keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Geneeskunde (Arbeids-)16/11/1996 Documentcode: a076005
Marktgeneeskunde

De inspecteur-hoofddirecteur van de Algemene Farmaceutische Inspectie van het ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, vraagt aan de Nationale Raad wat de term "marktgeneeskunde" precies omvat.

Antwoord van de Nationale Raad :

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 16 november 1996 kennis genomen van uw brief van 11 oktober 1996 met betrekking tot de termen "marktgeneeskunde".

Hij zendt u bijgaand een nota van zijn studiedienst over dit begrip.

Nota van de studiedienst :

Artikel 23 van de Code van geneeskundige Plichtenleer verwijst naar de "marktgeneeskunde". Dit artikel bepaalt: "Het uitoefenen van marktgeneeskunde is verboden". Het begrip "marktgeneeskunde" wordt noch in deze Code, noch in enig advies van de Nationale Raad toegelicht.

De Code van geneeskundige Plichtenleer die door de Nationale Raad van de Franse Orde van geneesheren opgesteld is, bevat een identieke bepaling als die van artikel 23 van de Belgische Code van geneeskundige Plichtenleer, namelijk artikel 64.
De Guide d'exercice professionnel à l'usage des médecins (uitgave 1988, p. 174) omschrijft marktgeneeskunde als het uitoefenen van de geneeskunde zonder een normale beroepsinstallatie of met wisselende adressen en consulten die op diverse plaatsen, hotelkamers of achterwinkels, enzovoort gehouden worden.
Het uitoefenen van de geneeskunde vereist een correcte installatie die een beroepsactiviteit van goede kwaliteit mogelijk maakt. Bovendien moeten patiënten hun arts kunnen bereiken wanneer ze hem nodig hebben. In dezelfde geest moet het uitoefenen van de geneeskunde per briefwisseling afgekeurd worden.

Een marktgeneesheer is bijvoorbeeld een arts die zijn patiënten ontvangt in een tapgelegenheid of een anesthesist die bij tandartsen langs gaat om algehele verdovingen uit te voeren.

Deze handelwijze is onverenigbaar met de waardigheid van het beroep, met de continuïteit van de verzorging en met het concept "kabinet" dat een zekere vestiging veronderstelt.

Een geneesheer moet zijn kabinet persoonlijk beheren; het is dus verboden een geneeskundig kabinet door een collega te laten beheren of zelf het beheer van een geneeskundig kabinet voor een collega op zich te nemen (artikel 24 van de Code van geneeskundige Plichtenleer).

Het is verboden zowel preventieve als curatieve geneeskunde uit te oefenen in commerciële vertrekken of aangrenzende lokalen (artikel 25 van de Code van geneeskundige Plichtenleer; advies van de Nationale Raad van 16 december 1995, Tijdschrift van de Nationale Raad nummer 71, maart 1996, bladzijde 27).

Er bestaat een uitzondering op dit verbod: de arbeidsgeneeskunde is van nature nauw verbonden met handel en industrie. Zo kan het gebeuren dat een arbeidsgeneesheer zijn kabinet heeft in het gebouw van een bedrijf. Artikel 120 van het Algemeen reglement voor de bescherming van de arbeid, dat de arbeidsgeneeskundige diensten instelt, bepaalt echter dat de installatie, de inrichting, de uitrusting en de werking van deze dienst plaats moet hebben in ruimtes die alleen daar voorbestemd zijn (zie ook artikel 25 in fine van de Code van geneeskundige Plichtenleer).

M. Van Lil
22 oktober 1996

Bron :
Répertoire pratique du droit belge, deel zeven, oktober 1990, v° "art de guérir", p. 113 nr. 139.