Code van geneeskundige Plichtenleer
De Nationale raad werd door een provinciale raad om verduidelijking verzocht in verband met de interpretatie van artikelen 160, 164, 173, 174 en 1975 van de Code van Geneeskundige Plichtenleer betreffende de verenigingen van geneesheren met derden en de contracten met verzorgingsinstellingen.
Antwoord van de Nationale raad:
I. Er is geen tegenspraak tussen artikelen 160, §1 en 164 van de Code van plichtenleer, de «normale interest» waarvan sprake onder artikel 164 komt neer op de interest die voortvloeit uit een belegging als «goede huisvader» in aandelen of spaarrekeningen, terwijl met «winst of profijt» in artikel 160, § 1 wordt bedoeld «commerciële» winst of opbrengst.
Il. In artikelen 173 en 174 wordt niet bepaald dat de teksten vooraf voor advies aan de provinciale raden moeten worden voorgelegd omdat verenigingscontracten met derden verboden zijn.
Daar waar in artikel 175 wordt bepaald dat, onder bepaalde voorwaarden, niettemin verenigingen mogen worden gemachtigd die één van de in artikelen 173 en 174 opgesomde oogmerken hebben, is het logisch dat de teksten betreffende deze verenigingen vooraf ter goedkeuring aan de provinciale raden worden voorgelegd.
Ill. De term «vennootschapscontract» zoals gebruikt in artikelen 173 en 174 van de Code van Plichtenleer moet in de breedste zin worden geïnterpreteerd, m.a.w., in de zin van verenigingscontracten aangezien deze artikelen vallen onder Hoofdstuk II «verenigingscontracten».