Prenatale ziekenhuisraadplegingen
De Raad van Bestuur van de ONE heeft besloten de medische handelingen uitgevoerd in het raam van de prenatale ziekenhuisraadplegingen niet langer te subsidiëren. Om de "kosteloosheid in fine" van het onderzoek te waarborgen, verzoekt de ONE de geneesheren van de betrokken raadplegingen het matigingsticket niet te innen.
Verschillende geneesheren die onder deze maatregel vallen, verzoeken hun provinciale raad om advies aangaande de ''discriminatie tussen prenatale ziekenhuisraadplegingen en andere'' en aangaande de "kosteloosheid in fine" door niet‑inning van het matigingsticket.
De Nationale Raad verstrekt het volgende advies:
De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 21 augustus 1993 kennis genomen van uw brief van 1 februari 1993 betreffende een voorstel aangaande een samenwerkingsovereenkomt tussen een geneesheer en de ONE. In verband met de discriminatie tussen prenatale raadplegingen binnen het ziekenhuis en buiten het ziekenhuis herinnert de Nationale Raad u eraan dat het niet onder zijn bevoegdheid valt te oordelen over de inhoud van de samenwerkingsovereenkomsten die door de ONE voorgelegd worden aan de geneesheren die wensen mee te werken aan de prenatale raadplegingen van de ONE.
Deze individuele overeenkomsten, die onderling kunnen verschillen, moeten vóór ondertekening ervan ter goedkeuring worden voorgelegd aan de provinciale raad van de Orde der geneesheren.
In verband met de niet‑inning van het matigingsticket en, bijgevolg, de "kosteloosheid in fine" van de uitoefening van de geneeskunde in het raam van de ONE‑opdracht, wijzen wij u erop dat artikel 78 van de Code van Plichtenleer steeds geëerbiedigd moet worden.
Artikel 78 van de Code van Plichtenleer:
Het vragen van honoraria die merkelijk te hoog liggen duidt op een gebrek aan eerlijkheid en kan, onverminderd de bevoegdheid van de provinciale raden om uitspraak te doen over ereloonbetwistingen, aanleiding geven tot tuchtmaatregelen.
Indien geneesheren bepaalde verbintenissen hebben aangegaan of handelen overeenkomstig plaatselijke gebruiken, mogen zij geen daden stellen die een misbruik zouden betekenen van het recht lagere erelonen te vragen en vooral geen cliënteel werven door, op welke wijze dan ook, van hun stelselmatig lagere erelonen melding te maken.