keyboard_arrow_right
Deontologie

Mededeling van de tuchtrechtelijke beslissingen aan het RIZIV

Mededeling van de tuchtrechtelijke beslissingen aan het RIZIV.

Tijdens zijn vergadering van 25 augustus 1990 heeft de Nationale Raad kennis genomen van een adviesaanvraag van een Provinciale Raad. Deze vraagt of hij verplicht is om aan het RIZIV mede te delen welk gevolg gegeven wordt aan de dossiers die hij van het RIZIV ontvangen heeft. Moeten enkel de beslissingen die genomen werden in het kader van art. 35 van de wet op de ZIV (onrechtmatige verstrekkingen) aan deze instelling medegedeeld worden of geldt deze verplichting voor alle door het RIZIV bezorgde dossiers (Tijdschrift nr. 50, blz. 20) ?

De Raad neemt kennis van een ontwerp‑advies dat goedgekeurd wordt na toevoeging van een alinea. Deze alinea heeft betrekking op het standpunt van de Provinciale Raad aangaande de interpretatie die door het RIZIV aan artikel 35 gegeven wordt. De Nationale Raad is het niet eens met dit standpunt. De Provinciale Raad deelde de Nationale Raad namelijk het volgend advies van het RIZIV mede : "artikel 35 ‑ 1e lid van de wet van 9 augustus 1963 slaat op ieder deontologisch misbruik van een geneesheer bij het uitvoeren of voorschrijven van verzorging". De Provinciale Raad die dit advies toelichtte verklaarde dat hij geneigd was deze interpretatie bij te treden aangezien "dit organisme controlerend kan optreden omtrent de naleving van de eventuele schorsingen".

Advies van de Nationale Raad :

In antwoord op uw vraag om advies van 30 mei 1990, betreffende hogervermeld onderwerp wil de Nationale Raad er U op attent maken dat zijn interpretatie van Art. 35 van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte ‑ en invaliditeitsverzekering, tekst weergegeven in bijlage 1 zoals hij werd gewijzigd bij wet van 8 april 1965, reeds door de Nationale Raad werd weergegeven in een advies verstrekt aan de voorzitters van de Provinciale Raden d.d. 18 juli 1978.

Dit advies werd gepubliceerd in het Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 26, 1977‑78, blz. 29. Naar aanleiding van hierop geformuleerde bezwaren vanwege een Provinciale Raad verscheen trouwens een hieraan complementair advies vanwege de Nationale Raad in diens Tijdschrift nr. 27, 1978‑79, 44-46.

Deze beide adviezen blijven nog volledig gelden, aangezien nog steeds geen K.B. verschenen is dat uitvoering verleent aan Art. 23 van de Programmawet van 22 december 1989. Dit artikel wijzigt het bovengenoemde Art. 35 in zijn globaliteit, doch is nog niet van toepassing.

De Nationale Raad is dan ook van mening dat de neiging vanwege de Provinciale Raad van Antwerpen, zoals uitgedrukt in uw brief van 30 mei 1990, om het standpunt terzake vanwege het RIZIV bij te treden, niet strookt met het advies van de Nationale Raad.

Officieel Tijdschrift Orde van de geneesheren, nr. 26, 1977 ‑ 1978, blz. 29 :

Bij artikel 35 van de Wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte‑en invaliditeitsverzekering, werd de mededeling voorzien van de disciplinaire beslissingen van de Raden van de Orde van geneesheren aan de Dienst voor geneeskundige controle van de ZIV.

In dat artikel wordt bepaald : "De geneesheer oordeelt in geweten en in volle vrijheid over de te verlenen verzorging. De onrechtmatige verstrekkingen die in strijd zijn met de plichtenleer, worden evenwel ter beoordeling voorgelegd aan de Raden van de Orde der geneesheren. Het komt uitsluitend die Raden toe de betwistingen van medische aard betreffende de toepassing van de bepaling van het vorig lid te beslechten tussen enerzijds, de geneesheer en, anderzijds, de verzekeringsinstellingen of de Dienst voor geneeskundige controle en gebeurlijk de geneesheer een tuchtstraf op te leggen wegens de fouten die hij te dien opzichte beging. De hiervoren bedoelde misbruiken zullen de Raden van de Orde ter kennis gebracht worden door de Dienst voor geneeskundige controle. Zodra de beslissing van de Raad der Orde niet meer vatbaar is voor beroep, zal zij de Dienst voor geneeskundige controle medegedeeld worden".

In zijn vergadering van 15 juli 1978, heeft de Nationale Raad deze bepaling als volgt geïnterpreteerd :

Indien de Raden van de Orde der geneesheren door de Dienst voor geneeskundige controle van de ZIV in kennis worden gesteld van feiten die aanleiding hebben gegeven tot onrechtmatig geachte verstrekkingen, moeten de beslissingen van de Raden van de Orde integraal aan het Comité van bedoelde Dienst worden medegedeeld van zodra zij niet meer voor beroep vatbaar zijn.

In de andere gevallen, d.w.z., wanneer de Raden van de Orde door de Dienst voor geneeskundige controle van de ZIV in kennis gesteld worden van feiten die neerkomen op fouten van deontologische aard die echter geen aanleiding hebben gegeven tot onrechtmatige verstrekkingen vanwege de ziekte- en invaliditeitsverzekering, moeten de beslissingen door deze Raden genomen, niet worden medegedeeld.

Officieel Tijdschrift Orde van de geneesheren, nr. 27, 1978 ‑ 1979, blz. 44 :

De Nationale Raad is van mening dat artikel 35 van de wet van 9 augustus 1963 niet stilzwijgend werd opgeheven door artikel 30 van het K.B. van 10 november 1967. Deze laatste bepaling heeft alleen betrekking op het beroepsgeheim van de leden van de raden van de Orde. Deze individuele verplichting is vreemd aan de vraag of de raden van de Orde bepaalde beslissingen aan de door de wet aangeduide overheden mogen mededelen.

Het Koninklijk Besluit nr. 79 waarin voormeld artikel 30 voorkomt, regelt trouwens zelf in zijn artikel 27 de mededeling van bepaalde beslissingen. Deze mededelingen worden ook door artikel 37, § 1, 2, e, van het K.B. nr. 78 van 10 november 1967 geregeld.

Er kan dus zeker geen sprake zijn van een stilzwijgende intrekking van artikel 35 van de wet van 9 augustus 1963 door artikel 30 van het K.B. nr. 79.

Wat de eerste opmerking van Uw Raad betreft, dient er vooraf op gewezen te worden dat de door voormeld artikel 35 voorgeschreven mededelingen slechts betrekking hebben op beslissingen in verband met feiten, die door de Dienst voor geneeskundige controle werden aangegeven. Het gaat dus om feiten die door deze dienst reeds zijn bekend. De taak van de Orde zal erin bestaan te oordelen of deze feiten een misbruik uitmaken van de therapeutische vrijheid en op die grond eventueel een disciplinaire sanctie opleggen.

Er dient in de tweede plaats te worden opgemerkt dat de beslissing alleen moet worden medegedeeld in zoverre zij betrekking heeft op de door de Dienst voor geneeskundige controle aangegeven feiten. Indien andere feiten in aanmerking genomen worden, dient de beslissing slechts gedeeltelijk te worden medegedeeld.

Deze handelwijze wordt door de gerechtelijke overheden gevolgd wanneer een rechterlijke beslissing aan een persoon wordt medegedeeld, die een wettig belang kan doen gelden. Het deel van de beslissing dat aan dat belang eventueel vreemd is, wordt niet medegedeeld.

Indien verscheidene sankties door een beslissing worden opgelegd, moet alleen de sanktie in verband met de door de Dienst voor geneeskundige controle aangegeven feiten, worden medegedeeld. Indien één enkele sanktie wordt opgelegd voor die feiten, samen met andere feiten, zal de raad kunnen melden dat de aangegeven feiten met een disciplinaire sanktie werden beteugeld, zonder die sanktie nader te bepalen en met vermelding dat, nu de sanktie uit hoofde van andere feiten werd toegepast, het niet mogelijk is verdere inlichtingen te geven.

Indien de motieven van de beslissing verklaringen vermelden die de geneesheer heeft afgelegd wegens zijn verplichting de gehele waarheid kenbaar te maken, zullen die motieven ook verzwegen kunnen worden. Maar zelfs in dat geval zal de raad, wegens de door de wet opgelegde verplichting, moeten mededelen dat een bepaalde sanktie, of minstens dat een sanktie uit hoofde van de aangegeven feiten, werd opgelegd.

Binnen die perken zal het de raad mogelijk zijn de principes die de disciplinaire vervolgingen beheersen, met de door de wet voorgeschreven mededelingen overeen te brengen.