Consulentschap
Een provinciale raad stelt vast dat de definitie van het consulentschap die hij hanteert niet meer overeenstemt met de huidige interpretatie die aan dit begrip wordt gegeven en vraagt aan de Nationale Raad of deze definitie niet dient te worden herzien.
Advies van de Nationale Raad :
In zijn vergaderingen van 3 april 2004, 19 juni 2004 en 18 september 2004 onderzocht de Nationale Raad de door een provinciale raad voorgelegde vraag betreffende de definitie van consulentschap als te hanteren norm bij de beoordeling van de spreiding van de medische activiteiten van een arts. In zijn vraag wijst de provinciale raad op het belang van een uniforme interpretatie van consulentschap door de provinciale raden.
Voorafgaandelijk dient te worden gezegd dat de artikelen 144 tot 150 van de Code van geneeskundige plichtenleer betreffende het consult in deze niet van toepassing zijn. Deze artikelen handelen over het nog nauwelijks voorkomend consult tussen een behandelend geneesheer en een op zijn voorstel of op vraag van de patiënt of diens vertegenwoordiger aangeduide tweede geneesheer. De essentie van dit consult is dat beide geneesheren samenkomen om de zieke te onderzoeken en te overleggen waarna de consulent in aanwezigheid van de behandelende geneesheer de zieke of zijn vertegenwoordiger op de hoogte brengt van het resultaat van het consult.
Onder consulentschap wordt geen occasioneel overleg onder artsen verstaan maar meestal een vaste nevenactiviteit die zich naar tijdsinvestering onderscheidt van de hoofdactiviteit. Artikel 22, §1, van de Code van geneeskundige plichtenleer bepaalt onder meer dat een geneesheer zo hij zijn medische activiteiten spreidt of wenst te spreiden zijn provinciale raad dient te informeren, de spreiding van zijn activiteiten dient te motiveren en de plaats van zijn hoofdactiviteit dient aan de duiden. De recent gewijzigde artikelen van de Code van geneeskundige plichtenleer betreffende de spreiding van activiteiten maken geen onderscheid tussen verschillende soorten van nevenactiviteiten. Doorgaans maken de provinciale raden wel een onderscheid tussen een consulentschap en een tweede kabinet.
Bij interne rondvraag stelt de Nationale Raad vast dat de provinciale raden niet dezelfde criteria voor een consulentschap hanteren en dat deze definitie binnen eenzelfde provinciale raad met de tijd evolueert.
De Nationale Raad is van mening dat het opstellen van algemeen bindende regels omtrent een consulentschap niet aangewezen is en de provinciale raden elke aanvraag afzonderlijk dienen te beoordelen. Bij de beoordeling ervan dienen zij na te gaan of een bepaalde activiteit als tweede kabinet dan wel als consulentschap dient te worden beschouwd. Daarbij moet rekening gehouden worden met alle criteria die volgens artikel 22, §2, van de Code van geneeskundige plichtenleer bij een spreiding van activiteiten van toepassing zijn. Bij het onderzoek van de aanvraag zal de provinciale raad in het bijzonder nagaan of een bepaald consulentschap belangrijk is voor de zieken, of de continuïteit van de zorg verzekerd is en of de uitrusting van het kabinet en/of van het ziekenhuis voldoet aan alle normen die noodzakelijk zijn voor een kwalitatief hoogstaande zorg. De provinciale raden dienen te beslissen of de tijdsinvestering of de inhoud van een consulentschap medebepalende elementen zijn bij de beoordeling van een aanvraag. Tevens dienen de provinciale raden te oordelen of het verantwoord of misleidend is de naam van de consulent op de lijst van de artsen van het ziekenhuis te vermelden.