenhuisarts in de persoonsgegevens betreffende zijn gezondheid in zijn patiëntendossier.

De nationale raad van de Orde der artsen heeft een vraag onderzocht aangaande de inzage door een ziekenhuisarts in de persoonsgegevens betreffende zijn gezondheid in zijn patiëntendossier.

Advies van de nationale raad :

De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 7 juli 2018 uw vraag aangaande de inzage door een ziekenhuisarts in de persoonsgegevens betreffende zijn gezondheid in zijn patiëntendossier besproken.

1°/ Op basis van de wetsbepalingen aangaande de inzage in de persoonsgegevens betreffende de gezondheid speelt het geen rol of een patiënt zelf een gezondheidszorgberoepsbeoefenaar is die werkzaam is binnen het ziekenhuis: de regels voor de inzage door de patiënt in zijn patiëntendossier zijn dezelfde voor alle patiënten.

De federale commissie "Patiëntenrechten" bracht op 11 februari 2011 een initiatiefadvies uit over de inzage door een zorgverlener in zijn eigen patiëntendossier, waarin dit herinnerd wordt.

De patiënt die zijn dossier wenst in te kijken, dient hierom voorafgaandelijk te verzoeken, ongeacht of het een papieren dan wel elektronisch dossier betreft.

2°/ Indien de zorgverlener die instaat voor de behandeling van de patiënt, zich ervan vergewist dat er geen sprake is van een therapeutische uitzondering en dat de nodige maatregelen genomen werden om de inzage in eventuele persoonlijke aantekeningen en gegevens betreffende derden te vermijden, dient hij een directe elektronische inzage in het patiëntendossier toe te staan.

De nationale raad verwijst naar zijn advies van 19 september 2015 betreffende de rechtstreekse inzage door de patiënt in zijn elektronisch medisch dossier (Tijdschrift van de Nationale Raad, nr. 150).

3°/ De bepalingen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming die sinds 25 mei 2018 in werking is getreden, doen geen afbreuk aan de hierboven uiteengezette principes.

Hoofdarts07/07/2018 Documentcode: a162003
Inzage door de arts-diensthoofd in de medische dossiers van de in zijn ziekenhuisdienst behandelde patiënten

De nationale raad van de Orde der artsen heeft de inzage in de medische dossiers van de patiënten behandeld in de ziekenhuisdienst waarvoor hij verantwoordelijk is, door de arts-diensthoofd onderzocht.

Advies van de nationale raad :

In zijn vergadering van 7 juli 2018 heeft de nationale raad van de Orde der artsen de vraag besproken of de arts-diensthoofd van een ziekenhuisdienst de medische dossiers mag inzien van de patiënten die in zijn dienst worden behandeld.

1°/ De inzage in de medische dossiers door de arts-diensthoofd, in deze hoedanigheid, is rechtmatig indien ze nodig is voor de uitoefening van zijn wettelijke verplichtingen en bevoegdheden zoals ze vastgelegd zijn door de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen en de uitvoeringsbesluiten ervan. De finaliteits- en proportionaliteitsbeginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens zijn van toepassing(1).

2°/De arts-diensthoofd is verantwoordelijk voor de goede gang van zaken in zijn dienst. Hij staat in voor de organisatie en de coördinatie van de medische activiteit in zijn dienst overeenkomstig het medisch reglement(2).

De beoordeling van de praktijkuitoefening van de medewerkers van de arts-diensthoofd valt niet onder deze bevoegdheid; de gerichte medische audit valt immers onder de bevoegdheid van de hoofdarts van het ziekenhuis(3).

3°/ Voor de samenwerking met de hoofdarts van het ziekenhuis bij de uitvoering van de wettelijke opdrachten van deze laatste, kan de inzage in de medische dossiers door de arts-diensthoofd gerechtvaardigd zijn op last en onder toezicht van de hoofdarts.

4°/ Vanuit een deontologisch oogpunt, herinnert de nationale raad aan zijn voorgaande adviezen en aanbevelingen:

- advies van de nationale raad van 17 september 2016, "Evaluatie van de goede werking inzake risicobeheer en veiligheid van de patiënten", Tijdschrift van de nationale raad, nr. 154;

- advies van de nationale raad van 30 mei 2009, "Inzage van het medisch dossier door de hoofdarts van het ziekenhuis", Tijdschrift van de nationale raad, nr. 126;

- aanbevelingen van de commissie ‘Ziekenhuisgeneeskunde' van de nationale raad, "Taken van de hoofdarts - deontologische en juridische richtlijnen", Tijdschrift van de nationale raad nr. 120, p. 11 (gewijzigd door het advies van 17 september 2016).



(1) Artt. 4 en 7 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens en artikel 10 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt.

(2) Artikel 12 van het koninklijk besluit van 15 december 1987 houdende uitvoering van de artikels 13 tot en met 17 van de wet op de ziekenhuizen.

(3) Artikel 6/1 van het voornoemde koninklijk besluit van 15 december 1987 gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 april 2014.