keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Vorige pagina

5

pagina

Anesthesie18/09/1976 Documentcode: a025002
Plaats waar een algemene anesthesie mag plaatsvinden

De Parlementaire Commissie van Volksgezondheid vraagt:

  1. of de Orde van Geneesheren nader kan omschrijven waar een algemene anesthesie mag plaatsvinden ? Of een anesthesie mag gebeuren in het privé kabinet van een arts of van een tandarts ?

  2. wat de Orde van Geneesheren verstaat onder de bepaling: «Indien een arts met de anesthesie wordt belast, krijgt hij van de chirurg of ieder ander opererend geneesheer alle nuttige informatie en neemt hij zijn eigen verantwoordelijkheid op zich» (art. 52 van de Code van Plichtenleer).

Advies van de Nationale Raad:

  1. Een algemene anesthesie mag plaatsvinden daar waar bevoegd personeel aanwezig is en beschikt wordt over de technische uitrusting vereist voor de goede uitvoering ervan en het opvangen van eventuele verwikkelingen. Deontologisch gezien, mag een anesthesie buiten een verzorgingsinstelling plaatsvinden op voorwaarde dat aan de hierboven vermelde vereisten is voldaan.

    Met het oog op de veiligheid van de patiënt lijkt het niettemin wenselijk dat zij in een verzorgingsinstelling plaatsvindt.

  2. De inlichtingen waarover de anesthesist moet beschikken en het pre operatoire onderzoek dat hij moet uitvoeren zijn noodzakelijk om hem, althans binnen het kader van de gangbare pathologie, in de mogelijkheid te stellen elke tegen indikatie of eventuele moeilijkheden te kunnen voorzien. Wanneer hij deze pre operatoire voorzorgen niet neemt, kan de anesthesist van nalatigheid worden beschuldigd indien zich tijdens de narcose een onverwachte moeilijkheid of een verwikkeling zou voordoen waarvoor hij geen preventieve of curatieve therapeutische opvanging heeft voorzien.

Collusie03/01/0001
Raadplegingen door een specialist in de parktijkruimte van een huisarts

Een provinciale raad vraagt advies omtrent het houden van raadplegingen door een specialist in de praktijkruimte van een huisarts.

Advies van de nationale raad :

In zijn vergadering van 14 oktober 2017 heeft de nationale raad van de Orde der artsen uw vraag besproken over het houden van raadplegingen door een specialist in de praktijkruimte van een huisarts besproken.

1. De laatste decennia zijn de wijze van praktijkvoering en de structuren binnen de eerste en de tweede lijn een enorme geëvolueerd.

Daar waar vroeger de solopraktijk legio was, zijn er nu veel meer samenwerkingsverbanden tussen huisartsen en specialisten, alsook tussen artsen en andere gezondheidszorgbeoefenaars, zowel op het niveau van de eerste als de tweede lijn.

Multidisciplinaire, intra- en extramurale praktijkvoering is frequent en betekent een meerwaarde voor zowel de arts als de patiënt.

Ook tussen de eerste en de tweede lijn zijn de interacties tussen artsen intenser en veelvuldiger, hetgeen bijdraagt tot een hogere kwaliteit van zorg.

Het houden van raadplegingen door een specialist of een andere gezondheidszorg-beoefenaar binnen dezelfde infrastructuur, zoals voorgesteld in uw vraag kan dan ook - voor zover de deontologie gerespecteerd wordt - een meerwaarde betekenen voor de kwaliteit van zorg voor de patiënt.

2. De nationale raad vindt het belangrijk te benadrukken dat bij elke praktijkvoering, zowel op een zelfde als op meerdere locatie, de belangen van de patiënt op geen enkele manier mogen geschaad worden. Hij verwijst naar de principes vervat in artikel 159, § 5, van de actuele code van geneeskundige plichtenleer. Dat artikel bepaalt : "Uit de aan de provinciale raad voorgelegde stukken moet onder meer blijken:
• dat de belangen van de patiënt op geen enkele manier worden geschaad. Garanties dienen geboden te worden voor de vrije artsenkeuze, de onafhankelijkheid van de arts, de bescherming van het beroepsgeheim en de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid van de artsen, hun vervangers en personeel. [...];
• dat elke vorm van commercialisatie van de geneeskunde, van directe of indirecte collusie, dichotomie en overconsumptie uitgesloten is.

Het blijft een opdracht voor de provinciale raden toe te zien op een deontologisch correcte praktijkvoering en samenwerking.

Dit advies vervangt het advies van 1 januari 1976 (a025017).

Vorige pagina

5

pagina