Schorsing in het recht de geneeskunde uit te oefenen
De gevolgen van bovenvermelde tuchtstraf kunnen verschillen naargelang de manier waarop de arts zijn beroep uitoefent: solo praktijk, associatie, in een privé of een universitair ziekenhuis, in een kleine of grote dienst, al dan niet met een honorariapool ...
De verschillen zijn eveneens voelbaar voor de patiënten, de continuïteit van de verzorging, de urgenties, een praktijk in de stad of op het platteland ...
De Nationale Raad wordt door een provinciale raad verzocht deze kwestie nader te onderzoeken in functie van de artikelen van de Code van geneeskundige Plichtenleer.
Na een langdurige bespreking wordt op de vergadering van de Nationale Raad van 9 juli 1983 beslist dat een wijziging van artikel 158 van de Code niet nodig is:
§ 1. Een geneesheer die door een gerechtelijke of disciplinaire beslissing het recht om de geneeskunde uit te oefenen is ontzegd, mag zich gedurende de straftijd niet doen vervangen.
§ 2. Dit verbod ontslaat bedoelde geneesheer er niet van de nodige maatregelen te nemen om de continuïteit van de verzorging te verzekeren voor de patiënten die in behandeling zijn op het ogenblik dat voornoemde sanctie in werking treedt.
De getroffen schikkingen moeten meegedeeld worden aan de provinciale raad waarbij deze geneesheer is ingeschreven.
§ 3. Ingeval zulke schikkingen niet werden getroffen zal de provinciale raad de vereiste maatregelen nemen.