Gevangenissen
1. De commissie "Gevangenissen" van de Nationale Raad maakt het resultaat bekend van hun activiteiten aangaande het voorontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van artikel 96 van het algemeen reglement van de strafinrichtingen. Na de tekst van de commissie onderzocht te hebben, neemt de Raad de voorgestelde wijzigingen aan.
Voorstel van de Nationale Raad:
De Nationale Raad heeft in zijn vergaderingen van 16 maart en 15 juni 1996 het "bijgewerkt" ontwerp van Koninklijk Besluit betreffende de vrije keuze van geneesheer door gedetineerden onderzocht en volgend advies verleend:
De Nationale Raad is de mening toegedaan dat er maar één behandelende geneesheer kan zijn die de volledige verantwoordelijkheid draagt.
Over het ontwerp van Koninklijk Besluit maakt de Nationale Raad volgende opmerkingen:
Als eerste paragraaf van artikel 96 zou volgende alinea moeten ingelast worden: "Tijdens de duur van de hechtenis wordt de behandelende geneesheer van de inrichting beschouwd als de behandelende arts van de gedetineerde. Hij draagt de volledige verantwoordelijkheid voor de behandeling."
De volgende alinea's van het ontwerp zouden als volgt moeten gelezen worden:
3de alinea:
"Behoudens dwingende redenen zal de geneesheer van de inrichting aanvaarden overleg te plegen met elke confrater van wie het advies gevraagd wordt door de gedetineerde. Hierbij zal hij zich op de eerste plaats laten leiden door het belang van de zieke en de kwaliteit van de zorgen."
4de alinea:
"De behandelende geneesheer van de inrichting en de door de gedetineerde gekozen geneesheer..."
6de alinea:
"1) De kosten en erelonen ... zijn ten laste van de gedetineerde met uitsluiting van deze die de twee geneesheren in onderling akkoord nodig achten."
8ste alinea:
"3) Het onderzoek vindt plaats in het medisch kabinet van de inrichting in aanwezigheid van de behandelende geneesheer van de inrichting of van een geneesheer van zijn medische dienst door hem daartoe aangeduid."
9de alinea:
"4) Na voorafgaandelijk en te vertrouwelijken titel van de behandelende geneesheer van de inrichting ..."
10de alinea:
"5) De behandelende geneesheer van de inrichting ontvangt een schriftelijk advies vanwege de gekozen geneesheer over de noodzaak van een nieuw consult evenals de voorgenomen diagnostische onderzoeken en/of behandelingen."
11de alinea:
"Indien ze van mening verschillen moeten de behandelende geneesheer van de inrichting ... "
13de alinea:
"Indien er na overleg onenigheid blijft, zal deze voorgelegd worden aan een derde geneesheer door beide partijen gekozen. Zijn advies wordt aan de betrokken geneesheren kenbaar gemaakt."
De 14de alinea wordt weggelaten.
2. Na door verscheidene provinciale raden te zijn geraadpleegd over de behandeling van drugverslaafde gedetineerden, besluit de Nationale Raad deze provinciale raden het advies te sturen dat op 15 juni 1996 werd verleend en naar de Geneesheer-Hoofd van Dienst van het bestuur der strafinrichtingen gestuurd.
Brief aan de provinciale raden:
De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 15 juni 1996 uw brief over de behandeling van drugverslaafde patiënten-gedetineerden in Belgische gevangenissen, onderzocht.
Bij deze brief vindt u het advies dat de Nationale Raad op 15 juni 1996 verstrekt heeft aan Dr. Van Mol, Geneesheer-Hoofd van Dienst van het bestuur der strafinrichtingen (zie voorstel van de Nationale Raad hierboven).
3. De Nationale Raad werd ook geraadpleegd door de algemeen afgevaardigde van Droits de l'Enfant en Aide à la Jeunesse (Rechten van het kind en hulpverlening aan de jeugd, Franse Gemeenschap), aangaande het verzet van een instelling waarin minderjarigen geplaatst zijn in het kader van een jeugdbeschermingsmaatregel om de minderjarige te laten bezoeken door de behandelende arts van zijn familie.
Advies van de Nationale Raad :
De Nationale Raad is van oordeel dat een minderjarige die in een instelling geplaatst is in het kader van een jeugdbeschermingsmaatregel over het algemeen een beroep mag doen op zijn behandelende arts.
De behandelende arts van de familie heeft niet het recht, ook niet op verzoek van de ouders, te eisen het kind te mogen onderzoeken.
In het concrete geval dat u ons ter advies voorlegt in uw brief, menen wij dat de met het deskundig onderzoek belaste arts of de jeugdrechter zich ervan dient te vergewissen dat het verzoek om onderzocht te worden door de behandelende arts van de familie wel degelijk uitgaat van het kind en niet van de ouders, en een beslissing dient te nemen.
Uw tweede vraag, met name of er een onderscheid bestaat tussen een medische ingreep en een gewoon medisch onderzoek, is ongegrond.