Huisarts - Vervanging - Honorering
Huisarts -Vervanging - Honorering
Een provinciale raad doet de Nationale Raad kopie geworden van een brief van de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen vzw waarin volgend probleem voorgelegd wordt: een huisarts wordt ziek of overlijdt en wordt vervangen door een andere huisarts. De honorering wordt als volgt afgesproken: diegene die vervangen wordt behoudt al de erelonen die de vervanger verdient. De vervanger wordt betaald door een verzekeringsmaatschappij waarbij de vervangene zich hiervoor aansloot.
De WVVH vraagt of deze constructie deontologisch aanvaardbaar is.
Antwoord van de Nationale Raad:
De Nationale Raad nam in zijn zitting van 20 november 1999 kennis van uw brief van 19 oktober 1999 in verband met de vraag om advies vanwege de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen omtrent de honorering van een vervangend of waarnemend arts in geval van ziekte of overlijden van de huisarts.
De Nationale Raad wijst er hierbij op dat de wijze van honorering, zoals voorgesteld in de brief van de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen van 16 september 1999, in strijd is met het deontologisch beginsel vervat in artikel 154 van de Code van geneeskundige Plichtenleer.
Artikel 154 van de Code van geneeskundige Plichtenleer :
Alleen de plaatsvervangende geneesheer heeft recht op de erelonen; verdeling van erelonen is nooit toegelaten. Indien de plaatsvervangende geneesheer lokalen, personeel of het instrumentarium