Draagmoeder
De procureur des Konings van Brussel vraagt de Nationale Raad een advies omtrent de adoptie van een kind geboren uit een draagmoeder.
Advies van de Nationale Raad :
In zijn vergadering van 2 oktober 2010 heeft de Nationale Raad uw brief betreffende zwangerschap voor een ander, ook draagmoederschap of nog substitutiemoederschap genoemd, besproken.
Uitgezonderd een reeds oud advies van 20 oktober 1990 (TNR nr. 51, blz. 20) in verband met een bijzondere situatie van draagmoederschap, heeft de Nationale Raad geen advies verstrekt over zwangerschap voor een ander. Hij ontving hierover overigens geen enkele vraag, wat laat vermoeden dat de procedure weinig problemen met zich brengt met uitzondering van de zeldzame geschillen bij de overdracht van de ouderschapsrechten en -plichten van de draagmoeder aan het wenskoppel die behandeld werden of worden voor de rechtbank (Burg. Jeugdrechtbank Turnhout, 4 oktober 2000, R.W. 2001-2002, p. 206, en Antwerpen, 14 januari 2008, R.W. 2007-2008, p. 1774). De procedure van draagmoederschap is complex en doet tal van juridische, ethische en deontologische problemen rijzen. Over deze vragen bestaat heel wat literatuur en ze worden in detail geanalyseerd in het advies nr. 30 van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek van 5 juli 2004 waarnaar de Nationale Raad verwijst (zie bijlage).
Volgens ons weten is deze aanpak van onvruchtbaarheid verboden in Frankrijk, Spanje en Duitsland. In België, Nederland, Finland en Denemarken wordt hij geduld zonder vastgelegd of omkaderd te zijn door enige wet. In de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Zuid-Afrika daarentegen is hij gereguleerd. In België blijft de praktijk beperkt tot een klein aantal centra die overigens betrokken zijn bij in vitro fertilisatie. Deze centra beschikken over de nodige expertise evenals over de nodige psychologische en juridische omkadering. Het aantal zwangerschappen in dit kader is niet gekend, maar blijkbaar zou slechts uitzonderlijk een beroep gedaan worden op deze techniek. In de Verenigde Staten werden sedert 1994 10.000 kinderen geboren dankzij de zwangerschap voor een ander, in Groot-Brittannië vermeldt men 437 geboortes volgens deze procedure tussen 1998 en 2002, d.i. minder dan 1% van de in vitro fertilisatiebehandelingen.
Bij ontstentenis van een legaal kader, wenst de Nationale Raad zich te beperken tot het verstrekken van enkele fundamentele deontologische aanbevelingen voor de artsen die bij deze praktijk betrokken zijn:
1. De indicatie moet beperkt zijn tot onomkeerbare medische situaties die elke zwangerschap bij de wensmoeder onmogelijk maken. Gezien de vooruitgang op het gebied van onvruchtbaarheidsbehandelingen zouden deze situaties in de toekomst alsmaar zeldzamer moeten worden. De Nationale Raad kan niet aanvaarden dat op deze praktijk een beroep gedaan zou worden om gemaks- of esthetische redenen.
2. De kandidaat-gestationele moeder (draagmoeder) dient een medisch, psychologisch en sociaal onderzoek te ondergaan. Dit onderzoek heeft een tweevoudig doel : nagaan wat haar motieven zijn en zich ervan vergewissen dat de zwangerschap geen ernstige risico's inhoudt voor de moeder of voor het kind. Ze moet ingelicht worden over de risico's op medische complicaties die gepaard gaan met het draagmoederschap alsook over de juridische procedures die eraan verbonden zijn. Tot slot wordt gevraagd dat ze reeds een zwangerschap heeft doorgemaakt.
3. Conform het beginsel van de niet-commercialisering van het menselijk lichaam mag deze praktijk geen aanleiding geven tot een commerciële afdwaling. Het lijkt evenwel gerechtvaardigd dat de draagmoeder vergoed wordt voor de tijd en het ongemak die gepaard gaan met de zwangerschap en dat alle kosten voor juridisch advies en psychologische begeleiding en de medische kosten ten laste genomen worden door het wenskoppel.
Deze vergoeding moet redelijk zijn en het bedrag ervan mag niet van dien aard zijn dat het de vrije en vooringelichte toestemming van de gevraagde substitutiemoeder kan beïnvloeden. In dit opzicht beveelt de Nationale Raad aan dat het aantal zwangerschappen per draagmoeder beperkt zou worden. Het verontrust hem dat op het internet sites opduiken voor de rekrutering van kandidaat-draagmoeders. Deze sites lijken commerciële doeleinden te hebben.
4. De Nationale Raad beklemtoont dat in deze procedure het kind de meest kwetsbare partij lijkt te zijn. Afstammend van een draagmoeder van wie het, in geval van in vitro fertilisatie, niet het genetisch patrimonium deelt en geadopteerd door de wensmoeder die het ouderlijk gezag uitoefent, blijken deze kinderen, wat de psychologische evolutie betreft, niet meer problemen te vertonen dan de kinderen die geadopteerd werden volgens de gebruikelijke procedures. De Nationale Raad acht het zinvol erop te wijzen dat de oudsten onder hen nu de kritieke leeftijd van de adolescentie bereiken. De studies die uitgevoerd worden zijn weinig talrijk en moeilijk aangezien ze het risico inhouden het kind te stigmatiseren. Het is dan ook zeer belangrijk te zorgen voor een zo goed mogelijke begeleiding en omkadering van de betrokken kinderen en ouders.
Bijlage : advies nr. 30 van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek van 5 juli 2004