keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Code van medische deontologie (Interpretatie van de-)23/04/2020 Documentcode: a167012
Vergelijkende publiciteit
Na overleg met de leden van de nationale raad die in lockdown zijn, heeft het bureau, in zijn vergadering van 23 april 2020, de wijziging van artikel 37 van de gecommentarieerde Code van medische deontologie goedgekeurd.

Art. 37

De arts mag zijn medische activiteit kenbaar maken aan het publiek.

De informatie, onder welke vorm ook, is waarheidsgetrouw, objectief, relevant, verifieerbaar, discreet en duidelijk. Zij is niet misleidend en zet niet aan tot overbodige medische prestaties.

De arts verzet zich tegen publiciteit die derden over zijn medische activiteit verstrekken en die de bepalingen van het vorige lid niet respecteert.

1. Algemeen

1.1 Juridische restricties

Het recht van de arts om reclame te maken voor zijn medische activiteit volgt uit de Europese en nationale regelgeving. Dit recht is niet absoluut. Het kent beperkingen gemotiveerd door dwingende redenen van algemeen belang, voornamelijk de bescherming van de volksgezondheid.

De wettelijke restricties kunnen betrekking hebben op het onderwerp en de vorm van de reclame. Het Wetboek van economisch recht verbiedt misleidende reclame en legt een strikt wettelijk kader vast voor vergelijkende reclame. De recente wet inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg stelt regels op omtrent de praktijkinformatie die de gezondheidszorgbeoefenaar kenbaar mag maken aan het publiek. Tot slot regelt een bijzondere wet de reclame en informatie betreffende ingrepen van esthetische geneeskunde.

Er is een evolutie in de termen die gebruikt worden door de wetgever. In de wet inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg spreekt de wetgever van "praktijkinformatie" en niet langer van "reclame". De nieuwe term "praktijkinformatie" wordt gedefinieerd als "iedere vorm van mededeling die rechtstreeks en specifiek, ongeacht de daartoe aangewende plaats, drager of aangewende technieken, tot doel heeft een gezondheidsbeoefenaar te laten kennen of informatie te verstrekken over de aard van zijn beroepspraktijk".

1.2 Deontologische restricties

De arts heeft als taak het bevorderen van de gezondheid van de individuele patiënt en de volksgezondheid. Het is van belang dat hij relevante praktijkinformatie kan meedelen aan het publiek.

De gedeelde praktijkinformatie moet evenwel overeenstemmen met de regels van medische deontologie, in het bijzonder de onafhankelijkheid, waardigheid en integriteit van het beroep, evenals het beroepsgeheim.

De arts ziet er op toe dat de verstrekte informatie waarheidsgetrouw, objectief, relevant, verifieerbaar, wetenschappelijk onderbouwd, discreet en duidelijk is.

Is onder meer niet toegelaten:

  • iedere vorm van misleidende publiciteit;
  • vergelijkende honorariatarieven (het toetredingsstatuut tot de nationale overeenkomst is echter een verplichte informatie, krachtens artikel 73, §1, lid 4 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen)
  • het aanzetten tot overbodige onderzoeken of behandelingen;
  • publicaties, conferenties en andere mededelingen zonder wetenschappelijk nut of die een commercieel oogmerk hebben;
  • publicatie van getuigenissen van patiënten;
  • communicatie van gegevens gedekt door het medisch geheim;
  • gebruik van een instrument om de bezoekers van een website buiten hun medeweten te identificeren of te profileren;
  • commerciële promotie van geneesmiddelen of andere gezondheidszorgproducten.

Het staat de arts vrij het advies van de provinciale raad te vragen over een project van professionele praktijkinformatie.

1.3 Verzet tegen publiciteit die derden over zijn medische activiteit verstrekken

De arts dient zich te verzetten tegen publiciteit over zijn medische activiteit die de medische deontologie niet respecteert, ongeacht of hij al dan niet zelf de initiatiefnemer is.

1.4. Respect voor de fysieke en psychische integriteit van de patiënt

Wanneer de arts patiënten betrekt bij informatieverschaffing in de media, eerbiedigt hij hun persoonlijke levenssfeer en waardigheid. De arts moet zich ervan vergewissen dat de patiënten volledig geïnformeerd worden en vrij toestemmen tot medewerking. De fysieke en psychische integriteit van de patiënt moet te allen tijde worden gerespecteerd.

2. Adviezen van de nationale raad

3. Wettelijke bepalingen

4. Informatie - Documentatie - Links

5. Trefwoorden

beroepsactiviteiten van de arts - publiciteit door arts - publiciteit door derden - reclame

Code van medische deontologie (Interpretatie van de-)08/08/2019 Documentcode: a166006n
Gecommentarieerde code van medische deontologie

De nationale raad publiceerde de op 5 juli 2019 goedgekeurde gecommentarieerde code van medische deontologie op de website van de Orde www.ordomedic.be.

De nieuwe code van medische deontologie (2018) bevat geen concrete richtlijnen voor specifieke situaties. Als aanvulling op de 45 artikelen leek het daarom nuttig te voorzien in een commentaar. Deze kan een duurzame houvast bieden zowel voor de artsen in de uitoefening van hun beroep, als voor de raden van de Orde bij hun dienstverlenende evenals hun disciplinaire taken, alsmede voor de gerechtelijke instanties en elke belanghebbende.

Met het oog op een vlotte raadpleging is deze commentaar opgebouwd rond een uniforme structuur voor ieder artikel.

Titel 1 Algemeen licht bondig de inhoud en de draagwijdte van het artikel toe.

Titel 2 Adviezen van de nationale raad biedt een selectie van relevante antwoorden op voorgelegde vragen die in sommige gevallen ingaan op uitzonderingssituaties of bijzondere casussen.

Titel 3 Wettelijke bepalingen bevat de geldende Belgische en internationale wettelijke regels en richtlijnen.

Titel 4 Informatie-Documentatie-Links verwijst, op niet-limitatieve wijze, naar referenties uit de documentatie die een belang inzake deontologie vertonen.

Titel 5 Trefwoorden schetst de context en de gelinkte thematieken.

Deze toelichting is dynamisch en niet beperkend.

De nationale raad zal deze commentaar waar nodig actualiseren, aanvullen en bijsturen in functie van een kwaliteitsvolle beroepsuitoefening, overeenkomstig in het bijzonder de evoluerende maatschappelijke noden en de beschikbare middelen.

Code van medische deontologie (Interpretatie van de-)16/06/2018 Documentcode: a161009
Dwingende kracht van de code van medische deontologie

De nationale raad van de Orde der artsen werd om advies verzocht over de dwingende kracht van de code van medische deontologie.

Advies van de nationale raad :

In zijn vergadering van 16 juni 2018 heeft de nationale raad van de Orde der artsen een advies gegeven over de dwingende kracht van de code van medische deontologie.

1° Artikel 15, § 1, eerste lid, KB nr 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der artsen bepaalt dat: "De nationale raad stelt de algemene beginselen en de regels vast betreffende de zedelijkheid, de eer, de bescheidenheid, de eerlijkheid, de waardigheid en de toewijding die onontbeerlijk zijn voor de uitoefening van het beroep; deze regels vormen de code van medische plichtenleer."

De Koning kan bindende kracht verlenen aan de code van medische deontologie en aan de aanpassingen die door de nationale raad zouden gedaan worden (art. 15, § 1, tweede lid, voornoemd KB nr. 79)

De code formuleert de beginselen die de sociale verplichtingen van de arts vaststellen.

De code bevat zowel algemene beginselen als precieze regels.

De tuchtmaterie leent zich niet tot een opsomming van alle mogelijke tuchtfouten. De regel nullum crimen sine lege (geen misdrijf zonder wet)is niet van toepassing op tuchtgebied. De regels van de medische deontologie en de deontoligische principes die het mogelijk maken te beoordelen of een handeling in overeenstemming is met de eer, de bescheidenheid, de eerlijkheid en de waardigheid die de artsen in acht moeten nemen, bestaan onafhankelijk van enige vermelding in een formele tekst. Aangezien de in de code opgesomde regels niet beperkend zijn, kunnen ze dus toegepast worden naar analogie en de tuchtrechter kan oordelen dat een feit een disciplinaire inbreuk is, zelfs als dat feit niet opgenomen is in de code.

2°/ Een van de bevoegdheden van de provinciale raden bestaat erin te waken over de naleving van de regelen van de medische deontologie en over de handhaving van de eer, de bescheidenheid, de eerlijkheid en de waardigheid van de artsen. Hiertoe nemen zij tuchtmaatregelen wegens fouten die artsen in de uitoefening van hun beroep of naar aanleiding ervan begaan, alsook wegens zware fouten bedreven buiten de beroepsbedrijvigheid, wanneer die fouten de eer of de waardigheid van het beroep kunnen aantasten (art. 6, 2°, voornoemd KB nr. 79).

De code van medische deontologie heeft geen bindende kracht bij gebrek aan een dwingend koninklijk besluit, wat verklaard kan worden doordat de regels van deontologie voortdurend aangepast dienen te worden en een tussenkomst van de uitvoerende macht veel tijd vergt. De regels van de code vormen dan ook geen wet in de betekenis van artikel 608 Gerechtelijk Wetboek.

Dit neemt echter niet weg dat de regels in de code een leidraad zijn. die artsen moeten naleven. De ordinale tuchtinstanties kunnen weliswaar de code niet toepassen zoals de gewone rechter de strafwet toepast, maar niets verbiedt hen de bepalingen ervan te citeren of ernaar te verwijzen in hun beslissingen en de toepassing ervan te waarborgen met hun eigen motivering.

Zodra de tuchtrechtelijk vervolgde arts precies geformuleerde feiten die de eer en de waardigheid van het beroep kunnen schaden, kan identificeren en betwisten, zijn de rechten van de verdediging nageleefd en is het dus weinig relevant of er al dan niet verwezen wordt naar een of andere bepaling van de code van medische deontologie.

3°/ De reguleringsbevoegdheid van de Orde is niet onbeperkt. De deontologische regels zijn complementair aan de wet en mogen er niet mee in strijd zijn.

Deze beperking van de normatieve bevoegdheid van de Orde geldt niet alleen voor de nationale wetgeving. Bijvoorbeeld, de naleving van het Europese mededingingsrecht legt aan de Ordes op dat de potentieel concurrentiebeperkende beroeps- en deontologische regels gerechtvaardigd zijn door het algemeen belang en in verhouding staan tot het beoogde doel. Dit wil zeggen dat ze geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen en niet verder gaan dan wat noodzakelijk is om het te bereiken.

4°/ Een partij kan voor de hoven en rechtbanken een verzoek, een verdediging of een uitzondering formuleren op grond van de code van medische deontologie. Aangezien de code van deontologie geen kracht van wet heeft, is hij echter niet bindend voor de rechter.



Wat artikel 6 en bijlage 1 van het koninklijk besluit van 26 maart 2014 betreffende de uitoefening van de homeopathie beklemtonen.

Code van medische deontologie (Interpretatie van de-)03/05/2018 Documentcode: a161006
Code van medische deontologie

Persbericht - Orde der artsen stelt de nieuwe Code van medische deontologie voor.

De nationale raad van de Orde der artsen stelt haar nieuwe Code van medische deontologie voor. Deze Code vervangt de Code van geneeskundige plichtenleer opgesteld in 1975.

De beginselen en regels opgenomen in de Code van medische deontologie willen de arts wegwijs te maken door hem een referentiekader bieden. Deze Code is geen opsomming van wat niet mag, maar wil impulsen een goede praktijkvoering bevorderen. Geïnspireerd door de internationale tendensen op dit gebied beogen deze bepalingen de arts op een positieve wijze raad te geven wanneer hij zich afvraagt hoe hij dient te handelen in een specifieke situatie. Weldra zal een compendium gepubliceerd worden dat aan de hand van adviezen van de nationale raad en beslissingen uit de rechtspraak de reikwijdte van de bepalingen zal preciseren.

Michel Deneyer, Nederlandstalig ondervoorzitter van de nationale raad: "De grondslag van de deontologische regels bestaat niet langer alleen in de naleving van de eer en de waardigheid van het beroep. De deontologie beoogt in het belang van de patiënt, de volksgezondheid en het algemeen welzijn te waken over de handhaving van de morele integriteit van het beroep, de correcte invulling van de professionele autonomie van de artsen, de kwaliteit van de zorg op basis van de huidige wetenschappelijke kennis en de aanbevelingen die hiermee gepaard gaan, het vertrouwen van de burger in de arts en de bijzondere vertrouwensrelatie van de arts met zijn patiënten. Dit veronderstelt van de artsen beroepsbekwaamheid, empathisch vermogen, integriteit en een verantwoordelijk gedrag in het kader van ons solidariteitsstelsel."

Jean-Jacques Rombouts, Franstalig ondervoorzitter van de nationale raad: "Om aan deze nieuwe visie tegemoet te komen hebben we gedurende anderhalf jaar binnen een commissie in de schoot van de nationale raad gewerkt aan een volledig nieuwe tekst. De nieuwe Code omvat de basisbeginselen en gedragsregels die iedere arts in het belang van het individu en de maatschappij eerbiedigt en als leidraad neemt bij de uitoefening van zijn beroep. De tekst is opgebouwd aan de hand van 4 pijlers: professionaliteit, respect, integriteit, verantwoordelijkheid, met een centrale plaats voor de patiënt.


Benoît Dejemeppe, voorzitter van de nationale raad: "De nieuwe Code van medische deontologie telt binnen deze 4 pijlers 45 artikels. Dit is een enorm verschil met de oorspronkelijke Code van 1975 die maar liefst 182 artikels telde. We hebben gekozen voor een summiere tekst die de medisch ethische principes reflecteert en die bewust afstand doet van verouderde deontologische principes en regels en procedures, zoals het verplicht voorleggen van contracten van artsen aan de provinciale raden. Met deze nieuwe Code willen we een belangrijke stap zetten in de hervorming van de Orde der artsen, zodat de Orde der artsen vanuit een positieve benadering de artsen kan blijven bijstaan in hun kwalitatieve uitoefening van de geneeskunde."


Het werk m.b.t. de nieuwe Code van medische deontologie is evenwel nog niet af. In de volgende maanden zal de Orde aan de hand van bestaande adviezen, regels, praktijkvoorbeelden e.d. de deontologische regels vermeld in deze Code in detail uitwerken in de vorm van een praktisch bruikbaar compendium. Dit compendium zal in het najaar 2018 klaar zijn.


Meer info: Orde der artsen: info@ordomedic.be - 02 743 04 00


Code van medische deontologie (Interpretatie van de-)26/10/2013 Documentcode: a143015
Code van geneeskundige plichtenleer – Wijziging van artikel 66

De Nationale Raad wijzigde het artikel 66 van de Code van geneeskundige plichtenleer betreffende de inbeslagname van medische documenten en de rol van de afgevaardigde van de provinciale raad van de Orde.

Geactualiseerde versie van dit artikel (d.d. 14.09.2013) en geactualiseerde versie van de memorie van toelichting (d.d. 26.10.2013) :

CODE VAN GENEESKUNDIGE PLICHTENLEER
Artikel 66

Bij een huiszoeking of in geval van inbeslagname door een onderzoeksrechter of, bij op heterdaad betrapte misdrijven, door de procureur des Konings van stukken met gegevens die de gezondheid betreffen, zorgt een afgevaardigde van de provinciale raad van de Orde ervoor dat de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en de arts en het medisch geheim gewaarborgd worden.

Hij doet akte nemen van zijn voorbehoud telkens wanneer hij van mening is dat hieraan onvoldoende wordt tegemoetgekomen.

De afgevaardigde van de raad van de Orde zorgt ervoor dat de in beslag genomen stukken in een verzegelde omslag worden geborgen, waarop hij zijn handtekening zet.


Memorie van toelichting bij de wijziging van het artikel 66 van de Code van geneeskundige plichtenleer van 14 september 2013
De Nationale Raad brengt de rol van een arts afgevaardigd door zijn provinciale raad bij een inbeslagname of bij een huiszoeking, in herinnering.

Wanneer de onderzoeksrechter of, bij op heterdaad betrapte misdrijven de procureur des Konings, stukken met gegevens die de gezondheid betreffen in beslag neemt, zorgt de afgevaardigde van de provinciale raad van de Orde ervoor dat de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en de arts en het medisch geheim gewaarborgd worden.

Hij moet de stukken die bij een huiszoeking worden aangetroffen en eventueel in beslag worden genomen, als eerste onderzoeken.

Hij vraagt ieder stuk dat geen enkel verband houdt met de zaak in kwestie te verwijderen, wanneer dit derden betreft of om elke andere reden gestaafd door de eerbiediging van het medisch geheim en de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en de arts. Indien deze stukken niet verwijderd worden, doet hij akte nemen van zijn voorbehoud inzake de inbeslagname ervan.

De afgevaardigde van de raad van de Orde zorgt ervoor dat de in beslag genomen stukken in een verzegelde omslag worden geborgen, waarop hij zijn handtekening zet.

De afgevaardigde van de Raad van de Orde verzet zich niet tegen de huiszoeking, noch de inbeslagname van stukken. Hij laat enkel zijn voorbehoud vanuit het gezichtspunt van de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en de arts en het medisch geheim in het verslag optekenen.

De afgevaardigde van de Raad van de Orde deelt zijn indrukken over de grond van de zaak niet mee.

Op dezelfde wijze aanvaardt hij nadien geen expertiseopdracht in hetzelfde dossier, aangezien hij tijdens de inbeslagname toegang had tot elementen die geen betrekking hebben op het voorwerp van de vervolging.

Toepassingsgevallen

A. De arts wordt verdacht

1) Overtreding buiten het medische domein.

De overtreding heeft geen betrekking op het medische domein (bv. het wederrechtelijk in bezit hebben van wapens).

In dit geval is het weinig waarschijnlijk dat er problemen m.b.t. de vertrouwensrelatie of het medisch geheim zullen ontstaan bij een huiszoeking of een inbeslagname. De taak van de bij de huiszoeking aanwezige afgevaardigde van de raad van de Orde zal bijgevolg zeer beperkt zijn.

2) Overtreding binnen het medische domein.

Wanneer de bezitter van het geheim de auteur is van een strafbaar feit gepleegd op een patiënt, kan hij het beroepsgeheim niet inroepen om deze inbreuk te dekken.

Als de in beslag te nemen zaak een element à décharge is, rechtvaardigt de verplichte eerbiediging van de rechten van de verdediging de inbeslagname ervan.

In deze veronderstelling stelt de afgevaardigde voor de stukken die geen verband hebben met de zaak in kwestie of die derden betreffen te verwijderen. Wanneer deze stukken niet verwijderd worden, brengt hij een voorbehoud uit waarvan op zijn vraag akte genomen wordt. (advies van de Nationale Raad van 20 november 1999, Huiszoeking en inbeslagname van medische documenten - Rol van de afgevaardigde van de provinciale raad, TNR nr. 87, p. 29).

B. De patiënt wordt verdacht.

De inbeslagname van medische documenten of van andere stukken die betrekking hebben op de zorg verstrekt aan deze patiënt zou de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en de arts kunnen schaden. Deze vertrouwensrelatie is de basis van de zorgrelatie omdat ze de patiënt toelaat zaken in vertrouwen aan de arts te vertellen, wetend dat de toevertrouwde geheimen beschermd zullen zijn door het beroepsgeheim van de arts.

In dit geval verzet de afgevaardigde van de raad van de Orde zich tegen de inbeslagname, krachtens de eerbiediging van de vertrouwensrelatie en het medisch geheim.

Indien de onderzoeksrechter niettemin meent de stukken te moeten in beslag nemen, mag de afgevaardigde in het verslag doen akte geven van zijn voorbehoud, zich baserend op de eerbiediging van de vertrouwensrelatie en het beroepsgeheim.

C. De patiënt is slachtoffer en de arts wordt niet verdacht.

De afgevaardigde van de raad van de Orde brengt voorbehoud uit indien de in beslag genomen stukken geen verband hebben met het voorwerp van het onderzoek of indien ze derden betreffen.

Hij brengt ook voorbehoud uit in de hypothese dat de inbeslagname de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en de arts zou kunnen schaden omdat de patiënt zich verzet tegen de aangifte van de feiten.

Code van medische deontologie (Interpretatie van de-)14/09/2013 Documentcode: a143002
Code van geneeskundige plichtenleer – Wijziging van artikel 61

De wijziging van artikel 61 van de Code van geneeskundige plichtenleer heeft tot doel het artikel te actualiseren in het licht van de wijzigingen die zijn aangebracht aan artikel 458bis van het Strafwetboek en de verantwoordelijkheid van de arts in dergelijke situaties onder de aandacht te brengen.

Geactualiseerde versie van dit artikel en memorie van toelichting :

CODE VAN GENEESKUNDIGE PLICHTENLEER
Artikel 61
Als een arts vermoedt dat een kwetsbaar persoon mishandeld, misbruikt, uitgebuit, belaagd of verwaarloosd wordt, dient hij onmiddellijk het nodige te doen om deze persoon te beschermen.

In de mate dat de verstandelijke mogelijkheden van de kwetsbare persoon dit toelaten, bespreekt de arts in de eerste plaats zijn bevindingen met deze en spoort hij hem aan zelf de nodige initiatieven te nemen. Indien dit de belangen van deze laatste niet schaadt en deze hierin toestemt, kan hij dit met zijn naasten bespreken.

Indien de situatie het rechtvaardigt en voor zover de kwetsbare oordeelsbekwame persoon hierin toestemt, contacteert de arts een ter zake bevoegde collega of schakelt hij een specifiek voor die problematiek opgerichte multidisciplinaire voorziening in.

Indien een kwetsbaar persoon in een ernstig en dreigend gevaar verkeert of indien er ernstige aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar dat andere kwetsbare personen het slachtoffer worden van mishandeling of verwaarlozing en indien de arts op geen andere manier bescherming kan bieden, kan hij de procureur des Konings in kennis stellen van zijn bevindingen.

Toelichting bij de wijziging van artikel 61 van de Code van geneeskundige plichtenleer
De wijziging van artikel 61 van de Code van geneeskundige plichtenleer heeft tot doel het artikel te actualiseren in het licht van de wijzigingen die zijn aangebracht aan artikel 458bis van het Strafwetboek en de verantwoordelijkheid van de arts in dergelijke situaties onder de aandacht te brengen.

Analoog aan artikel 458bis wordt de tekst van artikel 61 herschreven tot één paragraaf waarin men in algemene termen over "kwetsbare personen" spreekt. Aangezien ook minderjarige personen als kwetsbaar worden beschouwd, vallen zij automatisch onder de bescherming van dit artikel.

Tevens wordt er in het nieuwe artikel 61 niet verwezen naar de patiënt, maar naar eender welke kwetsbare persoon, of hij nu patiënt is of niet.

Hierdoor krijgt de arts ook de mogelijkheid iets te doen wanneer de patiënt dader is van het misdrijf. (zie Advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren "Beroepsgeheim - Ontwerp tot wijziging van artikel 458bis van het Strafwetboek", van 17 september 2011, TNR 135)

Het toepassingsgebied van artikel 61 vermeldt in de nieuwe versie ook belaging en uitbuiting als een reden om te melden. Met belaging wordt bedoeld dat men door een persoon op zodanige wijze wordt lastig gevallen dat het overlast meebrengt. De kwetsbare persoon wordt met andere woorden tot wanhoop gedreven door het onophoudelijk en opzettelijk achtervolgen en lastigvallen. De invulling komt overeen met de invulling van het begrip belaging zoals bedoeld in artikel 442bis van het Strafwetboek.

Met deze toevoeging en de algemene bewoordingen "misbruik, mishandeling en verwaarlozing" gaat artikel 61 van de Code verder dan de limitatief opgesomde misdrijven in artikel 458bis van het Strafwetboek waarvoor een arts kan beslissen te melden.

De basis op grond waarvan een arts kan beslissen zijn beroepsgeheim te laten varen, blijft evenwel de "noodtoestand" waarbij hij van geval tot geval het respect voor het beroepsgeheim dient af te wegen tegen zijn verplichting een persoon in groot gevaar te beschermen. Hij toont aldus zijn verantwoordelijkheid in de bescherming van kwetsbare personen in de maatschappij .

De verschillende onderdelen van artikel 61 in de versie van 2002 blijven tenslotte behouden, maar worden in elkaar geschoven zodat het artikel een logische opbouw krijgt.

Code van medische deontologie (Interpretatie van de-)14/09/2013 Documentcode: a143003
Code van geneeskundige plichtenleer – Wijziging van artikel 66
De Nationale Raad wijzigde het artikel 66 van de Code van geneeskundige plichtenleer betreffende de inbeslagname van medische documenten en de rol van de afgevaardigde van de provinciale raad van de Orde.

Geactualiseerde versie van dit artikel en memorie van toelichting :

CODE VAN GENEESKUNDIGE PLICHTENLEER

Artikel 66
Bij een huiszoeking of in geval van inbeslagname door een onderzoeksrechter of, bij op heterdaad betrapte misdrijven, door de procureur des Konings van stukken met gegevens die de gezondheid betreffen, zorgt een afgevaardigde van de provinciale raad van de Orde ervoor dat de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en de arts en het medisch geheim gewaarborgd worden.

Hij doet akte nemen van zijn voorbehoud telkens wanneer hij van mening is dat hieraan onvoldoende wordt tegemoetgekomen.

De afgevaardigde van de raad van de Orde zorgt ervoor dat de in beslag genomen stukken in een verzegelde omslag worden geborgen, waarop hij zijn handtekening zet.


Memorie van toelichting bij de wijziging van het artikel 66 van de Code van geneeskundige plichtenleer van 14 september 2013
De Nationale Raad brengt de rol van een arts afgevaardigd door zijn provinciale raad bij een inbeslagname of bij een huiszoeking, in herinnering.

Wanneer de onderzoeksrechter of, bij op heterdaad betrapte misdrijven de procureur des Konings, stukken met gegevens die de gezondheid betreffen in beslag neemt, zorgt de afgevaardigde van de provinciale raad van de Orde ervoor dat de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en de arts en het medisch geheim gewaarborgd worden.

Hij moet de stukken die bij een huiszoeking worden aangetroffen en eventueel in beslag worden genomen, als eerste onderzoeken.

Hij vraagt ieder stuk dat geen enkel verband houdt met de zaak in kwestie te verwijderen, wanneer dit derden betreft of om elke andere reden gestaafd door de eerbiediging van het medisch geheim en de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en de arts. Indien deze stukken niet verwijderd worden, doet hij akte nemen van zijn voorbehoud inzake de inbeslagname ervan.

De afgevaardigde van de raad van de Orde zorgt ervoor dat de in beslag genomen stukken in een verzegelde omslag worden geborgen, waarop hij zijn handtekening zet. Hij doet ervan akte nemen dat deze omslag in een verdere stand van het onderzoek slechts in aanwezigheid van een afgevaardigde van de raad van de Orde wordt geopend.

De afgevaardigde van de Raad van de Orde verzet zich niet tegen de huiszoeking, noch de inbeslagname van stukken. Hij laat enkel zijn voorbehoud vanuit het gezichtspunt van de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en de arts en het medisch geheim in het verslag optekenen.

De afgevaardigde van de Raad van de Orde deelt zijn indrukken over de grond van de zaak niet mee.

Op dezelfde wijze aanvaardt hij nadien geen expertiseopdracht in hetzelfde dossier, aangezien hij tijdens de inbeslagname toegang had tot elementen die geen betrekking hebben op het voorwerp van de vervolging.

Toepassingsgevallen

A. De arts wordt verdacht

1) Overtreding buiten het medische domein.

De overtreding heeft geen betrekking op het medische domein (bv. het wederrechtelijk in bezit hebben van wapens).

In dit geval is het weinig waarschijnlijk dat er problemen m.b.t. de vertrouwensrelatie of het medisch geheim zullen ontstaan bij een huiszoeking of een inbeslagname. De taak van de bij de huiszoeking aanwezige afgevaardigde van de raad van de Orde zal bijgevolg zeer beperkt zijn.

2) Overtreding binnen het medische domein.

Wanneer de bezitter van het geheim de auteur is van een strafbaar feit gepleegd op een patiënt, kan hij het beroepsgeheim niet inroepen om deze inbreuk te dekken.

Als de in beslag te nemen zaak een element à décharge is, rechtvaardigt de verplichte eerbiediging van de rechten van de verdediging de inbeslagname ervan.

In deze veronderstelling stelt de afgevaardigde voor de stukken die geen verband hebben met de zaak in kwestie of die derden betreffen te verwijderen. Wanneer deze stukken niet verwijderd worden, brengt hij een voorbehoud uit waarvan op zijn vraag akte genomen wordt. (advies van de Nationale Raad van 20 november 1999, Huiszoeking en inbeslagname van medische documenten - Rol van de afgevaardigde van de provinciale raad, TNR nr. 87, p. 29).


B. De patiënt wordt verdacht.

De inbeslagname van medische documenten of van andere stukken die betrekking hebben op de zorg verstrekt aan deze patiënt zou de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en de arts kunnen schaden. Deze vertrouwensrelatie is de basis van de zorgrelatie omdat ze de patiënt toelaat zaken in vertrouwen aan de arts te vertellen, wetend dat de toevertrouwde geheimen beschermd zullen zijn door het beroepsgeheim van de arts.

In dit geval verzet de afgevaardigde van de raad van de Orde zich tegen de inbeslagname, krachtens de eerbiediging van de vertrouwensrelatie en het medisch geheim.

Indien de onderzoeksrechter niettemin meent de stukken te moeten in beslag nemen, mag de afgevaardigde in het verslag doen akte geven van zijn voorbehoud, zich baserend op de eerbiediging van de vertrouwensrelatie en het beroepsgeheim.


C. De patiënt is slachtoffer en de arts wordt niet verdacht.

De afgevaardigde van de raad van de Orde brengt voorbehoud uit indien de in beslag genomen stukken geen verband hebben met het voorwerp van het onderzoek of indien ze derden betreffen.

Hij brengt ook voorbehoud uit in de hypothese dat de inbeslagname de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en de arts zou kunnen schaden omdat de patiënt zich verzet tegen de aangifte van de feiten.

Code van medische deontologie (Interpretatie van de-)13/07/2013 Documentcode: a142003
Code van geneeskundige plichtenleer – Wijziging van artikel 158

In zijn vergadering van 13 juli 2013 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren beslist het artikel 158 van de Code van geneeskundige plichtenleer te wijzigen.

Geactualiseerde versie van dit artikel en memorie van toelichting betreffende het gewijzigde artikel :

CODE VAN GENEESKUNDIGE PLICHTENLEER
Art. 158
§ 1. Een arts aan wie door een wettelijk bevoegde instantie een verbod is opgelegd om de geneeskunde uit te oefenen, ontvangt geen inkomsten verbonden aan de uitoefening.

§ 2. De geschorste arts moet bovendien maatregelen treffen om de continuïteit van de zorgen te verzekeren.
Daartoe kan de arts zich tijdens de periode van het verbod laten vervangen door één of meerdere artsen met dezelfde wettelijke kwalificatie.

De maatregelen worden vooraf schriftelijk medegedeeld aan de bevoegde Provinciale Raad, die ze goedkeurt of aanpassingen ervan oplegt.

§ 3. Alle overeenkomsten of statuten moeten de navolging van de bepalingen van dit artikel expliciet vermelden.


Memorie van toelichting:

Financiële implicaties:
Tijdens de periode van het verbod, mag de geschorste arts geen inkomsten (ereloon, inkomstenpool, forfaitaire honoraria) verbonden aan de ‘uitoefening van de geneeskunde' ontvangen. Uiteraard is ereloondeling met de vervangende arts ook uitgesloten.

Andere inkomsten verbonden aan het verzorgen van de continuïteit, i.c. bv. bij vervanging het gebruik van lokalen/materialen, moeten vooraf medegedeeld worden aan de provinciale raad ter nazicht en/of goedkeuring - voor zover die bepalingen niet reeds vermeld worden in overeenkomsten of statuten (cf. art. 159) van samenwerkingsverbanden, associaties, groepspraktijken, etc.

Toegang tot medische dossiers:
Aan de vervangende arts of aan de arts aangeduid door de patiënt moet alle medische informatie worden bezorgd die nuttig en noodzakelijk is voor de continuïteit van de zorgen.