Promotie van generische geneesmiddelen
Verscheidene provinciale raden werden door op hun Lijst ingeschreven artsen in kennis gesteld van een rechtstreeks tot de patiënt gericht schrijven van de geneesheren-directeurs van de Socialistische Mutualiteiten waarin de aangeslotene op de hoogte wordt gebracht van de huidige mogelijkheid zich een goedkoper generisch product aan te schaffen voor het product dat hij/zij regelmatig gebruikt.
Dergelijke praktijk roept deontologische vragen op o.m. inzake het beroepsgeheim, de relatie arts-patiënt en de therapeutische vrijheid van de behandelende arts.
Advies van de Nationale Raad aan de betrokken provinciale raden:
De Nationale Raad noteert dat deze brieven hoofdzakelijk informatief zijn en dat gesprekken met de behandelend arts worden gesuggereerd.
Aldus behoudt deze laatste zijn therapeutische vrijheid voor zover hij, ten overstaan van de voorgestelde economische voordelen, zijn voorschrift kan rechtvaardigen op grond van bio-equivalentie en efficiëntie. Hiervoor kan hij steunen op de besluiten van de bevoegde wetenschappelijke verenigingen.
Niettegenstaande de Nationale Raad meent dat hij zich niet moet mengen in de relatie tussen een aangeslotene en zijn verzekeringsinstelling, wijst hij de geneesheer-directeur van deze laatste er toch op dat het deontologisch gezien wenselijk ware geweest rechtstreeks contact op te nemen met de voorschrijvende arts om de therapeutische vrijheid van deze laatste te vrijwaren.
Brief aan de betrokken geneesheren-directeurs van de Socialistische Mutualiteiten :
De Nationale Raad werd in kennis gesteld van de brief van een arts die zijn verbazing uitte over een schrijven dat door u ondertekend werd en waarin een aangeslotene op de hoogte gebracht werd van de mogelijke vervanging van het product dat hij regelmatig gebruikt door een generisch product.
De Nationale Raad is zich bewust van de economische voordelen die deze geneesmiddelen bieden en schat het belang ervan in, zowel voor de patiënt als voor de verzekeringsinstelling.
Hij gaat er bijgevolg volledig mee akkoord dat een omstandige informatie bezorgd wordt aan de patiënt-verbruiker.
Hij wenst echter te herinneren aan de duale aard van de arts-patiëntrelatie waarin de behandelend arts een centrale plaats behoudt voor zover zijn therapeutische vrijheid en zijn verantwoordelijkheid uitgeoefend kunnen worden in het belang van de patiënten en met eerbiediging van het geheim. Tevens herinnert hij aan de vierde paragraaf van artikel 126 van de Code van geneeskundige plichtenleer waarin bepaald wordt dat de adviserende of controlerende geneesheer zich onthoudt van elke rechtstreekse inmenging in de behandeling.
In dit opzicht lijkt het hem deontologisch gepast dat elke gepersonaliseerde informatie vanuit het medisch kader van de verzekeringsinstelling rechtstreeks bezorgd wordt aan de behandelend arts.