keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Vennootschappen tussen artsen en met niet-artsen25/02/2023 Documentcode: a170007
Honoraria - "succesfee"

De nationale raad van de Orde der artsen wordt om advies verzocht of een bijstandsarts (adviserend arts) als ereloon een percentage van de opbrengst van de zaak, gewoonlijk ‘success fee’ genoemd, kan vragen.

De success fee is in de regel deontologisch onaanvaardbaar voor de arts (art. 34 CMD - zie bijhorende commentaar).

De beroepsonafhankelijkheid en de objectiviteit waarvan de bijstandsarts blijk moet geven wanneer hij de gezondheidstoestand van iemand beoordeelt, zijn niet verenigbaar met een vergoedingsmodel dat gebaseerd is op het door de partij die hij bijstaat verwachte resultaat (art. 43 CMD – zie bijhorende commentaar).

De wijze waarop de erelonen van de arts bepaald worden, mag bovendien geen afbreuk doen aan de deontologische vereisten van goed gedrag, met name de plicht van respect en empathie.

De nationale raad herinnert eraan dat de arts recht heeft op een billijke vergoeding voor de uitoefening van zijn beroep, die gebaseerd is op werkelijk verrichte prestaties.

Bij de vaststelling van de erelonen van de bijstandsarts kunnen criteria in aanmerking genomen worden zoals de bestede tijd, de moeilijkheid van het dossier, de competentie en de ervaring van de arts. De arts kan zijn uurtarief vrij bepalen met inachtneming van het gematigdheidsbeginsel (art. 33 CMD – zie bijhorende commentaar).

Het feit dat de arts vergoed wordt door een verzekeraar (verdediging en bijstand) of door het slachtoffer of de gewonde en dat de erelonen geïnd worden door een rechtspersoon, rechtvaardigt niet dat afgeweken wordt van deze beginselen.

De nationale raad herinnert eraan dat de contracten, statuten en overeenkomsten die de arts sluit in het kader van zijn beroep niet mogen leiden tot een overtreding van de regels van de medische deontologie. De arts is ervoor verantwoordelijk dat de facturering van zijn verstrekkingen door derden, bijvoorbeeld een professionele vennootschap, in overeenstemming is met de deontologische vereisten[1].

De informatie over de wijze waarop de erelonen voor de geneeskundige verstrekkingen berekend worden, moet duidelijk zijn en voorafgaand aan de uitvoering van de aan de bijstandsarts toevertrouwde opdracht.

De provinciale raden zijn bevoegd om in laatste aanleg te beslissen over alle geschillen betreffende de door de arts aan zijn cliënt gevraagde honoraria (art. 6, 5°, van het koninklijk besluit nr. 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der artsen).


[1] Zie eveneens artikel 38, §2, van de gecoördineerde wet van 10.05.2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen

Consent (Fully Informed-)14/01/2023 Documentcode: a170003
Maken van een medische afspraak via een digitaal platform - Betalen van een voorschot

De nationale raad van de Orde der artsen wordt om advies verzocht of het maken van een medische afspraak via een digitaal platform afhankelijk gesteld mag worden van het betalen van een voorschot.

1- In de regel heeft de arts recht op honoraria of forfaitaire bezoldigingen voor de door hem geleverde prestaties (artikel 35 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen).

Voorschotten voor te verlenen of af te leveren geneeskundige verstrekkingen mogen worden ontvangen binnen de grenzen zoals vastgesteld in de overeenkomsten en akkoorden of bij een afzonderlijke beslissing van de overeenkomsten- en akkoordencommissies (artikel 53, § 1/1, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

Geen enkele overeenkomst of geen enkel akkoord laat de arts toe een voorschot te vragen als voorafgaande en systematische voorwaarde voor het toekennen van een medische afspraak

(https://www.inami.fgov.be/nl/professionals/verzorgingsinstellingen/ziekenhuizen/zorg/Paginas/default.aspx - geraadpleegd op 6 januari 2023).

Uit de website van het Riziv blijkt dat voorschotten niet toegelaten zijn als er geen enkele grens vastgesteld is door de bevoegde overeenkomsten- of akkoordencommissie (https://www.inami.fgov.be/nl/professionals/informatie-algemeen/Paginas/uitreiking-bewijsstuk-patient.aspx - geraadpleegd op 6 januari 2023).[1]

2- Wat de toegang tot de zorg betreft, mag de derdebetalersregeling geen nadeel ondervinden van een mechanisme dat het maken van een afspraak laat afhangen van het betalen van een som.

De zwakke financiële toestand van de patiënt mag de arts nooit beletten de patiënt toch de noodzakelijke medische hulp te bieden. (commentaar bij art. 33 CMD)

3- De commentaar bij artikel 33 van de Code van medische deontologie herinnert eraan dat de arts geen erelonen kan ontvangen voor een afspraak die de patiënt niet heeft nagekomen. Wel kan hij een redelijke schadeloosstelling vragen, indien hij aantoont dat hij schade heeft geleden door het niet-nakomen van de afspraak. De patiënt moet op voorhand correct ingelicht zijn over de omstandigheden waarin dergelijke schadeloosstelling wordt gevraagd. De schadeloosstelling moet redelijk blijven en moet de bepalingen van het Wetboek Economisch Recht respecteren, in het bijzonder deze betreffende de onrechtmatige bedingen (art. VI.83, 17° en 24°, Wetboek Economisch Recht)

Indien de patiënt tot slot bijzondere omstandigheden buiten zijn wil kan aanvoeren, dienen deze in aanmerking te worden genomen.

4- Om het niet opdagen bij een afspraak (no show) tegen te gaan, zijn het aanbieden een toegangelijk annulatiesysteem en het sturen van herinneringen voor de consultatie doeltreffende hulpmiddelen.


[1] Wat betreft esthetische ingrepen, zie ook artikel 20 van de wet van 23 mei 2013 tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren.

Honoraria11/12/2021 Documentcode: a168029
Ereloon – onduidelijkheden voor patiënten

In zijn vergadering van 11 december 2021 nam de nationale raad kennis van onduidelijkheden bij patiënten omtrent de inning van het ereloon door hun arts na een consultatie.

Tientallen patiënten hadden zich in een consumentenprogramma op de openbare omroep beklaagd omdat ze enkele euro’s meer dienden te betalen dan het vermelde bedrag op het ontvangstbewijs van het getuigschrift voor verstrekte hulp. De patiënten voelden zich hierdoor bedrogen en gaven aan dat het vertrouwen in hun arts hierdoor geschonden was. Zij vroegen zich af waar ze duidelijke informatie over de terugbetaling en inning van medische prestaties konden raadplegen en waar ze aangifte konden doen van onregelmatigheden.

De nationale raad betreurt de aangekaarte wantoestanden en herinnert aan het artikel 33 van de Code van medische deontologie dat stelt: “De arts bepaalt zijn ereloon correct en op basis van de werkelijk geleverde prestaties. De arts informeert de patiënt vooraf duidelijk over de bepaling van zijn ereloon”.

De nationale raad benadrukt dat het voor het vertrouwen, dat de basis vormt van een goede arts-patiëntrelatie, noodzakelijk is dat de arts de patiënt voorafgaandelijk inlicht over het ereloon en de inning op een correcte manier uitvoert.

Er rijzen nog vele onduidelijkheden over het gebruik van het getuigschrift voor verstrekte hulp en het bijhorende ontvangstbewijs, niet in het minst omwille van de vele omstandigheden die zich in de praktijk kunnen voordoen (conventiestatus van de arts, bijzondere eisen van de patiënt, al of niet toepassing van de derdebetalersregeling, directe of uitgestelde inning, enz.). De exacte modaliteiten zijn terug te vinden op

https://www.medattest.be/site/nl/applications/Riziv/content/help.html

onder de rubriek E3.

Indien patiënten klachten hebben over het financieel aspect van de zorgverlening kunnen ze terecht bij de provinciale raad van inschrijving van de arts* of bij de federale ombudsdienst “Rechten van de patiënt”** voor de ambulante zorgsector of bij de ombudsdienst van het ziekenhuis waar de prestatie plaatsvond.

* https://ordomedic.be/nl/provinciale-raden/provinciale-raden

** Federale ombudsdienst “Rechten van de patiënt”:

Nederlandstalige federale Ombudspersoon

Tel. : 02/524.85.20; Fax: 02/524.85.38

E-mail: bemiddeling-patientenrechten@health.fgov.be

Patiëntenrechten19/10/2019 Documentcode: a166015
Insolvabiliteit patiënt – Deontologische plichten van de arts

In zijn vergadering van 19 oktober 2019 heeft de nationale raad van de Orde der artsen onderzocht of een arts deontologisch verplicht is een patiënt te verzorgen die insolvabel is.

De Belgische Grondwet bepaalt dat ieder het recht heeft op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en sociale, geneeskundige en juridische bijstand (art. 23, derde lid, 2° GW). Toch gebeurt het dat bepaalde personen op een gegeven moment geen aanspraak kunnen maken op de sociale zekerheid. Dit geldt in het bijzonder voor patiënten zonder vaste verblijfplaats, personen die niet verzekerd zijn of personen die illegaal in België verblijven.

Ondanks de beschermingssystemen in de vorm van de OCMW's en de HZIV, kunnen de artsen te maken krijgen met patiënten die over geen enkel betaalmiddel beschikken.

De Orde der artsen wordt om advies verzocht over de aan te nemen houding indien na het opstarten van een behandeling blijkt dat geen enkele instantie de erelonen en de gemaakte kosten ten laste neemt en de patiënt geen eigen middelen heeft.

De Orde heeft vernomen dat sommige ziekenhuizen de kosten verhalen op de ziekenhuisarts zelf. Nochtans voorziet het BFM (budget van financiële middelen van de ziekenhuizen) in een financieringspost voor de begeleiding van patiënten met sociale of financiële problemen (de B8). Het bedrag van deze post wordt berekend op basis van de sociaal-economische kenmerken van de patiënten opgenomen in elk ziekenhuis.

De patiënten die recht hebben op sociale zekerheid kunnen problemen ondervinden om de kosten te dragen die voortvloeien uit hun gezondheidstoestand en hun behandeling.

De overheid heeft maatregelen genomen om deze situaties te voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn de maximumfactuur (MAF), de derdebetalersregeling, de financiële voordelen verbonden aan het globaal medisch dossier, de doorverwijzing naar een specialist door de huisarts en het bijzonder solidariteitsfonds.(1)

De wet betreffende de rechten van de patiënt bepaalt dat de patiënt tegenover de beroepsbeoefenaar recht heeft op kwaliteitsvolle dienstverstrekking die beantwoordt aan zijn behoeften (art. 5, Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt).

De Code van medische deontologie bepaalt dat de arts alle patiënten even gewetensvol en zonder discriminatie verzorgt (art. 30, Code van medische deontologie 2018).

Dit deontologische non-discriminatiebeginsel betekent dat de arts zijn beslissing om een patiënt al dan niet in behandeling te nemen niet mag laten afhangen van de financiële situatie van de patiënt. De arts mag niet discrimineren op basis van vermogen en moet bovendien alle patiënten die hij behandelt even kwaliteitsvol verzorgen.

Iedere patiënt moet toegang hebben tot het zorgsysteem en heeft recht op alle zorg nodig voor een leven in menselijke waardigheid. Nadat de arts de patiënt de hoogdringende noodzakelijke zorg heeft verstrekt, kan hij de patiënt wel doorverwijzen naar de instanties die speciaal in het leven geroepen werden om hulp te bieden aan insolvabele patiënten. Deze situatie bestaat in een stad zoals Brussel waar de OCMW's akkoorden gesloten hebben met bepaalde ziekenhuizen. Een patiënt die opgenomen is in de "dichtstbijzijnde" instelling kan overgebracht worden naar een instelling die erkend is door het OCMW waarvan hij afhangt.

In de praktijk bestaat er geen uniforme houding ten aanzien van patiënten die zich bevinden in situaties van behoeftigheid en insolvabiliteit, zowel betreffende de toegang tot de zorg, als betreffende de procedure tot invordering van de zorgfactuur.

Om de toegang tot de zorg voor elke patiënt te waarborgen, kan men binnen de intramurale zorg of binnen de huisartsenkringen een ‘reflectiegroep basiszorg' oprichten die richtlijnen uitwerkt omtrent de toegang tot kwaliteitsvolle zorg voor elke patiënt en nadenkt over budgettering en invordering indien achteraf zou blijken dat de zorgfactuur onbetaald blijft.

Bij het opstellen van de richtlijnen moet de eerbied voor de menselijke waardigheid de basisregel blijven. Het betreft immers het recht op zorg van een uiterst kwetsbare groep van de bevolking.

Voor de intramurale zorg kan de reflectiegroep bestaan uit een behandelende arts, een lid van de ethische commissie, een afgevaardigde van de medische raad, de hoofdarts en de financieel of administratief directeur of één van zijn vertegenwoordigers. Ook de bevoegde sociale diensten zouden in deze context geraadpleegd kunnen worden. Gezien de complexiteit van de wettelijke statuten(2) is het wenselijk ook de ziekenhuisjurist in deze materie te betrekken.

Voor de eerste lijn kan deze reflectiegroep bestaan uit de voorzitter van de huisartsenkring, een ethicus, een of meerdere huisartsen, alsook een maatschappelijk werker en/of een jurist.

De reflectiegroepen komen samen ad hoc. Zij eerbiedigen het beroepsgeheim en de Algemene Verordening Gegevensbescherming(3).


(1) https://www.riziv.fgov.be/nl/themas/kost-terugbetaling/financiele-toegankelijkheid/Paginas/default.aspx#.XTgp5PZuKzk

(2) https://www.riziv.fgov.be/nl/themas/kost-terugbetaling/financiele-toegankelijkheid/Paginas/default.aspx#.XUgQ_fZuKzk; http://www.agii.be/thema/vreemdelingenrecht-internationaal-privaatrecht/sociaal-medisch/wie-betaalt-welke-medische-kosten/medische-kosten-per-betalingsregeling; http://www.agii.be/thema/vreemdelingenrecht-internationaal-privaatrecht/sociaal-medisch/wie-betaalt-welke-medische-kosten/medische-kosten-per-verblijfssituatie

(3) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG

O.C.M.W.24/02/2018 Documentcode: a160007
Patiënten in illegaal verblijf – Dringende medische hulp – Terugbetaling

De nationale raad van de Orde der artsen heeft het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 2 en 9ter van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, besproken.

Advies van de nationale raad :

De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 24 februari 2018 het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 2 en 9ter van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, besproken.

Het wetsontwerp heeft tot doel verder te werken aan het hervormingsproject van de betalingen van medische kosten door het OCMW. Via dit hervormingsproject wil men een administratieve vereenvoudiging verwezenlijken door de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (hierna HZIV) vergaand bevoegd te maken voor de afhandeling van deze dossiers.

1/ De nationale raad staat positief ten opzichte van deze administratieve vereenvoudiging die toelaat dat meer mensen, in het bijzonder de kwetsbare bevolkingsgroep van vreemdelingen die illegaal in België verblijven, een vlotte toegang krijgen tot gezondheidszorg, alsook ten opzichte van de financiële transparantie die men wil bekomen door de opdrachten van de HZIV uit te breiden tot het verstrekken van informatie over het tarief van de terugbetaling.

2/ De nationale raad heeft evenwel ernstige bedenkingen bij de opdracht die de HZIV zou krijgen tot het nemen van maatregelen in geval van administratieve gebreken en van onverschuldigde betalingen.

a) Het huidige wettelijke kader bepaalt dat de overheid op dit moment enkel tussenkomt voor zorgen die een nomenclatuurnummer van het RIZIV hebben en waarvoor de arts een attest "Dringende medische hulp" heeft ingevuld. Er wordt enkel in een terugbetaling voorzien aan de arts indien het dringende medische hulp betrof. De nieuwe maatregelen houden volgens het artikel 5 van het wetsontwerp in dat de kosten van de hulp niet worden betaald of dat de onverschuldigde betalingen worden teruggevorderd. Teneinde deze maatregelen te kunnen nemen, zullen er controles uitgevoerd worden door een controlearts, een functie die zal worden gecreëerd bij de HZIV. De controles van de controlearts hebben tot doel achteraf na te gaan of de verstrekte zorg valt onder het criterium van "dringende medische hulp". Volgens de memorie van toelichting heeft het wetsontwerp bovendien tot doel dat de Staat een jurisprudentie tot stand kan brengen wat betreft de medische verantwoording van de attesten van dringende medische hulp (Parl. St. nr. 2890/001, p. 5).

De nationale raad heeft hierover reeds meermaals gesteld dat het niet raadzaam is zich toe te leggen op de terminologie in de medische hulp maar wel op de behoeften die ze dient te dekken. In wezen moet er een antwoord gegeven worden op de vraag naar gezondheidszorg waartoe een bijzonder kwetsbare bevolkingsgroep toegang dient te hebben. Bovendien merkt de nationale raad op dat het creëren van een dergelijke jurisprudentie de diagnostische en therapeutische vrijheid van de uitvoerende arts minstens indirect beperkt, aangezien zijn professionele oordeelsvorming zal gekoppeld zijn aan het risico zelf te moeten opdraaien voor de kosten, als achteraf wordt besloten dat het geen "dringende medische hulp" betrof. Hierdoor dreigen patiënten noodzakelijke zorg te mislopen uit angst van de arts om geen terugbetaling te krijgen en komt het fundamenteel mensenrecht op zorg onder druk te staan.

b) Daarnaast merkt de nationale raad op dat overeenkomstig het artikel 122 van de Code van geneeskundige plichtenleer, de controlearts zijn beroepsonafhankelijkheid volledig moet behouden ten opzichte van zijn opdrachtgever en ten opzichte van andere eventuele partijen. Bij het formuleren van zijn besluiten als arts moet hij enkel volgens zijn professioneel geweten handelen. De nationale raad meent dat de bedoelde jurisprudentie de beroepsonafhankelijkheid ten zeerste in het gedrang brengt.

c) De nationale raad stelt daarom voor het controlemechanisme waarin het artikel 5 voorziet zodanig te organiseren dat het beperkt blijft tot een voorafgaandelijke controle van de twijfelgevallen inzake dringende medische hulp. Artsen die misbruik zouden maken van het systeem blijven steeds tuchtrechtelijk aansprakelijk en kunnen bijgevolg op deze wijze nog steeds gesanctioneerd worden. Daarbij zou kunnen worden voorzien dat de tuchtsanctie wordt meegedeeld aan de HZIV, waarop deze alsnog tot een terugvordering kan overgaan.

3/ De nationale raad vraagt daarom dat het wetsontwerp wordt geamendeerd, zodat de controle beperkt wordt tot een voorafgaandelijke controle van de gevallen waarin de uitvoerende arts twijfelt of het dringende medische hulp betreft en zodat de maatregel tot terugvordering slechts mogelijk is nadat de arts een tuchtsanctie heeft opgelopen wegens het foutief inroepen van dringende medische hulp.


Bovendien vraagt de nationale raad nauw betrokken te worden bij de uitwerking van de uitvoeringsbesluiten wat betreft de regels en modaliteiten van de controles, alsook de invulling van het statuut van de controlearts, mede gelet op de delicate benadering van het beroepsgeheim en het omgaan met medische gegevens die de opdracht van de controlearts noodzakelijkerwijs zou inhouden.

Kunstmatige inseminatie16/01/2016 Documentcode: a152001
Remuneratie voor fertiliteitscentra die in het buitenland verblijvende patiënten begeleiden via e-mail

De nationale raad heeft een adviesaanvraag onderzocht omtrent de remuneratie voor fertiliteitscentra die in het buitenland verblijvende patiënten begeleiden via e-mail.

Advies van de nationale raad :

De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 16 januari 2016 uw adviesvraag onderzocht omtrent de remuneratie voor fertiliteitscentra die in het buitenland verblijvende patiënten begeleiden via e-mail. .
Belgische artsen hebben een wereldvermaarde expertise opgebouwd in het domein van reproductieve geneeskunde. Om die reden en ook omwille van onze, ten opzichte van andere landen, liberale wetgeving wenden vele buitenlandse patiënten zich tot ons land om aan hun kinderwens te voldoen. Om de kosten te drukken kiezen sommige patiënten voor een gedeelde zorg verstrekt door hun behandelende gynaecoloog in hun thuisland en een Belgisch fertiliteitscentrum.

Er rijzen op deontologisch vlak meerdere vragen omwille van de ontstane driehoeksverhouding patiënt-fertiliteitscentrum-lokale arts en de samenwerking tussen artsen op afstand.

1. Kwaliteit van de zorg
De Belgische fertiliteitscentra zijn onderhevig aan strenge kwaliteitseisen (koninklijk besluit van 15 februari 1999 houdende vaststelling van de normen waaraan de zorgprogramma's "reproductieve geneeskunde" moeten voldoen om erkend te worden. - wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten).
Om een zelfde kwaliteitsvolle dienstverlening te verzekeren dienen er duidelijke afspraken en richtlijnen voor opvolging van de patiënt opgesteld te worden. In een permanente bereikbaarheid van de artsen dient te worden voorzien om misverstanden bij de interpretatie van de resultaten en de daaraan gekoppelde therapie te voorkomen.

2. Doorgeven van medische gegevens
Medische gegevens en behandelingsschema's voor patiënten kunnen elektronisch gedeeld worden op voorwaarde dat de afzender en de bestemmeling de nodige veiligheidsmaatregelen treffen, zoals het voorzien in een toegang met een login en een performant paswoord.

3. Remuneratie
Artsen kunnen een billijke remuneratie vragen voor het werkelijk gepresteerde werk. De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt legt in artikel 8, § 2, de Belgische arts op voorafgaandelijk een prijsraming op te maken alvorens de patiënt zijn geïnformeerde toestemming kan geven.

Getuigschrift van arbeidsongeschiktheid20/09/2014 Documentcode: a147002
Geneeskundige verstrekking van een arts voor zichzelf

Aan de Nationale Raad wordt een vraag gesteld aangaande het probleem van de terugbetaling door een verzekeringsinstelling aan een aangeslotene van een geneeskundige verstrekking die deze laatste bij zichzelf heeft uitgevoerd als arts.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 20 september 2014 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren het probleem besproken betreffende de terugbetaling door een verzekeringsinstelling aan een aangeslotene van een geneeskundig(e) advies of raadpleging die deze laatste bij zichzelf heeft uitgevoerd als arts.

1° De nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen somt de verstrekkingen op die de artsen mogen attesteren en die door de verzekering voor geneeskundige verzorging worden terugbetaald onder de door haar vastgestelde voorwaarden.

Onder "advies" wordt verstaan "het opmaken en ondertekenen, buiten welk onderzoek van de zieke ook, van getuigschriften, farmaceutische voorschriftbriefjes en allerlei bescheiden" (artikel 2, A, van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen).

Onder "raadpleging" wordt verstaan "het onderzoeken van de patiënt in de spreekkamer van de arts met het oog op een diagnose of behandeling van een aandoening" (artikel 2, B, van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen).

2° De Nationale Raad heeft meermaals positief geantwoord op de vraag of een arts voorschriften voor zichzelf mag opstellen. Wat het arbeidsongeschiktheidsattest betreft, was het antwoord meer genuanceerd 1 .

De Nationale Raad meent dat een arts op basis van zijn medische kennis in bepaalde omstandigheden objectief gezien in staat is om deze verstrekkingen bij zichzelf uit te voeren.

De arts handelt hierbij niet in strijd met de geneeskundige plichtenleer indien hij zijn bekwaamheid niet te buiten gaat, geen enkele wetsbepaling overtreedt, geen misbruik maakt en geen valsheid pleegt.

3° Het feit dat een arts voor een advies aan zichzelf of een raadpleging een vergoeding krijgt is onaanvaardbaar.

De Nationale Raad meent dan ook dat het in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen bij het attesteren of voorschrijven voor zichzelf niet gerechtvaardigd is dat een attest voor advies of raadpleging wordt aangerekend aan de verzekering voor geneeskundige verzorging, ook al is het niet uitgesloten bij wet.

4° Met betrekking tot de vraag of het opportuun is of een arts zichzelf behandelt, wijst de Nationale Raad erop dat de fysieke en psychische gezondheid van de zorgverstrekkers belangrijk is, niet alleen voor de arts zelf maar ook voor zijn patiënten. In geval van een ernstig gezondheidsprobleem dient steeds de voorkeur te worden gegeven aan een objectieve behandeling door een derde arts. Het voor zichzelf voorschrijven van geneesmiddelen die tot verslaving kunnen leiden, dient ten stelligste te worden vermeden.

cc. dr. D. VAN DAMME, geneesheer-inspecteur, Riziv

1. Advies van de Nationale Raad van 22 maart 2014, "Afleveren van een ziekteattest door een arts voor zichzelf", Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 145.