keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Vorige pagina

51

pagina

Beroepsgeheim01/01/1976 Documentcode: a025008
Ontwerp van de Minister van Volksgezondheid inzake de fusie van diensten 900 (medische spoedgevallen), 901 (brandweer) en 906 (politie of rijkswacht) en het medisch beroepsgeheim

Fusieprojekt van de oproepnummers 900 - 901 - 906, uitgewerkt door het Ministerie van Volksgezondheid.

Advies van de Nationale Raad:

De Nationale Raad hecht het allergrootste belang aan de eerbiediging van het beroepsgeheim door de aangestelden van de Dienst 900 die daartoe, als medewerkers van een medische dienst, krachtens artikel 458 van het Strafwetboek, zijn gehouden.

Dit is trouwens een vereiste indien men wenst dat de artsen en het publiek in vertrouwen beroep kunnen doen op een door de gemeenschap opgerichte dienst met als doel dringende hulp te bieden bij akute ziekten en aan slachtoffers van verkeersongevallen.

De Nationale Raad stelt vast dat het grootste gedeelte van de oproepen bij de Dienst 900 oproepen betreffen voor thuisverblijvende zieken, terwijl die dienst in feite werd opgericht met het oog op de ongevallen en ziekten op de openbare weg of in openbare plaatsen.

De Nationale Raad meent dat het personeel van de Dienst 900 een absolute zwijgplicht moet eerbiedigen wanneer het oproepen van thuisverblijvende zieken betreft.

In verband met de oproepen betreffende ongevallen of ziekten op de openbare weg of in openbare plaatsen, aanvaardt de Nationale Raad dat de gebeurtenis, in se, geen geheim karakter heeft, maar meent dat de omstandigheden daarentegen alsmede de verklaringen en vertrouwelijke mededelingen aan het personeel van de Dienst 900 onder het beroepsgeheim vallen.

De Nationale Raad wenst ter zake te onderstrepen dat artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering, dat een bepaling inhoudt van algemene aard en waaraan geen sanktie is verbonden, geenszins prevaleert op artikel 458 van het Strafwetboek, dat een bijzondere bepaling bevat met daaraan verbonden strafsankties.

In de mate waarin door de fusie van de diensten 900, 901 en 906, de eerbiediging van het beroepsgeheim wordt bemoeilijkt, wat terecht kan worden gevreesd, ziet de Nationale Raad zich verplicht inzake dit fusieprojekt een negatief advies te verlenen.

De Nationale Raad wenst tenslotte dat er een betere samenwerking zou tot stand komen tussen de Dienst 900 en de medische wachtdiensten die in ons land worden georganiseerd en die als eerste, de oproepen van thuisverblijvende zieken zouden moeten ontvangen.

Beroepsgeheim01/01/1976 Documentcode: a025014
Medische beroepsgeheim en verzoek om inlichtingen vanwege het Parket aan een ziekenhuis aangaande het overlijden van een patiënt

Een arts, werkzaam in een ziekenhuis, ontving van de Procureur des Konings volgend verzoek: omstandig doktersattest met vermelding van de doodsoorzaak van de patiënt, alsmede de datum van het overlijden en de vermelding of de dood te wijten is aan het ongeval.

De betrokken provinciale raad vraagt de Nationale Raad of:

  1. de gevraagde gegevens onder het beroepsgeheim vallen;
  2. een rechtszaak, steunend op gegevens afkomstig van de behandelende geneesheer, ongeldig is;
  3. de provinciale raad stappen mag aanwenden bij het Parket om moeilijkheden te voorkomen ?
  1. Op de eerste vraag, met name of de door de Procureur des Konings gevraagde gegevens onder het beroepsgeheim vallen, antwoordt de provinciale raad bevestigend.

    De Nationale Raad van zijn kant is van oordeel dat niet alle door de Procureur des Konings gevraagde gegevens onder het beroepsgeheim vallen.

    Overeenkomstig artikel 132 van de Code van Geneeskundige Plichtenleer is de arts gemachtigd te verklaren of het een natuurlijke of een gewelddadige dood betreft.

  2. Op de tweede vraag, met name of het juist is dat een rechtszaak, steunend op gegevens vernomen bij de behandelende geneesheer ongeldig is, antwoordt de provinciale raad dat hij terzake niet bevoegd is.

    De Nationale Raad is van oordeel dat het antwoord op die vraag vervat is in artikel 458 van het Strafwetboek en het geheel van juridische beginselen dat ermee is verbonden. Het is inderdaad juist dat een gegeven dat werd verkregen door schending van het beroepsgeheim niet als basis kan dienen voor een gerechtelijke beslissing.

  3. Op de derde vraag, met name of de provinciale raad stappen kan aanwenden bij het Parket om moeilijkheden te voorkomen, meent de provinciale raad dat dit inderdaad kan gebeuren.

    De Nationale Raad ziet hiertegen geen bezwaar.

Beroepsgeheim03/01/0001
Persoonlijke notities (aantekeningen) in het patiëntendossier

Op 27 april 2019 heeft de nationale raad van de Orde der artsen een advies uitgebracht over de persoonlijke notities (aantekeningen).

1°/ De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt geeft geen definitie van de persoonlijke notities.

De voorbereidende werkzaamheden voor deze wet stellen dat het gaat om de aantekeningen die door de beroepsbeoefenaar afzonderlijk werden opgeborgen, die voor anderen, zelfs voor medebetrokkenen van de zorgverleningsequipe, nooit toegankelijk zijn en die nodig zijn voor het persoonlijk gebruik van de zorgverlener(1).

Hoewel deze persoonlijke notities deel uitmaken van het patiëntendossier(2), kan de patiënt deze niet inzien of er afschrift van krijgen, zelfs al is hij zelf een beroepsbeoefenaar. (3)

Indien de patiënt echter zijn recht op inzage en afschrift van zijn dossier uitoefent door tussenkomst van een vertrouwenspersoon die zelf een beroepsbeoefenaar is, heeft deze wel toegang tot de persoonlijke notities van de arts(4).

2°/ Het concept "persoonlijke notities" mag niet worden misbruikt om gegevens op te bergen waarvan de patiënt uitdrukkelijk verzoekt deze niet door te geven aan andere gezondheidswerkers.

Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor zijn vertrouwelijke mededelingen over aspecten die in het bijzonder te maken hebben met zijn intimiteit.

In de gegevens die hij zelf toevertrouwde, heeft de patiënt inzage. Dit zijn dus geen persoonlijke notities.

3°/ De persoonlijke notities mogen ook niet verward worden met de gegevens betreffende de gezondheid van de patiënt die hem, uitzonderlijk, niet meegedeeld worden in geval van klaarblijkelijk risico op ernstig nadeel voor zijn gezondheid (therapeutische uitzondering)(5).

De toepassing van de therapeutische uitzondering vereist namelijk dwingend dat de arts hierover een andere beroepsbeoefenaar heeft geraadpleegd en de eventuele vertrouwenspersoon van de patiënt ervan op de hoogte brengt.

4°/ Meer dan vijftien jaar na de inwerkingtreding van de wet betreffende de rechten van de patiënt blijven er vragen bestaan over de informatie die kan bestempeld worden als persoonlijke notities in de betekenis van de wet betreffende de rechten van de patiënt.

Het is niet aan de nationale raad om een exhaustieve definitie te formuleren maar wel om aanbevelingen te doen voor een goede handelwijze, rekening houdend met de evoluties sinds 2002 op wetgevend vlak(6), in de medische praktijkvoering (multidisciplinaire aanpak) en in het domein van de informatie- en communicatietechnologieën (software van elektronisch medisch dossier bevat niet altijd een venster bestemd voor de persoonlijke notities).

De nationale raad is van mening dat de gegevens betreffende de fysieke of psychische gezondheid van de patiënt en de gegevens waarop de arts de zorg die hij aan de patiënt verstrekt baseert (onderzoek van de gezondheidstoestand, uitwerken en opvolgen van de diagnose en de behandeling, preventie) niet betiteld kunnen worden als persoonlijke notities. Behalve in het geval van therapeutische uitzondering is het niet denkbaar dat dergelijke gegevens niet toegankelijk zijn voor de patiënt.

Een informatie nuttig voor de continuïteit van de zorg of voor de behandeling van de patiënt door een andere gezondheidszorgbeoefenaar is ook geen persoonlijke notitie. Hetzelfde geldt voor een informatie betreffende de gezondheid van de patiënt verkregen van een andere gezondheidszorgbeoefenaar.

Het opmaken van het medisch dossier, waarvan de persoonlijke notities deel uitmaken, moet gekenmerkt worden door nauwkeurigheid en de waardigheid van de patiënt eerbiedigen. De nationale raad bepleit dan ook dat de arts subjectieve overwegingen met betrekking tot de patiënt die niets te maken hebben met de anamnese of de behandeling achterwege laat.

Tot slot deelt hij de vaststelling van de Federale Commissie "Rechten van de patiënt" dat gezien de evolutie van monodisciplinaire praktijkvoering naar multidisciplinaire samenwerking de vraag gesteld wordt of het begrip persoonlijke notities, zoals het vandaag in de memorie van toelichting, beschreven staat nog voldoende actueel is(7).



(1) Parl. St., Kamer, 50-1642/001, p. 33

(2) Advies van 21 november 2017 van de Federale Commissie "Rechten van de patiënt", Het patiëntendossier, p. 6

(3) Advies van 11 februari 2011 van de Federale Commissie "Rechten van de patiënt", Toegang zorgverlener tot zijn patiëntendossier, p. 3

(4) Artikel 9, §2 en §3, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt

(5) Artikel 7, §4, en artikel 9, §2, lid 5 en §3

(6) Wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens en wetsontwerp inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg

(7) Advies van 21 november 2017 van de Federale Commissie "Rechten van de patiënt", Het patiëntendossier, p. 5

Vorige pagina

51

pagina