keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Verzekeringen van de patiënt08/04/2017 Documentcode: a157003-R
Christelijke mutualiteit - Second opinion in een universitair ziekenhuis

De nationale raad van de Orde der artsen onderzocht de praktijk van de Christelijke Mutualiteit waarbij zij voor haar verzekerden voorziet in de mogelijkheid van een second opinion in een universitair ziekenhuis

Advies van de nationale raad :

De nationale raad van de Orde der artsen besprak op 8 april 2017 de praktijk van de Christelijke Mutualiteit, hierna de "CM", waarbij zij voor haar verzekerden voorziet in de mogelijkheid van een second opinion in het Universitair Ziekenhuis Leuven.

Dergelijke praktijk stuit op volgende bezwaren:
1. Geen contact tussen arts en patiënt
Een wetenschappelijk verantwoorde diagnose vereist een degelijke anamnese en een gewetensvol klinisch onderzoek. Dit veronderstelt in de regel een fysiek contact tussen arts en patiënt.
2. Verstoring van de markt
Dergelijke samenwerking tussen de CM en het Universitair Ziekenhuis Leuven kan de mededinging op de Belgische markt verhinderen, beperken of vervalsen.
De Raad voor de Mededinging heeft in een vergelijkbare zaak al geoordeeld dat het akkoord tussen de CM en de Vlaamse Vereniging van Orthodontisten, waarbij een bijkomende vergoeding werd betaald aan een patiënt die zich liet behandelen door een tandarts die op de lijst stond, marktverstorend werkt . Bovendien werden er in casu richttarieven en maximumprijzen gehanteerd. Gelet op deze twee elementen, heeft de Raad voor de Mededinging besloten tot een prima facie inbreuk op de mededingingsregels.
3. Recht van vrije keuze
Doordat de patiënten geleid worden naar een lijst van geselecteerde artsen, en een financieel voordeel genieten als ze één van deze artsen consulteren, wordt het recht op vrije keuze van de patiënt uitgehold.. Van een strikte miskenning van het recht kan echter geen sprake zijn aangezien de patiënt, buiten het kader dat door de CM wordt geboden, nog steeds over het recht beschikt om een arts naar zijn keuze te raadplegen.

Dit advies vervangt het advies "Folder van de Christelijke Mutualiteit "Second-O tweede medisch advies" van 7 april 2012.

Bijlage : Folder van de Christelijke Mutualiteit "Second-O tweede medisch advies".

Keuze (Vrije artsen-)07/04/2012 Documentcode: a138004
Folder van de Christelijke Mutualiteit “Second-O tweede medisch advies”

Aan de Nationale Raad wordt een vraag gesteld betreffende een folder van de Christelijke Mutualiteit "Second-O tweede medisch advies".

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 7 april 2012 besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren het initiatief van de Christelijke Mutualiteiten (CM) waarbij men in het kader van een aanvullende hospitalisatieverzekering een samenwerking ontwikkelt met het Universitair Ziekenhuis Leuven en zijn netwerk met het oog op het verlenen van een tweede medisch advies of "second opinion" en dit op eenvoudig verzoek van de betrokken patiënt. Het tweede advies wordt verstrekt door artsen-specialisten met bijzondere deskundigheid, die verbonden zijn aan de Universitaire Ziekenhuizen van de KU Leuven en hun netwerk. Het advies is gebaseerd op bestaande medische informatie.

Het vragen van een tweede mening behoort sedert lang tot de mogelijkheden waarover een behandelende arts en zijn/haar patiënt beschikt om een diagnose al dan niet te bevestigen en een zowel aangepaste als efficiënte behandeling te vinden. Meestal gebeurt dit door contacten tussen artsen, maar het kan ook gebeuren door verwijzing van de patiënt naar een collega, ofwel op initiatief van de arts, ofwel op voorstel van de patiënt.

De Nationale Raad is van mening dat dit samenwerkingsproject tussen CM en UZ Leuven voor CM leden aangesloten bij het CM-Hospitalisatieplan, op de volgende deontologische bezwaren stuit:

- Het ontbreken van een daadwerkelijk arts-patiëntcontact.
De Nationale Raad heeft altijd de nadruk gelegd op het belang van een effectieve ontmoeting tussen de arts en de patiënt. Dit is de conditio sine qua non om de anamnese en het klinisch onderzoek kwaliteitsvol te kunnen integreren in de diagnosestelling en een arts-patiëntdialoog die het vertrouwenscontract bezegelt tot stand te brengen. De Nationale Raad stelt de toegevoegde waarde van het in het kader van dit project verstrekte advies ernstig in vraag.

- Het recht op vrije keuze van de arts door de patiënt komt in het gedrang. Hierbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds het recht van de patiënt, eventueel tegen betaling, tot het krijgen van kopie van de gegevens die over hem worden bijgehouden en anderzijds de plicht van de artsen om in het belang van de patiënt onderling gegevens uit te wisselen (artt. 6 en 9, wet betreffende de rechten van de patiënt).

- Het potentieel schaden van de collegialiteit.
De folder verspreid door de CM vermeldt:"dit advies krijgt u van geneesheren-specialisten die tot de top van hun vakgebied behoren" en "u krijgt advies van onafhankelijke topspecialisten in hun vakgebied, gekozen op basis van hun expertise met betrekking tot uw aandoening".

Deze formulering komt negatief over voor de behandelende huisarts en/of specialist, die zich gewetensvol inzetten voor zijn/haar patiënt en die ook over de nodige vakbekwaamheid beschikken.
Bovendien meent de Nationale Raad dat dit sterk neigt naar ongeoorloofde reclame en mededinging.

Verder vermeldt de CM-folder " 'second-O' werkt onafhankelijk t.o.v. uw behandelende artsen".
De Nationale Raad vreest voor de collegialiteit in een gezondheidssysteem waarin patiënten artsen tegen elkaar kunnen uitspelen.

Om deze redenen meent de Nationale Raad dat de betreffende samenwerking niet de aangewezen manier is om een "second opinion" te organiseren.


Een zelfde brief werd toegestuurd aan :
- Dr H. MOEREMANS, voorzitter van het Syndicaat van Vlaamse Huisartsen
- Drs J.L. DEMEERE, voorzitter en M. MOENS, Secretaris generaal van het Verbond der Belgische Beroepsverenigingen van geneesheren-specialisten
- Prof. Dr P. HOEBEKE, voorzitter van de medische raad van het UZGent
- Prof. Dr S. VAN DAELE, ondervoorzitter van de medische raad van het UZGent
cc.
- Het Landsbond der Christelijke Mutualiteiten
- Dr F. RADEMAKERS, Hoofdgeneesheer, KULeuven

Kabinet18/09/2004 Documentcode: a106006
Consulentschap

Een provinciale raad stelt vast dat de definitie van het consulentschap die hij hanteert niet meer overeenstemt met de huidige interpretatie die aan dit begrip wordt gegeven en vraagt aan de Nationale Raad of deze definitie niet dient te worden herzien.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergaderingen van 3 april 2004, 19 juni 2004 en 18 september 2004 onderzocht de Nationale Raad de door een provinciale raad voorgelegde vraag betreffende de definitie van consulentschap als te hanteren norm bij de beoordeling van de spreiding van de medische activiteiten van een arts. In zijn vraag wijst de provinciale raad op het belang van een uniforme interpretatie van consulentschap door de provinciale raden.

Voorafgaandelijk dient te worden gezegd dat de artikelen 144 tot 150 van de Code van geneeskundige plichtenleer betreffende het consult in deze niet van toepassing zijn. Deze artikelen handelen over het nog nauwelijks voorkomend consult tussen een behandelend geneesheer en een op zijn voorstel of op vraag van de patiënt of diens vertegenwoordiger aangeduide tweede geneesheer. De essentie van dit consult is dat beide geneesheren samenkomen om de zieke te onderzoeken en te overleggen waarna de consulent in aanwezigheid van de behandelende geneesheer de zieke of zijn vertegenwoordiger op de hoogte brengt van het resultaat van het consult.

Onder consulentschap wordt geen occasioneel overleg onder artsen verstaan maar meestal een vaste nevenactiviteit die zich naar tijdsinvestering onderscheidt van de hoofdactiviteit. Artikel 22, §1, van de Code van geneeskundige plichtenleer bepaalt onder meer dat een geneesheer zo hij zijn medische activiteiten spreidt of wenst te spreiden zijn provinciale raad dient te informeren, de spreiding van zijn activiteiten dient te motiveren en de plaats van zijn hoofdactiviteit dient aan de duiden. De recent gewijzigde artikelen van de Code van geneeskundige plichtenleer betreffende de spreiding van activiteiten maken geen onderscheid tussen verschillende soorten van nevenactiviteiten. Doorgaans maken de provinciale raden wel een onderscheid tussen een consulentschap en een tweede kabinet.

Bij interne rondvraag stelt de Nationale Raad vast dat de provinciale raden niet dezelfde criteria voor een consulentschap hanteren en dat deze definitie binnen eenzelfde provinciale raad met de tijd evolueert.

De Nationale Raad is van mening dat het opstellen van algemeen bindende regels omtrent een consulentschap niet aangewezen is en de provinciale raden elke aanvraag afzonderlijk dienen te beoordelen. Bij de beoordeling ervan dienen zij na te gaan of een bepaalde activiteit als tweede kabinet dan wel als consulentschap dient te worden beschouwd. Daarbij moet rekening gehouden worden met alle criteria die volgens artikel 22, §2, van de Code van geneeskundige plichtenleer bij een spreiding van activiteiten van toepassing zijn. Bij het onderzoek van de aanvraag zal de provinciale raad in het bijzonder nagaan of een bepaald consulentschap belangrijk is voor de zieken, of de continuïteit van de zorg verzekerd is en of de uitrusting van het kabinet en/of van het ziekenhuis voldoet aan alle normen die noodzakelijk zijn voor een kwalitatief hoogstaande zorg. De provinciale raden dienen te beslissen of de tijdsinvestering of de inhoud van een consulentschap medebepalende elementen zijn bij de beoordeling van een aanvraag. Tevens dienen de provinciale raden te oordelen of het verantwoord of misleidend is de naam van de consulent op de lijst van de artsen van het ziekenhuis te vermelden.

Consent (Fully Informed-)17/07/2004 Documentcode: a106002
Multidisciplinair oncologisch consult

Een arts van de dienst oncologie van een ziekenhuis vraagt het advies van de Nationale Raad over de deontologische aspecten van het multidisciplinair oncologisch consult en over de aansprakelijkheid van de beoefenaars die bij dit consult betrokken zijn.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad zette in zijn vergadering van 17 juli 2004 de bespreking van de vragen die u hem voorlegde in verband met het multidisciplinair oncologisch consult verder. Deze hadden voornamelijk betrekking op de gevolgen, op diagnostisch en therapeutisch gebied, van een eventueel consult door artsen zonder dat een van hen de patiënt onderzocht heeft, alsook op de individuele en collectieve aansprakelijkheid van de beoefenaars die wettelijk betrokken zijn bij dit consult.

De Nationale Raad bevestigt zijn vroeger advies van 27 september 2003 en herinnert eraan dat de patiënt, uit respect voor zijn autonomie en om de instemming met het zorgproces vlotter te laten verlopen alsook conform de wet betreffende de rechten van de patiënt, altijd behoorlijk ingelicht dient te worden over het waarom van het multidisciplinair consult, over het verloop ervan, over diegenen die eraan deelnemen en hun specialisme en over de betrokkenheid van zijn behandelende arts bij het overleg. De instemming van de patiënt met het zorgvoorstel dient gevraagd en verkregen te worden vóór de uitvoering ervan.

De Nationale Raad meent dat het onaanvaardbaar is dat diagnostische en therapeutische beslissingen genomen worden zonder dat ten minste één arts die deelneemt aan het consult de patiënt onderzocht heeft. Dergelijke mogelijkheid blijkt overigens uitgesloten te zijn op grond van de bepalingen van het koninklijk besluit van 21 maart 2003 houdende vaststelling van de normen waaraan het zorgprogramma voor oncologische basiszorg en het zorgprogramma voor oncologie moeten voldoen om te worden erkend (Belgisch Staatsblad van 25 april 2003). Deze bepalen dat de behandelende of verwijzende geneesheer-specialist en/of de verwijzende huisarts samen met minstens twee andere bevoegde artsen de structuur van het multidisciplinair consult vormen. Dezelfde geest vindt men terug in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen in de inhoud van verstrekking 350372-350383 betreffende het schriftelijk verslag van een multidisciplinair oncologisch consult.

De aansprakelijkheid van ieder van de interveniërenden kan worden ingeroepen wanneer hem persoonlijk een tekortkoming ten laste kan worden gelegd bij het therapeutisch voorstel of bij de uitvoering ervan.

De Nationale Raad is niet bevoegd om juridisch advies te verstrekken over de praktische toepassing van deze aansprakelijkheid, in het bijzonder of en onder welke voorwaarden, enerzijds, een hoofdelijke aansprakelijkheid van alle teamleden van het medisch oncologisch consult (MOC) ingeroepen kan worden, anderzijds, de behandelend arts een fout begaat door geen gehoor te geven aan het advies van het MOC na de patiënt erover ingelicht te hebben.

De Nationale Raad wijst er evenwel op dat, indien een arts die deelneemt aan het consult niet akkoord gaat met de voorgestelde therapeutische keuzes hij dit, liefst schriftelijk, dient mee te delen aan de oncologiecoördinator. Indien een arts die aangezocht wordt voor een therapeutische toepassing het niet eens is met het geformuleerde voorstel dient hij dezelfde houding aan te nemen.

Om te vermijden dat zowel de behandelende geneesheer-specialist als de huisarts het multidisciplinair oncologisch consult niet kunnen bijwonen om eender welke reden, blijft de Nationale Raad erop aandringen dat dit consult best zou plaatsvinden rekening houdende met de mogelijkheden van elk van de betrokken partijen.

Consent (Fully Informed-)27/09/2003 Documentcode: a102003
Oncologische equipes en patiëntenrechten

Een provinciale raad legt een vraag voor van een patholoog-anatoom aan wie in het kader van het opzetten van een oncologiecentrum binnen zijn instelling wordt gevraagd iedere week een lijst van de oncologische gevallen door te geven aan zijn collega's oncologen. Deze lijst moet hen toelaten op de wekelijkse multidisciplinaire vergaderingen de artsen uit te nodigen die de patiënt bij het begin gevolgd en verzorgd hebben (huisarts, internist, chirurg, ...).
De patholoog vraagt of het deontologisch verantwoord is dat hij zonder voorafgaande toestemming van de betrokken patiënt aan de ene arts een lijst doorgeeft van patiënten van een andere arts en of de bedoelde multidisciplinaire consultaties niet in strijd zijn met het principe dat de patiënt zelf zijn arts(en) kiest.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad besprak in zijn vergadering van 27 september 2003 het probleem dat aan een provinciale raad voorgelegd werd door dokter X alsook het voorlopige antwoord dat hij hem deed geworden. Zijn vraag kadert in de herstructurering van de oncologische zorg waarvan de koninklijke besluiten van 21.03.03 bekendgemaakt werden in het Belgisch Staatsblad van 24 april laatstleden.

Zoals de provinciale raad onderstreepte, hebben de deontologische problemen die voortvloeien uit deze nieuwe wetsbepalingen onder meer betrekking op de overdracht van gegevens van een kankerpatiënt aan artsen die de patiënt niet aangezocht heeft om een diagnose te stellen of om zijn aandoening te behandelen en die vervolgens betrokken zullen worden bij de besluitvorming gedurende het ziektebeloop.

Eerst en vooral blijkt het nuttig evenwicht te scheppen tussen, enerzijds, het nut dat de patiënt kan hebben bij de uitwisseling van informatie tijdens een multidisciplinair consult tussen specialisten in het vlak van oncologie en zijn behandelende artsen en, anderzijds, de bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, zijn recht op informatie en zijn recht op de eerbiediging van zijn therapeutische opties.

Het wetenschappelijk belang van een geordend consult tussen ervaren deskundigen kan moeilijk betwist worden. Toch dient de patiënt steeds centraal te staan; overwegingen van technische, administratieve of zelfs financiële aard mogen niet primeren op de wil van de patiënt.

Uit eerbied voor zijn autonomie en om vlotter te kunnen nadenken over de vraag of hij instemt met het verzorgingsproces, dient hij steeds op voorhand behoorlijk ingelicht te worden - zoals overigens geëist wordt door de wet betreffende de patiëntenrechten - over de redenen van dit multidisciplinair consult, over het verloop ervan, over de deelnemers en hun specialisme, en over de betrokkenheid van zijn huisarts bij de discussie. Vervolgens dient altijd zijn toestemming gevraagd en verkregen te worden alvorens de beoefenaren tot wie hij zich niet gewend heeft, optreden.

Deze laatsten moeten zo terughoudend mogelijk trachten te handelen, moeten de vertrouwelijkheid van de gegevens eerbiedigen en moeten ervoor oppassen zich onvoorzichtig te mengen in de fundamentele relatie tussen de patiënt en zijn behandelende artsen.

Wat de precieze vraag betreft van onze collega patholoog-anatoom, namelijk of hij aan het in zijn ziekenhuis op te richten oncologiecentrum de lijst ter beschikking mag stellen van de positief gebleken wegnemingen met de bedoeling de artsen die de patiënt in eerste instantie gevolgd en verzorgd hebben uit te nodigen op de geplande wekelijkse multidisciplinaire vergaderingen, blijkt dat hij het probleem goed ingeschat heeft door voor te stellen dat de patiënt in de allereerste plaats uitvoerig ingelicht dient te worden over de geboden mogelijkheden en dat zijn toestemming verkregen dient te worden vóór eender welke overdracht van medische gegevens aan het oncologiecentrum. Voorts meent de Nationale Raad dat de behandelende arts(en) van de patiënt, die een rechtstreekse relatie met hem onderhoudt (en), het meest geschikte kanaal is (zijn) om deze informatie over te brengen en de toestemming van de patiënt te bevestigen.

Getuigschrift20/04/2002 Documentcode: a097003
Bescherming van de goederen van een te beschermen meerderjarige

Naar aanleiding van de behandeling van een dossier met betrekking tot de toepassing van artikel 488bis van het Burgerlijk Wetboek (1) betreffende de bescherming van de goederen van een te beschermen meerderjarige, vraagt een provinciale raad of een arts een persoon waarvan hij niet de behandelaar is mag onderzoeken met het oog op het opstellen van een omstandige geneeskundige verklaring betreffende de gezondheidstoestand van de betrokken persoon en dit louter op aanvraag van een familielid van de patiënt of van een advocaat.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad acht het deontologisch niet correct een persoon waarvan men niet de behandelaar is, op verzoek van een derde belanghebbende (familielid of advocaat) te onderzoeken met het oog op de aflevering van een omstandige geneeskundige verklaring in het kader van het artikel 488bis van het Burgerlijk Wetboek.

Wanneer een arts daartoe wordt verzocht dient hij de verzoeker te verwijzen naar de behandelaar van de betrokkene.

Wanneer mocht blijken dat de verzoeker en de behandelaar het niet eens geraken, kan de aangezochte geneesheer zelf contact nemen met de behandelaar met de vraag of zij samen de betrokkene in consult kunnen zien. Wanneer dat onmogelijk blijkt te zijn kan de aangezochte geneesheer een beroep doen op de provinciale raad waarbij de behandelaar ingeschreven is om na te gaan of een compromis haalbaar is.

(1) Art. 488bis, §3, BW : "Op straffe van niet-ontvankelijkheid wordt, behoudens in spoedeisende gevallen , een omstandige geneeskundige verklaring bij een verzoekschrift gevoegd, die ten hoogste vijftien dagen oud is, en de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon beschrijft.
Deze geneeskundige verklaring mag niet worden opgesteld door een geneesheer die een bloed- of aanverwant van de te beschermen persoon of van de verzoeker is, of op enigerlei wijze verbonden is aan de instelling waar de te beschermen persoon zich bevindt."

Diagnostische en therapeutische vrijheid15/12/2001 Documentcode: a095008
Dienstverlening "second opinion" aangeboden door een verzekeringsmaatschappij

Een provinciale raad legt een adviesaanvraag voor van een verzekeringsmaatschappij met betrekking tot een voorstel om haar leden een "second opinion" dienstverlening aan te bieden.
Bedoeling is de verzekerde die erom verzoekt een gespecialiseerd advies te verstrekken over de aandoening waaraan hij lijdt en/of de beste te volgen behandeling, en dit uitsluitend voor complexe gevallen of zeldzame aandoeningen.
De verzekeringsmaatschappij benadrukt dat deze dienstverlening niet bestemd is om medische fouten op te sporen of verzekerden te helpen die dergelijke procedures willen inspannen.

Advies van de Nationale Raad :

Deze verzekeringsmaatschappij verzoekt met haar mee te werken om te verkrijgen dat de artsen-practici instemmen met het voorstel en om bij te dragen tot een betere arts-patiëntrelatie, wat een van haar doelstellingen is.

Het vragen van een tweede mening behoort al lang tot de mogelijkheden waarover een behandelend arts beschikt om een diagnose te bevestigen en een zowel aangepaste als efficiënte behandeling te vinden. Meestal gebeurt dit rechtstreeks door contacten tussen artsen, maar het kan ook onrechtstreeks gebeuren door verwijzing van de patiënt naar een collega, ofwel op initiatief van de arts, ofwel op voorstel van de patiënt.

Het voorstel is gebaseerd op het consulteren van een dienst die gevestigd is in de USA en waarbij de deskundigen hun advies verstrekken op basis van een onderzoek van het dossier. De Nationale Raad heeft altijd de nadruk gelegd op het belang van een ontmoeting tussen de arts en de patiënt; alleen zo kunnen de anamnese en het klinisch onderzoek die onontbeerlijk zijn voor het vaststellen van een diagnose verwezenlijkt worden en kan de dialoog die het vertrouwenscontract bezegelt tot stand komen. De Nationale Raad is dan ook uiterst terughoudend gezien het ontbreken van dit contact en meent dat de waarde van het in dit soort van expertise verstrekte advies zeer relatief zal zijn.

Voorts vraagt de Nationale Raad zich af of er geen sprake zou kunnen zijn van discriminatie wanneer de verzekeraar en zijn adviserend arts optreden volgens criteria die alleen gekend zijn door hen en de toegang tot deze dienst voorbehouden aan bepaalde categorieën van aandoeningen, waardoor de gelijkheid van kansen ten aanzien van een ziekte in het gedrang komt.

Bovendien houdt het voorstel volgens de Nationale Raad een niet-geringe bedreiging in voor de vertrouwelijkheid van de inhoud van het medisch dossier van de patiënt, dat hem in principe volledig overhandigd moet worden voor mededeling aan de adviserend arts van de verzekering. De waarborgen ter zake lijken de Nationale Raad te onzeker.

De eventuele weigering van de behandelend arts bepaalde gegevens mede te delen uit vertrouwelijkheidsoverwegingen zou de deskundige kunnen beletten een objectief advies te verstrekken.

Tot slot zou de therapeutische vrijheid van de behandelend arts in conflict kunnen zijn met de mening van de deskundige, wiens advies geen rekening kan houden met belangrijke factoren zoals de betekenis die de patiënt zelf geeft aan het begrip levenskwaliteit en de doelstellingen die nagestreefd worden bij de therapeutische keuzen.

Om deze verschillende redenen meent de Nationale Raad dat het onmogelijk is met deze verzekeringsmaatschappij samen te werken aangaande de twee voorgestelde doelstellingen.

Informatica21/10/2000 Documentcode: a091001
report_problem cf. advies NR 21 september 2019, a166007
Uitoefening van de geneeskunde door een Amerikaanse arts aan boord van een schip varend onder Belgische vlag - Adviesverlening via telefoon of internet door een buitenlandse arts

Uitoefening van de geneeskunde door een Amerikaanse arts aan boord van een schip varend onder Belgische vlag – Adviesverlening via telefoon of internet door een buitenlandse arts

De Amerikaanse ambassade te Brussel legt volgende vragen voor aan de Nationale Raad :

  1. kan een Amerikaanse arts de geneeskunde uitoefenen aan boord van een schip dat onder Belgische vlag vaart en verschillende buitenlandse havens aandoet als hij voldoet aan de voorwaarden voor erkenning van zijn diploma en inschrijving op de Lijst van de Orde der geneesheren;
  2. hoe staat België tegenover het geven van advies via telefoon of internet, door een buitenlandse arts ?

Advies van de Nationale Raad :

1. Uitoefening van de geneeskunde door een Amerikaanse arts aan boord van een schip varend onder Belgische vlag.

Een Amerikaanse arts die, op niet-occasionele wijze, als arts wenst tewerkgesteld te worden aan boord van een schip varend onder Belgische vlag, dient te voldoen aan de voorwaarden die gelden voor de uitoefening van de geneeskunde in België, waaronder ingeschreven zijn op de Lijst van de Orde der geneesheren.
De specifieke overeenkomst die de betrokken arts voor deze tewerkstelling dient te sluiten moet, overeenkomstig art. 173 van de Code van geneeskundige plichtenleer, schriftelijk vastgelegd worden en mag slechts ondertekend worden nadat het ontwerp ervan op deontologisch vlak goedgekeurd werd door de provinciale raad waarbij de arts ingeschreven is.

2. Adviesverlening via telefoon of internet door een buitenlandse arts.

Algemeen gezien kan het gewoonlijk verlenen van mondeling of schriftelijk medisch advies in België beschouwd worden als uitoefening van de geneeskunde wanneer dit :

  • betrekking heeft op een bepaalde therapie;
  • strekt tot behandeling of voorkoming van een welomschreven ziekte;
  • gericht is tot één bepaald individu of een herkenbare groep patiënten;
  • de wijze preciseert waarop de therapie moet worden aangewend.

Indien een bepaalde vorm van adviesverlening door een buitenlandse arts aan deze voorwaarden voldoet - en dus kan beschouwd worden als uitoefening van de geneeskunde - en voor zover deze adviesverlening gebeurt door een arts die zijn medische woonplaats in België heeft, dient de betrokken arts te voldoen aan de voorwaarden die gelden voor de uitoefening van de geneeskunde in België.

Wat specifiek het medisch consult via internet betreft, verwijst de Nationale Raad bovendien naar zijn advies van 19 augustus 2000. Daarin wordt onder meer bepaald dat "een geneeskundige raadpleging een ondervraging en een klinisch onderzoek vergt door een arts die bevoegd is om de geneeskunde uit te oefenen en die de verantwoordelijkheid op zich neemt. Medische raadplegingen houden via internet is in strijd met deze principes. Zij brengen onopgeloste problemen inzake verantwoordelijkheid met zich. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de geneeskundige raadpleging tussen een arts en een patiënt, en de telegeneeskunde. Dit laatste is een gesprek op afstand tussen artsen over een bepaald medisch probleem of tussen een arts en een verre en/of alleenstaande patiënt. In die gevallen mag de geraadpleegde arts slechts een beperkte mening geven."