Handelwijze van artsen bij de kamerkeuze van de patiënt bij een ziekenhuisopname.
In zijn vergadering van 25 april 2025 bestudeerde de nationale raad van de Orde der artsen de handelwijze van artsen bij de kamerkeuze van de patiënt in het kader van een ziekenhuisopname.
De raad heeft vernomen dat sommige ziekenhuisartsen patiënten financieel onder druk zetten om te kiezen voor een individuele kamer. Dit blijkt onder andere uit het feit dat de aanrekening van extra ereloonsupplementen voor de postoperatieve raadpleging als drukmiddel wordt aangewend wanneer de patiënt opteert voor een tweepatiëntenkamer of een gemeenschappelijke kamer. Indien daarentegen gekozen wordt voor een individuele kamer, zou voor de postoperatieve raadpleging het verbintenistarief worden toegepast.
Deze praktijk omzeilt de wettelijke beperking op de vrije bepaling van het honorarium wanneer de patiënt kiest voor een tweepatiëntenkamer of een gemeenschappelijke kamer. De ereloonsupplementen die niet kunnen worden aangerekend omwille van deze kamerkeuze, worden achteraf aangerekend tijdens de ambulante nazorg.
Op wettelijk vlak geldt een verbod om ereloonsupplementen te vragen bij een opname in een tweepatiëntenkamer of een gemeenschappelijke kamer.[1] De vrije bepaling van het honorarium van de arts geldt nog wel ten aanzien van patiënten die kiezen voor een individuele kamer, maar ook daar voorziet de wet in bepaalde uitzonderingen.[2]
Ongeacht de kamerkeuze heeft de patiënt steeds het recht op hetzelfde aanbod aan kwaliteitsvolle gezondheidszorg. Dit aanbod betreft de verstrekkingen die in het ziekenhuis worden aangeboden, de termijn waarbinnen deze worden aangeboden en de artsen die in het ziekenhuis werkzaam zijn.[3] De ziekenhuiswet verbindt een strafsanctie aan hij die met overtreding van deze regel patiënten ongelijk behandelt.[4]
De regel dat het verbintenistarief moet worden toegepast in een tweepatiëntenkamer of een gemeenschappelijke kamer en in sommige gevallen ook in een individuele kamer, is van openbare orde.[5]
De wetgever beoogde met deze regel de toegang van alle patiënten tot een kwaliteitsvolle zorgverstrekking in de ziekenhuizen te waarborgen. Het omzeilen van voornoemde regel door extra ereloonsupplementen aan te rekenen tijdens de ambulante nazorg indien de patiënt kiest voor een tweepatiëntenkamer of een gemeenschappelijke kamer, strookt niet met de ratio van de wet.
Op deontologisch vlak heeft de nationale raad zich eerder uitgesproken over de handelwijze van artsen bij de kamerkeuze van een patiënt.[6] De eerdere adviezen van de nationale raad leggen de nadruk op de vrije artsenkeuze, de deontologische plicht van de arts alle patiënten even gewetensvol te behandelen[7] en de ontoelaatbaarheid om zorg te weigeren enkel omdat de patiënt geen individuele kamer kiest, in het bijzonder indien de ziekenhuisopname gebeurt in het kader van een lopende medische behandeling of de opvolging van een langdurige aandoening.
De raad voegt hieraan toe dat het deontologisch ontoelaatbaar is de patiënt financieel onder druk te zetten om te kiezen voor een individuele kamer.
De kamerkeuze moet volledig vrij kunnen gebeuren.
Ten slotte, herhaalt de raad dat de arts zijn ereloon te goeder trouw moet bepalen, waarbij eerlijkheid en gematigdheid centraal staan.[8] De arts heeft de wettelijke en deontologische plicht de patiënt voorafgaand en duidelijk te informeren over de bepaling van zijn ereloon.[9]
De tuchtraden van de Orde der artsen hebben de bevoegdheid controle uit te oefenen en misbruiken op de vrije bepaling van het ereloon tuchtrechtelijk te sanctioneren.
[1] Art. 152, §2, gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen.
[2] Art. 97; §2, gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen.
[3] Art. 29/1, gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen.
[4] Art. 128, 13°, gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen.
[5] Cass. 4 mei 2020, ECLI:BE:CASS:2020:CONC.20200504.2
[6] Cf. advies van de nationale raad van 24 februari 2018, “Weigeren van zorg voor een patiënt enkel omdat deze geen individuele kamer kiest”; advies van de nationale raad van 20 februari 2016, “Handelwijze van bepaalde artsen die aan een patiënt opdringen een eenpersoonskamer te kiezen als voorwaarde om door hen in behandeling genomen te worden tijdens een ziekenhuisopname”; advies van de nationale raad van 22 februari 2014, “Vrije artsenkeuze door de patiënt die ervoor kiest te worden opgenomen in een tweepersoonskamer of gemeenschappelijke kamer”.
[7] Art. 30, lid 3, Code van medische deontologie.
[8] Commentaar bij art. 33, Code van medische deontologie.
[9] Art. 8, §1 en §2, wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, art. 33, lid 2, Code van medische deontologie.