keyboard_arrow_right
Deontologie

Tuchtstraffen van schorsing en schrapping

Om te voorkomen dat door de ziekenfondsen onwettig verrichte verstrekkingen worden uitgekeerd, vraagt de Minister van Sociale Zaken aan de Nationale Raad de mogelijkheid te willen onderzoeken om in het vervolg de Dienst voor geneeskundige verzorging van het RIZIV in kennis te stellen van elke wijziging in het persoonlijke dossier van de artsen aangaande het recht tot uitoefening van de geneeskunde.

De Nationale Raad heeft deze aangelegenheid in zijn vergadering van 19 mei 1984 nader onderzocht en aan de Minister als volgt geantwoord:

De Raad is de mening toegedaan dat het inderdaad wenselijk zou zijn dat de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor Ziekte‑ en Invaliditeitsverzekering kennis zou krijgen van het beschikkend gedeelte van alle definitief geworden beslissingen houdende weglating van de lijst van de Orde, schorsing in het recht de geneeskunde uit te oefenen, schrapping van die lijst of beperking van de uitoefening van de geneeskunde.

In de praktijk kan dit worden verwezenlijkt door in artikel 37, § 1, 2°, e, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967, de bijzondere opdracht van de Provinciale geneeskundige Commissie daartoe uit te breiden.