Gebruik door de in verdenking gestelde arts van de tuchtbeslissing en de stukken uit het tuchtdossier voor andere doeleinden dan de procedure voor de Orde der artsen
De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 19 november 2022 de kwestie onderzocht van het gebruik door de betrokken arts van de tuchtbeslissing en de stukken uit het tuchtdossier voor andere doeleinden dan de procedure voor de Orde der artsen.
Artikel 30 van het koninklijk besluit nr. 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der artsen dat geheimhouding oplegt aan de leden van de organen van de Orde is niet van toepassing op een arts tegen wie een tuchtvordering ingesteld is.
De betrokken arts moet echter rekening houden met de geheimhouding waartoe hijzelf verplicht is krachtens artikel 458 van het Strafwetboek en artikel 25 van de Code van medische deontologie 2018, wanneer de dossierstukken gegevens bevatten die onder het beroepsgeheim vallen.
Uit de rechtspraak van het Hof van Cassatie blijkt dat : « het beroepsgeheim niet absoluut is maar kan worden verbroken, met name wanneer de door het beroepsgeheim gebonden persoon zich in rechte moet verdedigen; in dat geval moet de regel van het beroepsgeheim wijken, doch enkel wanneer een hogere waarde daarmee in conflict komt, zodat van die regel enkel wordt afgeweken voor zover dat voor de verdediging van de respectieve rechten van de partijen in de zaak noodzakelijk is » (arrest nr. N-20170118-3 (P.16.0626.F) dd. 18 januari 2017). De maatregel die noodzakelijk is voor de verdediging van de respectieve rechten van de partijen in de zaak impliceert dat het Hof de rechten van verdediging van zowel de eiser als de verweerder voor ogen houdt.
De noodzakelijkheids- en proportionaliteitsbeginselen zijn fundamenteel.
De arts moet er eveneens rekening mee houden dat de verwerking van alle persoonsgegevens, zijnde alle informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon, onder de wetgeving betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer valt. Deze bescherming is niet beperkt tot de bescherming van de gezondheidsgegevens van een persoon, waarvoor een verhoogde bescherming geldt.
De beginselen inzake gegevensbescherming, waaronder de beginselen van rechtmatigheid, behoorlijkheid, transparantie, doelbinding en minimale gegevensverwerking, moeten correct begrepen en toegepast worden door de arts, ongeacht of de gegevens betrekking hebben op de klager of op derden.
De arts die het tuchtdossier of de tuchtbeslissing gebruikt buiten de tuchtprocedure is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid. Hij gaat voorzichtig en weloverwogen te werk nadat hij zich heeft vergewist van de rechtmatigheid van het door hem beoogde gebruik van (niet-geanonimiseerde) documenten die de identiteit van derden onthullen, ongeacht of ze al dan niet onder het beroepsgeheim vallen. Hij gebruikt enkel persoonsgegevens die adequaat, relevant en beperkt zijn tot wat nodig is voor het rechtmatige doel dat hij nastreeft.
Om zijn professionele betrouwbaarheid te bewijzen, met andere woorden aan te tonen dat hij geen tuchtantecedenten heeft, kan de arts de provinciale raad op wiens lijst hij ingeschreven is steeds verzoeken hem een attest van goed gedrag te bezorgen.
Dit advies vervangt het advies a097006 van 25 mei 2002.
Dit advies vervangt het advies a097006 van 25 mei 2002.