Beheer van een kabinet door een collega die er de geneeskunde niet uitoefent
Na een adviesaanvraag door een provinciale raad bracht de Nationale Raad op 16 mei 1998 het advies uit dat "de arts, lid van een bvba, die beheermiddelen aanbrengt in een privé-kabinet voor radiologie waarin hij niet uitoefent, valt onder het verbod van artikel 24 van de Code van geneeskundige Plichtenleer" (Tijdschrift Nationale Raad, nr. 81, 16).
De betrokken provinciale raad laat nu weten dat de statuten van deze bvba door de provinciale raad reeds goedgekeurd werden in 1992. In deze statuten is bepaald dat de deelbewijzen slechts toegekend mogen worden aan artsen die hun beroep uitoefenen of zullen uitoefenen in het kader van de vennootschap. De provinciale raad wijst erop dat nergens in de Code van geneeskundige Plichtenleer (art. 164, § 1) vastgesteld wordt binnen welke termijn de arts zijn beroep moet uitoefenen binnen de vennootschap. De provinciale raad vraagt of de Nationale Raad hier geen beperkende precisering kan aanbrengen.
Verder wordt ook gevraagd of de omstandigheid dat de arts geassocieerd is in twee professionele vennootschappen met hetzelfde maatschappelijk doel, namelijk de uitoefening van de radiologie, strijdig is met art. 159, § 4, van de Code van geneeskundige Plichtenleer.
Antwoord van de Nationale Raad:
De Nationale raad besprak in zijn vergadering van 20 februari 1999 uw brief van 24 december 1998 aangaande de bijkomende inlichtingen die u verstrekt over radiologiekabinetten beheerd, in het kader van vennootschappen, door een radioloog die er zijn beroep niet uitoefent.
- Wat betreft het probleem van artikel 164 § 1 dat bepaalt dat "deelbewijzen op naam moeten zijn en enkel toegekend mogen worden aan geneesheren die in het kader van de vennootschap hun beroep uitoefenen of zullen uitoefenen", moet er opgemerkt worden dat met "geneesheren die in het kader van de vennootschap hun beroep zullen uitoefenen", de Raad de artsen heeft willen associëren die op het einde van hun opleiding of in proefperiode vóór aanwerving zijn en die effectief in het kader van de vennootschap werken op het ogenblik van hun opleiding. In het geval dergelijke beperking niet aangebracht werd in de betwiste tekst, zou deze iedere betekenis verliezen aangezien het dan mogelijk zou zijn voor elke arts die in aanmerking komt op een bepaald moment zijn beroep uit te oefenen in het kader van een vennootschap, deelbewijzen ervan te verkrijgen op zijn naam.
- Wat betreft de deelname van een arts aan twee vennootschappen met hetzelfde doel : de brief van de Provinciale Raad van Henegouwen leert ons dat het gaat om twee professionele vennootschappen. Artikel 159 § 4 bepaalt wel duidelijk dat de arts zijn volledige medische activiteit moet uitoefenen in één professionele vennootschap. Het is dan ook ondenkbaar dat een arts zijn beroep voltijds kan uitoefenen in verschillende vennootschappen.
Tot besluit en ondanks het feit dat de Provinciale Raad de statuten van de bvba goedkeurde in 1992, is het niet aanvaardbaar dat de beschreven situatie als zodanig aangenomen wordt : de geleverde informatie over de twee professionele vennootschappen blijkt niet volledig. Bovendien is de interpretatie van artikel 164 § onjuist.