keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Vorige pagina

4

pagina

Gedetineerden09/03/1983 Documentcode: a031028
Bescherming van gedetineerden
RESOLUTIE AANGENOMEN IN DE ALGEMENE VERGADERING VAN DE VERENIGDE NATIES
9 maart 1983

Beginselen van medische ethiek

Aangezien het Nederlands niet tot de vijf officiële werktalen(1) van de Verenigde Naties behoort, heeft de redactie er de voorkeur aan gegeven de officiële Franse en Engelse versie te publiceren.

***

L'Assemblée générale,

Rappelant sa résolution 31/85, du 13 décembre 1976, dans laquelle elle a invité l'Organisation mondiale de la santé à élaborer un projet de code d'éthique médicale s'appliquant à la protection des personnes soumises à toute forme de détention ou d'emprisonnement contre la torture et autres peines ou traitements cruels, inhumains ou dégradants,

Rendant hommage une fois de plus au Conseil exécutif de l'Organisation mondiale de la santé qui a, à sa soixante troisième session, en janvier 1979, décidé d'approuver les principes énoncés dans un rapport intitulé «Elaboration de codes d'éthique médicale», lequel contenait en annexe un projet d'ensemble de principes élaboré par le Conseil des organisations internationales des sciences médicales et intitulé «Principes d'éthique médicale applicables au rôle du personnel de santé dans la protection des individus contre la torture et autres peines ou traitements cruels, inhumains ou dégradants»,

Ayant à l'esprit la résolution 1981/27 du Conseil économique et social, en date du 6 mai 1981, dans laquelle le Conseil a recommandé à l'Assemblée générale de prendre des mesures pour procéder à la mise au point définitive du projet de principes d'éthique médicale à sa trente-sixième session,

Rappelant sa résolution 36/61 du 25 novembre 1981, dans laquelle elle a décidé d'examiner le projet de principes d'éthique médicale à sa trente septième session en vue de l'adopter,

Alarmée par le fait qu'il n'est pas rare de voir des membres de la profession médicale ou d'autres membres du personnel de santé se livrer à des activités difficilement conciliables avec l'éthique médicale,

Reconnaissant que, partout dans le monde, des actes médicaux importants sont de plus en plus souvent accomplis par du personnel de santé n'ayant ni le diplôme ni la formation de médecin, tels que des médecins assistants, du personnel paramédical, des physiothérapeutes et des infirmiers,

Rappelant avec satisfaction la Déclaration de Tokyo de l'Association médicale mondiale, contenant les Directives à l'intention des médecins en ce qui concerne la torture et autres peines ou traitements cruels, inhumains ou dégradants en relation avec la détention et l'emprisonnement, adoptée par la vingt neuvième Assemblée médicale mondiale, tenue à Tokyo en octobre 1975, Notant que, conformément à la Déclaration de Tokyo, des mesures devraient être prises par les Etats et les associations professionnelles, ainsi que par d'autres entités le cas échéant, contre toute tentative visant à soumettre des membres du personnel de santé ou les membres de leur famille à des menaces ou à des représailles du fait que ce personnel aurait refusé d'accepter le recours à la torture ou à d'autres formes de traitement cruel, inhumain ou dégradant,

Réaffirmant la Déclaration sur la protection de toutes les personnes contre la torture et autres peines ou traitements cruels, inhumains ou dégradants, adoptée à l'unanimité dans la résolution 3452 (XXX) de l'Assemblée générale en date du 9 décembre 1975, dans laquelle elle a déclaré à l'unanimité que tout acte de torture ou toute autre peine ou traitement cruel, inhumain ou dégradant est un outrage à la dignité humaine et doit être condamné comme un reniement des buts de la Charte des Nations Unies et comme une violation de la Déclaration universelle des droits de l'homme (1),

Rappelant que, conformément à l'article 7 de la Déclaration adoptée dans la résolution 3452 (XXX), tout Etat doit veiller à ce que tous les actes de torture, tels qu'ils sont définis à l'article premier de ladite Déclaration, ainsi que tous les actes constituant une participation, une complicité ou une incitation à la torture ou encore une tentative de pratiquer la torture, soient des délits au regard de sa législation pénale,

Convaincue que nul ne doit, en aucun cas, être puni pour avoir accompli des actes médicaux compatibles avec l'éthique médicale, que l'intéressé en ait ou non tiré profit, ni ne doit être contraint d'accomplir des actes ou de se livrer à des activités violant l'éthique médicale, mais que, en même temps, les membres du personnel médical, en particulier les médecins, devraient être tenus de rendre compte de toute violation de l'éthique médicale pouvant leur être imputée,

Désireuse de fixer dans ce domaine de nouvelles normes devant être appliquées par le personnel de santé, en particulier par les médecins, et par les agents de la fonction publique,

***

(1) Résolution 217 A (III).

  1. Adopte les Principes d'éthique médicale applicables au rôle du personnel de santé, en particulier des médecins, dans la protection des prisonniers et détenus contre la torture et autres peines ou traitements cruels, inhumains ou dégradants, énoncés en annexe à la présente résolution;
  2. Demande à tous les gouvernements d'assurer, dans une langue officielle de l'Etat, la plus large diffusion possible aux principes d'éthique médicale ainsi qu'à la présente résolution, en particulier auprès des associations médicales et paramédicales et des établissements de détention ou d'emprisonnement;
  3. Invite toutes les organisations intergouvernementales compétentes, en particulier l'Organisation mondiale de la santé, et toutes les organisations non gouvernementales intéressées à porter les Principtes d'éthique médicale à l'attention du plus grand nombre possible de personnes, en particulier de celles qui ont une activité médicale ou paramédicale.

111ème séance plénière
18 décembre 1982

Gedetineerden01/01/1978 Documentcode: a027027
Behandeling van gedetineerden

In ons vorig nummer werd hieraan een artikel gewijd en naar aanleiding van het gepubliceerde advies ontvingen wij volgend schrijven van Mr. De Ridder, Directeurgeneraal van het Ministerie van Justitie:

Ik heb de eer te verwijzen naar uw brief nr. 7868 van 23 november 1977, waarin U mij het advies, dat de Nationale Raad van de Orde der geneesheren op 18 juli 1977 heeft uitgebracht betreffen de bepaalde problem en van de medische ethiek bij de behandeling van gedetineerden, nader toelicht.

Bedoeld probleem, meer in het bijzonder dit in verband met de plaatsing van een gedetineerde op strafcel, heeft mijn speciale aandacht weerhouden en maakt op heden het voorwerp uit van een voorontwerp tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 21 mei 1965, houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen.

Volgens dit voorontwerp zou de tekst van de artikelen 84 tot en met 87, waarnaar ik in mijn brief van 19 september 1977 reeds verwees en waarvan ik nuttigheidshalve afschrift in bijlage voeg, vervangen worden door de volgende:

«Art. 84 (ter vervanging van huidig artikel 84)

De straf waarbij de plaatsing van een gedetineerde in een strarcel bevolen wordt, mag niet uitgevoerd worden zonder dat de geneesheer de betrokkene heeft onderzocht.

De geneesheer kan zich om medische redenen tegen de uitvoering van de straf verzetten.

Alleen wanneer het gaat om een erge fout of daad van tuchtloosheid waarvan de bestraffing geen uitstel duidt, mag tot de onmiddellijke tenuitvoerlegging besloten worden.»

«Art. 85 (ter vervanging van het eerste lid van het huidig artikel 86 en van het huidig artikel 87)

De geneesheer moet dagelijks de gedetineerden, die in een strafcel zijn geplaatst, bezoeken.

Indien de gedetineerde ziek is of wordt, gedraagt de directeur zich naar de richtlijnen van de geneesheer en neemt hij alle passende maatregelen om de doelmatigheid van de voorgeschreven behandeling te verzekeren.»

«Art. 86 (ter vervanging van het huidig artikel 85)
In de strafcel hebben de gedetineerden een veldbed of een houten brits in plaats van het gewone bed.»

«Art. 87 (herneming van het tweede lid van huidig artikel 86)

De directeur of adjunctdirecteur en de hoofdbewaarder brengen aan de gedetineerden, die in de strafcel zijn geplaatst, dagelijks een bezoek. Wanneer hij zich in de inrichting bevindt, bezoekt de maandcommissaris hen eveneens.»

Volledigheidshalve meld ik U dat de tekst van voormeld nieuw artikel 86 nog niet volledig op punt staat, maar dat in ieder geval de zinsnede van het huidige artikel 85 («tenzij de directeur, op advies van de geneesheer, er anders over beslist») zal weggelaten worden.

Op practisch vlak gezien, zou het verslag van de geneesheer, opgemaakt bij toepassing van de bepalingen van het nieuw artikel 84, er uitzien als volgt:

«Geen medische behandeling nodig» of:

« Ik verzet mij tegen de uitvoering van de straf wegens: ...... (medische redenen).»

Bij toepassing van de bepalingen van het nieuw artikel 85, zou het verslag van de geneesheer er uitzien als volgt:

«Geen medische behandeling nodig» of:

« - medische gegevens: .....
- omstandigheden waarin de geneeskundige behandeling moet uitgevoerd worden: .....»

In dit laatste geval zou alsdan de gevangenisdirecteur, bij toepassing van artikel 85, moeten oordelen of de omstandigheden, waarin volgens de geneesheer de behandeling moet worden uitgevoerd, verenigbaar zijn met het behoud van gedetineerde in de strafcel.

Het zou mij aangenaam zijn moest ik uw goedkeuring of eventuele opmerkingen betreffende de voorgestelde teksten mogen vernemen. Ik dank U voor deze medewerking.

De voorgestelde wijzigingen die aan de adviezen van de Nationale raad tegemoet komen, werden door de Raad gunstig onthaald maar er werd niettemin op aangedrongen het beroepsgeheim van de gevangenisarts nader te preciseren:

«Het verslag van de geneesheer in toepassing van de bepalingen van het nieuwe artikel 85 moet zodanig worden opgemaakt, dat het beroepsgeheim wordt geëerbiedigd overeenkomstig punt 1 van het door de Nationale raad op 16 juli 1977 uitgebrachte advies in verband met de behandeling van gevangenen en gedetineerden.» (cfr. O.T. nr. 26 19771978, blz. 32)

Gedetineerden01/01/1977 Documentcode: a026023
Behandeling van gedetineerden

In ons voorgaand nummer (1976-1977) hebben wij U medegedeeld dat dit vraagstuk in studie was.

Het Bestuur der Strafinrichtingen van België, dat door de C.l.O.M.S.I. (Conseil des Organisations Internationales des Sciences Médicales) om inlichtingen werd verzocht betreffende de medisch‑ethische principes in verband met de behandeling van gevangenen en gedetineerden, heeft dit vraagstuk op zijn beurt aan de Nationale Raad van de Orde voorgelegd.

Nadat het rapport van de commissie belast met deze studie nader werd onderzocht, heeft de Nationale Raad volgend advies geformuleerd:

1° De arts die aan een van zijn vrijheid beroofde patiënten wordt opgedrongen heeft, zoals elke arts gekozen door een vrije persoon, vooral een humanitaire opdracht te vervullen; hij moet correct zijn en begrip tonen tegenover de zieke; hij moet ervoor waken diens filosofische, godsdienstige of politieke overtuiging niet te kwetsen, hij moet gewetensvol en wetenschappelijk verantwoorde beslissingen nemen;

hij is door het beroepsgeheim gebonden voor wat de vertrouwelijke mededelingen van zijn patiënt betreffen;

hij mag zijn opdrachtgevers slechts inlichten over feiten die betrekking hebben op zijn opdracht.

2° De arts mag nooit, zelfs niet door zijn aanwezigheid als dusdanig, deelnemen aan strafmaatregelen tegen een gevangene. Hij mag geen advies verlenen aangaande de graad van bestraffing die de fysische toestand van de gevangene toelaat, noch de gevolgen ervan kontroleren tijdens de toepassing ervan.

3° De arts mag niet helpen, zelfs niet door zijn aanwezigheid als dusdanig, door middel van medische middelen of door toepassing van fysische of morele folteringen, de gevangene tot bekentenissen te dwingen.

Hij mag van het vertrouwen van de patiënt geen misbruik maken om aan een politie‑enquête mede te werken.

4° De arts mag geen wetenschappelijke experimenten uitvoeren of therapeutische proefnemingen doen op een van zijn vrijheid beroofde persoon.

5° De arts moet aan een van zijn vrijheid beroofde zieke de best mogelijke zorgen kunnen verlenen met in achtneming van de omstandigheden.

Hij moet van de overheid waarvan de patiënt afhangt, alle therapeutische of diagnostische maatregelen eisen die de toestand van de patiënt vereist, met inbegrip van een eventuele overbrenging naar een gespecialiseerd ziekenhuis.

6° De uitdrukkelijke wil van de gevangene, om door een hongerstaking of een zelfmoordpoging een aanslag te plegen op zijn gezondheid, ontslaat de arts niet van zijn plicht de zieke hulp te verlenen.

7° Kastratie is een ernstige medische ingreep. Zij mag bij de gedetineerde slechts plaatsvinden op basis van een ernstige therapeutische indikatie vastgesteld na consult van bevoegde artsen. De patiënt en zijn echtgenote of partner dienen behoorlijk te worden voorgelicht en moeten vrij hun toestemming kunnen geven.

Wat betreft de houding van de arts aangaande de «plicht» een toxicomaan aan te geven, is de Nationale Raad de volgende mening toegedaan:

De arts die meent dat het voor de toxicomaan beter is dat het geheim wordt geëerbiedigd, moet de zwijgplicht bewaren zonder dat hij daarbij aan zijn plicht t.o.v. de Maatschappij tekort schiet.

Het is voor de Maatschappjj wenselijker dat een toxicomaan zich aan een arts kan toevertrouwen, dan dat hij uit schrik voor een strafsanktie, hiervan afziet.

Naar aanleiding van dit advies, werd de Nationale Raad verzocht zijn standpunt te verduidelijken in verband met twee punten: de hongerstaking en de houding van de gevangenisarts bij strafmaatregelen.

In sommige artikelen van het Belgisch algemeen reglement van de strafinrichtingen wordt namelijk de deelname van artsen voorzien bij bepaalde disciplinaire maatregelen:

- Art. 84: De plaatsing van een gedetineerde in een strafcel mag niet worden opgelegd zonder dat de geneesheer de betrokkene heeft onderzocht en schriftelijk heeft bevestigd dat deze ertegen bestand is.

Van het voorgeschrevene in het eerste lid mag alleen worden afgeweken wanneer het gaat om een erge fout of daad van tuchteloosheid waarvan de bestraffing geen uitstel duidt.

- Art. 85: In de strafcel hebben de gedetineerden een veldbed of houten brits in plaats van het gewone bed, tenzij de directeur, op advies van de geneesheer, er anders over beslist.

- Art. 86: De geneesheer moet dagelijks de gedetineerden, die deze tuchtstraf uitzitten, bezoeken en aan de directeur verslag uitbrengen indien hij het nodig oordeelt dat aan de straf om redenen van lichamelijke of geestelijke gezondheid een einde wordt gemaakt.

De directeur of adjunct‑directeur en de hoofdbewaarder brengen hen dagelijks een bezoek. Wanneer hij zich in de inrichting bevindt, bezoekt de maandcommissaris hen eveneens.

- Art. 87: Indien de gedetineerden ziek is of wordt, schorst de directeur de straf op advies van de geneesheer.

Aanvullend advies van de Nationale Raad:

Hongerstaking

Het betreft inderdaad wel degelijk gedetineerden die over hun volle geestesvermogen beschikken en, zoals U onderstreept, bestaat er inderdaad geen enkel probleem voor de gevallen van geesteszieken.

In artikel 6 van het advies van de Raad van de Orde van 18 juli 1977, wordt met de woorden «hulp verlenen» bedoeld, de gevangene moreel en fysisch bijstand verlenen met eerbiediging van diens wil.

Indien de gedetineerde zijn hongerstaking wil doorzetten als verdedigingsmiddel, tot zijn eisen worden ingewilligd, dient de arts hem te wijzen op de gevaren van zijn handelwijze en hem medische bijstand te verlenen indien hij het bewustzijn verliest en dus niet langer in staat is zijn wil te kennen te geven.
Elk geval is specifiek zoals dat in de geneeskunde altijd het geval is en de arts moet volledig zelfstandig en volgens zijn geweten kunnen handelen.

Straffen

Het spreekt vanzelf dat indien de arts schriftelijk bevestigt dat een gevangene in staat is om in een strafcel te worden opgesloten, hij meewerkt aan de disciplinaire beslissing. Dat druist in tegen de medische ethiek.

Indien de arts in een medisch rapport, bestemd voor de directeur van de gevangenis, moet oordelen of de straf al dan niet mag worden voortgezet, neemt hij eens te meer deel aan de uitvoering ervan.

De arts moet niettemin in alle medische omstandigheden bijstand verlenen aan de gevangene waarvoor hij verantwoordelijk is, zelfs en vooral wanneer die gevangene de één of andere straf uitzit. Wanneer bijgevolg door de strafoverheden, de plaatsing van een gedetineerden in een strafcel wordt bevolen, moet hij een medisch onderzoek ondergaan, en de arts kan zich om medische redenen, tegen de uitvoering van de straf verzetten.

Tijdens de uitvoering van de straf moet de gedetineerde opnieuw een medisch onderzoek ondergaan. In het rapport van de arts mogen enkel medische gegevens worden vermeld en dienen de omstandigheden te worden bepaald waarin een geneeskundige behandeling eventueel moet worden uitgevoerd. Het is niet de taak van de arts te beslissen of de straf al dan niet moet worden voortgezet.

Vorige pagina

4

pagina