Voorstel “Heimans” tot wijziging van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen die lijden aan een geestesstoornis
Advies van de Nationale Raad :
De wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen die lijden aan een geestesstoornis werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 13 juli 2007, maar is na meer dan vijf jaar nog niet in werking getreden.
Deze wet van 2007 was aan herziening toe en de Nationale Raad van de Orde der geneesheren heeft in zijn advies van 11 december 2010 ‘Wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen die lijden aan een geestesstoornis' (Tijdschrift Nationale Raad nr. 132) meerdere bezwaren geuit en voorstellen geformuleerd. Meerdere nieuwe versies werden uitgewerkt in de loop der jaren.
Dit advies is gebaseerd op de laatste versie ‘04.10.2012 Henri Heimans' en beperkt zich tot de deontologische implicaties van het psychiatrische deskundigenonderzoek en de tenuitvoerlegging van de internering.
1/ Deze nieuwe versie benadrukt meer dan de vorige de doelstelling van de wet: rekening houdend met het veiligheidsrisico moet de nodige zorg aangeboden worden die gericht is op maatschappelijke re-integratie via een zorgtraject waarin de geïnterneerde telkens zorg op maat aangeboden wordt (art. 2). De oorspronkelijke wet van 2007 was niet werkbaar vanuit behandelstandpunt. Deze nieuwe versie is meer gericht op het effectief ter beschikking stellen van de behandelmogelijkheden van de psychiatrische zorg.
2/ In zijn advies van 11 december 2010 vroeg de Nationale Raad een vereenvoudiging en versoepeling van de uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 21 april 2007. Van vereenvoudiging is er nauwelijks sprake. De huidige versie telt 120 artikelen tegen 156 artikelen in de versie van 2007 en slechts 32 artikelen in de wet van 1 juli 1964 die tot de dag van vandaag van toepassing is. De vraag naar een versoepeling en meer behandelgerichtheid van de uitvoeringsmodaliteiten van de internering werd echter wel duidelijk positief beantwoord in deze nieuwe versie.
De onderzoeks- of vonnisgerechten kunnen een inverdenkinggestelde of een beschuldigde die geïnterneerd wordt, bij afzonderlijk gemotiveerde beslissing, onmiddellijk in vrijheid stellen, al dan niet onder de oplegging van een of meer voorwaarden.
De strafuitvoeringskamer kan beslissen tot de ‘plaatsing' of ‘overplaatsing' van de geïnterneerde in een psychiatrische afdeling van de gevangenis of een Federale inrichting tot bescherming van de maatschappij. De wet voorziet een ‘onderhandelde plaatsing of onderhandelde overplaatsing' als het gaat om een forensisch psychiatrisch centrum of een privé- of gemeenschapsinstelling (artikelen 19 en 20). In dergelijk geval verklaart de inrichting zich akkoord met de opname van de geïnterneerde. De inlassing van deze regel in de wet is positief.
De verschillende concrete modaliteiten ter uitvoering van de rechterlijke beslissing tot internering kunnen voortaan in elke fase van de uitvoering van de internering toegekend worden door de strafuitvoeringskamer uitsluitend bevoegd voor interneringszaken. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met voorwaarden of tegenaanwijzingen, maar dit is een zeer positieve wijziging van de oorspronkelijke wet van 2007 die veel te rigide opgesteld was. De concrete modaliteiten waarvan sprake zijn zowel de uitgangsvergunning, het verlof, de beperkte detentie, het elektronisch toezicht, de invrijheidstelling op proef, de voorlopige invrijheidstelling of de vervroegde invrijheidstelling.
3/ Naast het forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek, voorziet deze nieuwe versie van de wet de alternatieve mogelijkheid van een ‘psychologisch deskundigenonderzoek' uitgevoerd door ‘een forensisch psycholoog die de erkende titel van psycholoog draagt en geregistreerd is bij de psychologencommissie' (art. 5, § 2). De Nationale Raad onderschrijft zonder reserve het feit dat het psychiatrisch deskundigenonderzoek in college en/of met bijstand van andere gedragswetenschappers kan uitgevoerd worden onder de leiding en de verantwoordelijkheid van een deskundige die voldoet aan de voorwaarden welke zijn gesteld in artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. In de mate dat de taak van de deskundige er ook in bestaat een medische diagnose te stellen en behandeladviezen te geven kan de Nationale raad niet akkoord gaan met het voorstel om die taak ook toe te vertrouwen aan zorgverleners die niet erkend zijn door voornoemd koninklijk besluit. Het betreft immers diagnostische en behandeladviezen over patiënten met een ernstige psychiatrische aandoening zoals geclassificeerd in de DSM-IV. Dit dient te gebeuren door een psychiater of door een multidisciplinair team onder leiding en verantwoordelijkheid van een psychiater.
4/ Het artikel 6, § 1, voorziet in de mogelijkheid van een psychiatrisch deskundigenonderzoek met opneming ter observatie in de psychiatrische afdeling van de gevangenis of het forensisch psychiatrisch centrum. De opnamemogelijkheid in een psychiatrische afdeling van de gevangenis bestond reeds in de wet van 1964, maar kon nooit uitgevoerd worden omdat de psychiatrische afdelingen van de gevangenissen hiervoor nooit uitgerust geweest zijn en zij zijn het nog steeds niet. Deze leemte moest worden ingevuld door het koninklijk besluit van 19 april 1999 tot de instelling van een Penitentiair onderzoek- en klinisch observatiecentrum (POKO). Dit centrum moest de opneming ter observatie zoals bepaald door de wet mogelijk maken maar het werd nooit opgericht. De huidige wet tracht dit te omzeilen door de opname ter observatie mogelijk te maken in een forensisch psychiatrisch centrum.
De Nationale Raad heeft ernstige bezwaren tegen dit voorstel. De bedoelde forensische psychiatrische centra zijn behandelinstellingen voor geïnterneerden en dreigen door het gebrek aan alternatieven binnen de gevangenis misbruikt te worden door deze wet voor deskundigendoeleinden. De Nationale Raad pleit steeds voor een strikte scheiding tussen enerzijds behandeling en anderzijds expertise, hierin gesteund door artikel het 100, § 3, van de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden dat stelt dat de functie van adviserende arts onverenigbaar is met een opdracht als zorgverlener in de gevangenis.
De Nationale Raad herhaalt bijgevolg advies tot oprichting van het POKO, wat de kwaliteit van het psychiatrisch deskundigenonderzoek in problematische gevallen zeker ten goede zal komen. Deze deskundigenopdracht gewoon doorschuiven naar extrapenitentiaire zorgverlenende instellingen is niet verantwoord.
5/ De Nationale Raad stelt met tevredenheid vast dat er binnen de strafuitvoeringsrechtbank een kamer opgericht wordt die uitsluitend bevoegd is voor interneringszaken. Een aangepaste samenstelling van deze kamer is verantwoord door het feit dat de internering geen straf maar en beschermingsmaatregel is. Het ware wenselijk in de wet te specificeren dat de strafuitvoeringsrechter in deze kamer bijgestaan wordt door een assessor gespecialiseerd in interneringszaken.
6/ De Nationale Raad onderschrijft het voorstel betreffende het tegensprekelijk karakter van het deskundigenonderzoek (art. 7bis) en betreffende de delicate situatie waarbij een persoon zowel een vrijheidsstraf, als een internering ondergaat (artt. 114 en 114bis). Er wordt niet meer verwezen naar de toepassing van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke.
In zijn advies van 11 december 2010 heeft de Nationale raad zich positief uitgesproken over de nieuwe formulering van de gestelde vragen aan de deskundige, het voorzien van een erkenning van de deskundigen door de minister bevoegd voor volksgezondheid en het opstellen van een verslag overeenkomstig het door de Koning vastgelegde model. Dit blijft ongewijzigd in het laatste voorstel en zal de kwaliteit van de rapportages ten goede komen.