keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Vorige pagina

2

pagina

Geneesmiddelen24/10/1998 Documentcode: a083014
Arts als bestuurder van een naamloze vennootschap met een commercieel doel

De Provinciale Raad van Henegouwen legt de Nationale Raad zijn antwoord voor op een brief van een accountant die de visie van de Orde van geneesheren wenst te kennen in verband met volgende vraag: mogen twee artsen, van wie de ene de geneeskunde geregeld uitoefent en de andere slechts uitzonderlijk, een kosteloos of bezoldigd mandaat aanvaarden van bestuurder in een naamloze vennootschap waarvan het maatschappelijk doel als volgt zou luiden:
"De vennootschap heeft tot doel zowel in België als in het buitenland alle verrichtingen die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de klein- of groothandel van alle producten van artsenijbereidkunde, biotherapie, diëtetiek, schoonheidsverzorging, medisch, paramedisch en gelijk welk ander materiaal dat rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met deze handel; ook de aankoop en de verkoop van grondstoffen die ermee verband houden en de uitvoering van alle medische voorschriften, evenals de verhandeling van homeopathische en bandagistproducten."

De Nationale Raad keurt het ontwerpantwoord van de Provinciale Raad goed.

Advies van de Provinciale Raad van Henegouwen:

Artikel 179 § 3 van de Code van geneeskundige Plichtenleer bepaalt dat de arts niet terzelfdertijd de geneeskunde mag uitoefenen en fabrikant of verdeler zijn van geneesmiddelen, geneeskundige of protheseapparaten.

In het voorliggende geval staat het vast dat het gaat over artsen die praktiseren, de ene geregeld, de andere uitzonderlijk.

Ofschoon het gaat over bestuurders van een vennootschap met een doel dat louter commercieel is en geen verband houdt met de uitoefening van de geneeskunde, kunnen de deontologische aspecten van hun uitoefening van de geneeskunde er niettemin door beïnvloed worden, waardoor een risico op collusie of op misbruik van de therapeutische vrijheid bestaat.

De bevoegde Raad van de Orde brengt bijgevolg een ongunstig advies uit betreffende de uitoefening van een mandaat van bestuurder in een naamloze vennootschap waarvan het maatschappelijk doel beschreven is in uw brief.

Farmaceutische industrie22/08/1998 Documentcode: a082006
Voordelen door de farmaceutische industrie verschaft aan artsen

Na een schrijven van de heer M. COLLA, minister van Volksgezondheid en Pensioenen, en een onderhoud van de minister met de voorzitter van de Nationale Raad, bespreekt de Nationale Raad de problematiek van de voordelen die door de farmaceutische firma's aan artsen verleend zouden worden.

De Nationale Raad richt onderstaande brief tot de minister van Volksgezondheid en Pensioenen:

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren zette in zijn vergadering van 22 augustus 1998 de bespreking voort van uw brief van 2 april 1998.

Parallel aan de Europese Richtlijn bevat de Code van geneeskundige Plichtenleer verschillende belangrijke bepalingen over de betrekkingen tussen artsen en niet-artsen en over medisch-farmaceutische collusie.

Om te kunnen ingrijpen, moet de Orde zo nauwkeurig mogelijk ingelicht worden over onregelmatige praktijken waarbij artsen betrokken kunnen zijn in hun relaties met de geneesmiddelenindustrie.

De Orde der geneesheren wenst dat de media-informanten uit de anonimiteit treden en dat zij, net als alle personen die op de hoogte zijn van situaties zoals deze die in de verf gezet werden in sommige persartikels, de bevoegde overheden inlichten. Zo kunnen, wat de Orde der geneesheren betreft, alle inlichtingen of klachten hieromtrent gericht worden aan de provinciale raad waarin de arts ingeschreven is of rechtstreeks aan de Nationale Raad, die ze zal doorsturen naar de bevoegde provinciale raad.

Louter op grond van de anonieme geruchten die in de pers verschijnen, kan, indien dit nodig mocht zijn, geen einde worden gemaakt aan de praktijken die zij aan de kaak wensen te stellen.

De provinciale raden die geconfronteerd werden met bepaalde aspecten van de problematiek die u naar voren brengt, hebben de ontvangen klachten onderzocht en de beslissingen die genomen werden op tuchtrechtelijk vlak werden u, conform de wettelijke bepalingen, regelmatig meegedeeld.

De Nationale Raad zal de artsen via zijn Tijdschrift herinneren aan de deontologische regels die betrekking hebben op de relaties tussen de artsen en de geneesmiddelenindustrie op dit gebied.

***

Naar aanleiding van de publicatie in het tijdschrift van de landsbond van een ziekenfonds van een artikel over de voordelen die door de geneesmiddelenindustrie aan artsen verschaft zouden worden , ontvangen de raden van de Orde van geneesheren talrijke brieven van verontwaardigde artsen die het met de inhoud van het gewraakte artikel niet eens zijn en menen dat de goede naam van het artsenkorps hierdoor aangetast wordt.

De Nationale Raad stuurt onderstaande brief aan de secretaris-generaal van de betrokken landsbond:

De Nationale Raad ontving kopie van de talrijke brieven die naar hun provinciale raden gestuurd werden door artsen die verontwaardigd waren na het lezen van het artikel "Des ordonnances rentables", dat gepubliceerd werd in het tijdschrift "Profil de la vie", nr. 46, juli-augustus 1998. Sommige van deze brieven werden rechtstreeks naar u gezonden.

De Nationale Raad sluit zich aan bij de hevige reacties van deze artsen op deze publicatie, die door de redactie van uw tijdschrift goed en zinvol voor uw leden bevonden werd en die de integriteit van het hele artsenkorps onder zware verdenking plaatst.

De Nationale Raad nam in zijn vergadering van 22 augustus 1998 kennis van het antwoord dat u verstrekte aan de artsen die u een reactie stuurden op deze publicatie. In dit antwoord stelt u zich vragen bij de rol van het beroep in de reactie op compromissituaties "tussen verstrekkers en weinig scrupuleuze farmaceutische bedrijven". Uw vraagstellingen, enerzijds, en uw beweringen, anderzijds, met betrekking tot de artsen aan wie deze "milde geschenken" te beurt vallen en het feit dat de naar voren geschoven cijfers overeenkwamen met vrij speciale medische activiteiten, doen er bij de artsen niet langer twijfel over bestaan dat u de inhoud van deze artikels onderschrijft.

Opdat het beroep, in casu de Orde van geneesheren, kan ingrijpen, zoals u schrijft, moet zij beschikken over precieze inlichtingen. Het is inderdaad gemakkelijk anonieme, en dus veralgemeende, verdenkingen te zaaien en vervolgens het verwijt te maken dat niet gereageerd wordt op situaties waarvan misschien niet altijd bewijzen geleverd kunnen worden, tenzij andere redenen aan de basis liggen van de niet-mededeling ervan.

Over de betrekkingen tussen de artsen en de geneesmiddelenindustrie bestaan zowel wettelijke bepalingen als deontologische voorschriften. De Orde van geneesheren wenst dat iedere persoon die op de hoogte is van onregelmatige praktijken in deze betrekkingen de bevoegde overheden daarvan in kennis stelt. Wat de Orde van geneesheren betreft, is de provinciale raad waarin de arts ingeschreven is, bevoegd om informatie of klachten hieromtrent te ontvangen. Wanneer de Nationale Raad belast wordt met dit soort van informatie, zal hij deze doorsturen naar de bevoegde provinciale raad.

Collusie03/01/0001
Raadplegingen door een specialist in de parktijkruimte van een huisarts

Een provinciale raad vraagt advies omtrent het houden van raadplegingen door een specialist in de praktijkruimte van een huisarts.

Advies van de nationale raad :

In zijn vergadering van 14 oktober 2017 heeft de nationale raad van de Orde der artsen uw vraag besproken over het houden van raadplegingen door een specialist in de praktijkruimte van een huisarts besproken.

1. De laatste decennia zijn de wijze van praktijkvoering en de structuren binnen de eerste en de tweede lijn een enorme geëvolueerd.

Daar waar vroeger de solopraktijk legio was, zijn er nu veel meer samenwerkingsverbanden tussen huisartsen en specialisten, alsook tussen artsen en andere gezondheidszorgbeoefenaars, zowel op het niveau van de eerste als de tweede lijn.

Multidisciplinaire, intra- en extramurale praktijkvoering is frequent en betekent een meerwaarde voor zowel de arts als de patiënt.

Ook tussen de eerste en de tweede lijn zijn de interacties tussen artsen intenser en veelvuldiger, hetgeen bijdraagt tot een hogere kwaliteit van zorg.

Het houden van raadplegingen door een specialist of een andere gezondheidszorg-beoefenaar binnen dezelfde infrastructuur, zoals voorgesteld in uw vraag kan dan ook - voor zover de deontologie gerespecteerd wordt - een meerwaarde betekenen voor de kwaliteit van zorg voor de patiënt.

2. De nationale raad vindt het belangrijk te benadrukken dat bij elke praktijkvoering, zowel op een zelfde als op meerdere locatie, de belangen van de patiënt op geen enkele manier mogen geschaad worden. Hij verwijst naar de principes vervat in artikel 159, § 5, van de actuele code van geneeskundige plichtenleer. Dat artikel bepaalt : "Uit de aan de provinciale raad voorgelegde stukken moet onder meer blijken:
• dat de belangen van de patiënt op geen enkele manier worden geschaad. Garanties dienen geboden te worden voor de vrije artsenkeuze, de onafhankelijkheid van de arts, de bescherming van het beroepsgeheim en de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid van de artsen, hun vervangers en personeel. [...];
• dat elke vorm van commercialisatie van de geneeskunde, van directe of indirecte collusie, dichotomie en overconsumptie uitgesloten is.

Het blijft een opdracht voor de provinciale raden toe te zien op een deontologisch correcte praktijkvoering en samenwerking.

Dit advies vervangt het advies van 1 januari 1976 (a025017).

Vorige pagina

2

pagina