Geldigheid van wilsverklaringen - Palliatieve zorg
In zijn brief aan een provinciale raad van de Orde van geneesheren vroeg een notaris naar de geldigheid van de wilsverklaring van een vrouw die wenst dat, wanneer zij aan een ongeneeslijke ziekte lijdt en niet meer in staat is om haar wil te uiten, haar enkel nog palliatieve zorg zouden worden toegediend.
De betrokken provinciale raad verleende hierop het volgende advies en stuurde het ter kennisgeving door naar de Nationale Raad die dit advies op 22 september 2007 goedkeurde.
Brief van de provinciale raad aan de betrokken notaris :
In zijn zitting van 8 augustus 2007 nam het Bureau van de Provinciale Raad van de Orde der Geneesheren van X kennis van uw schrijven d.d. 4 juli 2007.
De wet van 14 juni 2002 betreffende de palliatieve zorg voorziet geen wilsverklaring zoals geformuleerd in de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie.
Art. 2 van de wet betreffende palliatieve zorg luidt als volgt :
“Elke patiënt heeft recht op palliatieve zorg bij de begeleiding van het levenseinde.
Een voldoende ruim aanbod van palliatieve zorg en de criteria voor de terugbetaling van die zorg door de sociale zekerheid moeten er borg voor staan dat dit soort zorg voor alle ongeneeslijk zieke patiënten even toegankelijk is, binnen het geheel van het zorgaanbod. Onder palliatieve zorg wordt verstaan : het geheel van zorgverlening aan patiënten waarvan de levensbedreigende ziekte niet langer op curatieve therapieën reageert. Voor de begeleiding van deze patiënten bij hun levenseinde is een multidisciplinaire totaalzorg van essentieel belang, zowel op het fysieke, psychische, sociale als morele vlak. Het belangrijkste doel van de palliatieve zorg is deze zieke en zijn naasten een zo groot mogelijke levenskwaliteit en maximale autonomie te bieden. Palliatieve zorg is erop gericht de kwaliteit van het resterende leven van deze patiënt en nabestaanden te waarborgen en te optimaliseren.”
Wij dienen u echter te verwijzen naar de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt en meer bepaald naar art. 8, § 4 :
« De patiënt heeft het recht om de (…) bedoelde toestemming voor een tussenkomst te weigeren of in te trekken.
Op verzoek van de patiënt of de beroepsbeoefenaar wordt de weigering of intrekking van de toestemming schriftelijk vastgelegd en toegevoegd aan het patiëntendossier.
De weigering of intrekking van de toestemming heeft niet tot gevolg dat het in artikel 5 bedoelde recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking jegens de beroepsbeoefenaar ophoudt te bestaan.
Indien de patiënt toen hij nog in staat was de rechten zoals vastgelegd in deze wet uit te oefenen, schriftelijk te kennen heeft gegeven zijn toestemming tot een welomschreven tussenkomst van de beroepsbeoefenaar te weigeren, dient deze weigering te worden geëerbiedigd zolang de patiënt ze niet herroept op een moment dat hij in staat is om zijn rechten zelf uit te oefenen. »
Het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt wordt gegarandeerd door de medische deontologie en artikel 5 van de wet betreffende de rechten van de patiënt. Hieruit volgt dat een patiënt curatieve zorg kan afwijzen op elk ogenblik van de evolutie van zijn aandoening, ook vóór het terminale stadium, en dat hij op elk ogenblik voor palliatieve zorg kan opteren.
Uw aandacht wordt erop gevestigd dat de wet « een welomschreven tussenkomst » vereist.