De aandacht voor zorg in de gevangenis – de behandeling van hepatitis C.
De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 21 februari 2025 de problematiek onderzocht met betrekking tot het gebrek aan behandeling van hepatitis C bij gedetineerden die voor een korte periode in de gevangenis verblijven.
Op heden wordt de behandeling van hepatitis C bij een gedetineerde slechts opgestart wanneer hij minimaal drie maanden in de gevangenis verblijft.
De keuze om uitsluitend gedetineerden te behandelen die gedurende het volledige behandeltraject in de gevangenis verblijven, is gebaseerd op een tekort aan middelen, de veronderstelling dat de behandeling na vrijlating niet wordt voortgezet en de niet-dringende aard van de pathologie.
Het onderscheid in behandeling naargelang de duur van de detentieperiode is vanuit deontologisch oogpunt onverdedigbaar. Overeenkomstig de Code van medische deontologie verzorgt de arts alle patiënten even gewetensvol en zonder discriminatie.[1]
Een verantwoord beheer van de middelen van de gemeenschap mag er niet toe leiden dat een bepaalde bevolkingsgroep geen toegang krijgt tot gezondheidszorg, te meer omdat de behandeling zeer toegankelijk is.
De behandeling van elke gedetineerde sluit bovendien aan bij de mondiale hepatitisstrategie van de Wereldgezondheidsorganisatie, die door België werd goedgekeurd en tot doel heeft het aantal nieuwe hepatitisinfecties tussen 2016 en 2030 met negentig procent te verminderen.[2]
Het behandelen van zoveel mogelijk gedetineerden is niet alleen van belang voor de gezondheid van de gedetineerde zelf, maar ook voor de samenleving. Een onbehandelde gedetineerde kan immers na vrijlating anderen besmetten buiten de gevangenismuren.
De gevangenisarts heeft de taak mee in te staan voor gezondheidspreventie, - bescherming en promotie.[3] Vroegtijdig testen en informeren over de besmettingsrisico’s maken deel uit van een zorgvuldig hepatitisbeleid.
Ten slotte is het ongerijmd om vooraf te veronderstellen dat de gedetineerde de behandeling na vrijlating niet zal voortzetten. De gevangenisarts speelt hierin een cruciale rol: hij moet de gedetineerde informeren over de risico's van de aandoening en, met het oog op de zorgcontinuïteit, de patiënt overtuigen de behandeling voort te zetten en hem of haar informeren over de centra die kunnen instaan voor de verdere zorg.
[1] Art. 30, lid 3, Code van medische deontologie.
[2]Elimination of hepatitis by 2030.
[3] Art. 5, Code van medische deontologie.