keyboard_arrow_right
Deontologie

Schorsing - Continuïteit van de verzorging

Aansluitend bij en tot besluit van de beraadslaging op de vorige vergadering, wordt door het Bureau een ontwerp advies voorgelegd m.b.t. het probleem van de continuïteit van de zorgverlening in geval van een disciplinaire schorsing van de geneesheer.

Na overleg formuleert de Nationale Raad onderstaand advies: De Nationale Raad heeft in zijn vergaderingen van 10 december 1988 en 14 januari 1989 het probleem m.b.t. de continuïteit van de zorgverlening in geval van schorsing nader onderzocht.

De Nationale Raad verwijst dienaangaande in de eerste plaats naar artikel 158 van de Code van geneeskundige Plichtenleer dat luidt als volgt:

§1.
Een geneesheer die door een gerechtelijke of disciplinaire beslissing het recht om de geneeskunde uit te oefenen is ontzegd, mag zich gedurende de straftijd niet doen vervangen.

§2.
Dit verbod ontslaat bedoelde geneesheer er niet van de nodige maatregelen te nemen om de continuïteit van de verzorging te verzekeren voor de patiënten die in behandeling zijn op het ogenblik dat voornoemde sanctie in werking treedt.

§3.
Ingeval zulke schikkingen niet werden getroffen, zal de provinciale raad de vereiste maatregelen nemen.

De Nationale Raad is voorts van oordeel dat de geschorste arts op de voordeur van zijn kabinet de namen moet vermelden van ten minste twee collegae die voor de continuïteit van de verzorging kunnen instaan. Telefonisch moet dezelfde informatie worden verstrekt.

Het kabinet van de geschorste arts moet gesloten blijven.