keyboard_arrow_right
Deontologie

Samenwerking van artsen met schoonheids-, wellness- en verzorgingscentra

Aan de Nationale Raad wordt een vraag gesteld betreffende de samenwerking van artsen met schoonheids-, wellness- en verzorgingscentra.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 17 januari 2015 onderzocht de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw vraag van 1 augustus 2014 betreffende de samenwerking van artsen met schoonheids-, wellness- en verzorgingscentra.

Sommige van deze centra trachten artsen in te schakelen voor verstrekkingen inzonderheid op het gebied van voeding, dermatologie en esthetische geneeskunde.

1° De geneeskunde mag in geen geval en op geen enkele wijze als een handelszaak worden opgevat (artikel 10 van de Code van plichtenleer).

Het is in strijd met de plichtenleer dat een arts raadplegingen, voorschriften of medische adviezen verstrekt in handelscentra of op om het even welke plek waar door hem voorgeschreven of door hem gebruikte geneesmiddelen, producten of apparaten worden verkocht.

De arts mag zich bij zijn zorgaanbod slechts laten leiden door het belang van de patiënt en niet door persoonlijk voordeel.

De beroepsonafhankelijkheid van de arts vormt de basis van de vertrouwensrelatie met de patiënt. Daarnaast wettigt ze het vertrouwen van de maatschappij en impliceert ze dat de arts zijn verantwoordelijkheid opneemt bij het beheer van de middelen van de gemeenschap.

De arts mag zich niet laten beïnvloeden - of de schijn hiervan opwekken - door een ander doel dan de gezondheid van de patiënt, zoals de verkoop door derden van cosmeticaproducten of diensten (massage, epilatie, gymlessen, enz.).

Hij moet vermijden dat een handelszaak gebruik maakt van zijn activiteit om patiënten aan te trekken door bijvoorbeeld gewag te maken van medisch toezicht of medisch advies.

De arts moet er zich tegen verzetten dat handelszaken zijn naam of zijn beroepsactiviteit gebruiken voor reclamedoeleinden.
De ronseling van patiënten of de collusie via dergelijke centra zijn verboden.

Bij de uitoefening van zijn beroep dient de arts slechts samen te werken met personen die beschikken over de beroepskwalificaties die zijn vereist door de wetgeving betreffende de gezondheidszorgberoepen (met name artikel 5, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen).

Hij weigert zijn medewerking te verlenen aan eender welke vorm van onwettige uitoefening van de geneeskunde.

2° Voordat een arts start met zijn praktijk op een plek die hij deelt met andere beroepen moet hij informatie inwinnen over de structuur van de onderneming, de activiteiten die er worden uitgeoefend en de uitoefeningsvoorwaarden voor zijn praktijk.

De geneeskunde moet worden beoefend in een omgeving die de uitoefening van een kwaliteitsvolle geneeskunde stimuleert. Dit vergt lokalen waarin het medisch geheim kan worden gevrijwaard, waarin wordt voldaan aan de eisen inzake hygiëne, die correct zijn uitgerust met het oog op de handelingen die er worden verricht en die waarborgen dat de bewaring en de inzage van de medische dossiers gebeuren onder de verantwoordelijkheid van de arts.

De Nationale Raad herinnert eraan dat elke overeenkomst tussen artsen of artsen-vennootschappen en niet-artsen en die een invloed kan hebben op de deontologische aspecten van de beroepsuitoefening van de arts schriftelijk dient te worden vastgelegd en slechts mag worden ondertekend nadat het ontwerp ervan op deontologisch vlak werd goedgekeurd door de bevoegde provinciale raad en dat hetzelfde geldt voor elke wijziging van een dergelijke overeenkomst (artikel 173, § 1, van de Code van geneeskundige plichtenleer).

Bij de beoordeling van deze overeenkomsten gaat de provinciale raad na of de samenwerking in overeenstemming is met de regels van geneeskundige plichtenleer.

De provinciale raad controleert of de arts bij de bekendmaking van zijn activiteit de deontologische en wettelijke regels naleeft, met name de wet van 23 mei 2013 tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren en tot regeling van de reclame en informatie betreffende die ingrepen.

3° Wat meer bepaald de verstrekkingen van esthetische geneeskunde betreft, verwijst de Nationale Raad naar zijn advies van 20 september 2014, "Problematiek van inrichtingen die patiënten laten overnachten na een heelkundige esthetische ingreep", Tijdschrift van de Nationale Raad, nr. 147.

Voorts verwijst hij naar zijn advies van 16 april 2011, "Toediening van botulinetoxine (botox)", Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 133.

report_problem

Dit advies is vervangen door het advies van 10 december 2022 (a169027).

info_outline
Publicatiedatum

17/01/2015

Documentcode

a148002