keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Vorige pagina

3

pagina

Associaties en contracten tussen artsen16/04/1983 Documentcode: a031019
Vervanging van een ontslagen collega

Een provinciale raad legt aan de Nationale Raad zijn interpretatie voor van artikel 138 van de Code van geneeskundige Plichtenleer (1):
"lndien een geneesheer de toegang tot het ziekenhuis, waaraan hij contractueel was verbonden, wordt ontzegd, kan zijn functie aldaar slechts dan door een collega worden waargenomen, nadat deze contact nam met de betrokken collega en de provinciale raad. De Raad kan dan oordelen dat de vervangende collega, door deze vervanging, de regels der collegialiteit schaadt en eventueel een sanctie uitspreken".

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 16 april 1983 het volgende advies verleend:

Met verwijzing naar uw brief van 1 maart 1983 hebben wij de eer U te laten weten dat de Nationale Raad in zijn vergadering van 16 april 1983 aan uw interpretatie van artikel 138 van de Code de volgende wijzigingen heeft aangebracht:

"De Raad oordeelt of de vervangende collega, door deze vervanging, de regels van de plichtenleer naleeft".

Daarnaast is de Nationale Raad van mening dat bij conflicten als bedoeld bij artikel 138 het in eerste instantie aan de medische raad van de betrokken verzorgingsinstelling behoort een oplossing na te streven die eveneens met de deontologische regels in overeenstemming is.

Ten slotte dient te worden opgemerkt dat de provinciale raad het recht heeft de vervangende collega te verbieden een contract te ondertekenen dat niet strookt met de deontologie.

(1) Art. 138 Wanneer een geneesheer uit een ambt dat hij in een openbare of privé inrichting uitoefende wordt ontslagen of geschorst, mag een geneesheer zijn kandidatuur slechts stellen nadat hij contact heeft opgenomen met de betrokken collega en met zijn eigen provinciale raad van de Orde.
Deze laatste zal er voor waken dat de regels van de plichtenleer worden nageleefd.
De geneesheer die meent een wettige beweegreden te hebben om geen contact op te nemen met zijn collega moet die reden ter beoordeling aan de provinciale raad voorleggen.

Associaties en contracten tussen artsen11/09/1982 Documentcode: a031003
Ontslag van geneesheren

Is artikel 138 van de Code van geneeskundige Plichtenleer van toepassing in geval een voor de vervanging van een collega aangesproken geneesheer zelf niet solliciteerde ?

Deze kwestie werd nader onderzocht op de vergadering van 11 september 1982:

Uit artikel 138 van de Code van geneeskundige Plichtenleer mag niet zonder meer worden afgeleid dat de provinciale raad in alle omstandigheden het solliciteren in een verzorgingsinstelling kan verbieden.

De belangenverdediging van een ontslagen of geschorste arts en van een eventuele kandidaat behoren tot de taak van artsensyndicaten en niet tot de opdracht van de Orde.

In geval een arts uit zijn functie wordt ontslagen of geschorst en een collega benaderd wordt om hem te vervangen of wenst voor die plaats te solliciteren, moet hij zich eerst in betrekking stellen met zijn voorganger en met zijn provinciale raad. De provinciale raad moet nagaan of de deontologische regels worden geëerbiedigd en meer bepaald, of de medische raad van de instelling een gunstig advies heeft verleend in verband met het ontslag of de schorsing.

De raad van de Orde moet bovendien nagaan of het ontwerpcontract van de kandidaat strookt met de regels van geneeskundige plichtenleer en geen clausules bevat die nadat zij door zijn voorganger en de medische raad waren verworpen, aanleiding konden zijn voor zijn ontslag.

Het is evident dat de kandidaat solide redenen kan hebben om niet met zijn voorganger in contact te treden: het volstaat daarvan de provinciale raad in te lichten.

De tussenkomst van de Orde mag de rechtmatige vervanging niet verhinderen van een collega die tekort is geschoten in zijn verplichtingen ten opzichte van zijn dienst en de medische raad.

Code van medische deontologie (Interpretatie van de-)01/01/1979 Documentcode: a027022
Code van geneeskundige Plichtenleer

De Nationale raad werd door een provinciale raad om verduidelijking verzocht in verband met de interpretatie van artikelen 160, 164, 173, 174 en 1975 van de Code van Geneeskundige Plichtenleer betreffende de verenigingen van geneesheren met derden en de contracten met verzorgingsinstellingen.

Antwoord van de Nationale raad:

I. Er is geen tegenspraak tussen artikelen 160, §1 en 164 van de Code van plichtenleer, de «normale interest» waarvan sprake onder artikel 164 komt neer op de interest die voortvloeit uit een belegging als «goede huisvader» in aandelen of spaarrekeningen, terwijl met «winst of profijt» in artikel 160, § 1 wordt bedoeld «commerciële» winst of opbrengst.

Il. In artikelen 173 en 174 wordt niet bepaald dat de teksten vooraf voor advies aan de provinciale raden moeten worden voorgelegd omdat verenigingscontracten met derden verboden zijn.

Daar waar in artikel 175 wordt bepaald dat, onder bepaalde voorwaarden, niettemin verenigingen mogen worden gemachtigd die één van de in artikelen 173 en 174 opgesomde oogmerken hebben, is het logisch dat de teksten betreffende deze verenigingen vooraf ter goedkeuring aan de provinciale raden worden voorgelegd.

Ill. De term «vennootschapscontract» zoals gebruikt in artikelen 173 en 174 van de Code van Plichtenleer moet in de breedste zin worden geïnterpreteerd, m.a.w., in de zin van verenigingscontracten aangezien deze artikelen vallen onder Hoofdstuk II «verenigingscontracten».

Vorige pagina

3

pagina