Raadplegingen door een specialist in de praktijkruimte van een huisarts
Een provinciale raad vraagt advies omtrent het houden van raadplegingen door een specialist in de praktijkruimte van een huisarts.
Advies van de nationale raad :
In zijn vergadering van 14 oktober 2017 heeft de nationale raad van de Orde der artsen uw vraag om advies besproken over het houden van raadplegingen door een specialist in de praktijkruimte van een huisarts besproken.
1. De nationale raad stelt vast dat de laatste decennia de wijze van praktijkvoering en de structuren binnen de eerste en de tweede lijn enorm zijn geëvolueerd.
Daar waar vroeger de solopraktijk legio was, zijn er nu veel meer samenwerkingsverbanden tussen huisartsen en specialisten, alsook tussen artsen en andere gezondheidszorgbeoefenaars, zowel op het niveau van de eerste als de tweede lijn.
Multidisciplinaire, intra- en extramurale praktijkvoering is frequent en betekent een meerwaarde voor zowel de arts als de patiënt.
Ook tussen de eerste en de tweede lijn zijn de interacties tussen artsen intenser en veelvuldiger, hetgeen bijdraagt tot een hogere kwaliteit van zorg.
Het houden van raadplegingen door een specialist of een andere gezondheidszorgbeoefenaar binnen dezelfde infrastructuur, zoals voorgesteld in uw vraag kan dan ook - voor zover de deontologie gerespecteerd wordt - een meerwaarde betekenen voor de kwaliteit van zorg voor de patiënt.
2. De nationale raad vindt het belangrijk te benadrukken dat bij elke praktijkvoering, zowel op een zelfde als op een verschillende locatie, de belangen van de patiënt op geen enkele manier mogen geschaad worden. Hij verwijst naar de principes vervat in artikel 159, § 5, van de actuele code van geneeskundige plichtenleer. Dat artikel bepaalt : "Uit de aan de provinciale raad voorgelegde stukken moet onder meer blijken:
• dat de belangen van de patiënt op geen enkele manier worden geschaad. Garanties dienen geboden te worden voor de vrije artsenkeuze, de onafhankelijkheid van de arts, de bescherming van het beroepsgeheim en de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid van de artsen, hun vervangers en personeel. [...];
• dat elke vorm van commercialisatie van de geneeskunde, van directe of indirecte collusie, dichotomie en overconsumptie uitgesloten is; [...]
Het blijft een opdracht voor de provinciale raden toe te zien op een deontologisch correcte praktijkvoering en samenwerking.
Dit advies vervangt het advies van 1 januari 1976 (a025017).