keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Keuze (Vrije artsen-)19/11/2022 Documentcode: a169025
SECOND OPINION – initiatief van een verzekeringsmaatschappij

De nationale raad van de Orde der artsen bestudeerde in zijn vergadering van 19 november 2022 het initiatief “Second Medical Opinion”, een dienst die een verzekeringsmaatschappij wenst aan te bieden in het kader van haar gezondheidsverzekering.

Om dit initiatief te concretiseren, is de verzekeringsmaatschappij zinnens artsen aan te stellen die in een eerste fase het medisch dossier van de patiënt voorbereiden en dit na fysiek of digitaal contact. In een tweede fase kiest de patiënt een specialist die voorkomt op een lijst aangeboden door de ziekenhuizen die bereid zijn mee te werken aan dit initiatief. Deze specialist brengt - doorgaans na fysiek contact met de patiënt - het tweede advies uit.

Op basis van de toestemming van de patiënt en de alzo ontstane therapeutische relatie claimt de verzekeringsmaatschappij in de voorbereidende stukken dat haar aangestelde artsen toegang verkrijgen tot al diens medische gegevens via het eHealth-platform.

De nationale raad onderschrijft het belang van een second opinion, zeker in het geval van complexe en ernstige ziektebeelden.

De nationale raad heeft evenwel enkele deontologische bezwaren bij het voorgestelde initiatief:

  1. De huisarts van de patiënt wordt in dit initiatief niet betrokken, hoewel deze het best geplaatst is om in de eerste fase de patiënt te informeren en de triage te maken van relevante en noodzakelijke medische gegevens die moeten worden aangeleverd. Ook na het uitbrengen van een second opinion is de huisarts de meest aangewezen persoon om de patiënt te begeleiden bij het nemen van een beslissing.
  2. De toegang via het eHealth-platform tot alle medische stukken door artsen aangesteld door de verzekeringsmaatschappij staat haaks op de nota van het Informatieveiligheidscomité die een therapeutische en een zorgrelatie beschrijft.[1] Deze nota stipuleert dat “voor zover een uitwisselingsnetwerk wordt geconcipieerd met als doeleinde de diagnostische, preventieve of zorgverlenende behandeling van de patiënt, dienen de verzekeringsgeneeskunde, de controlegeneeskunde en de gerechtelijke geneeskunde in principe te worden uitgesloten”. Bovendien strookt de toegang tot alle medische stukken via het eHealth-platform niet met de basisbeginselen van de privacyregelgeving, met name de finaliteit en de proportionaliteit. Ook het artikel 38 van de Kwaliteitswet[2] stelt uitdrukkelijk dat, zelfs mits het bestaan van een therapeutische relatie, de toegang zich beperkt tot de gegevens die dienstig en pertinent zijn in het kader van het verstrekken van gezondheidszorg.

Om hoger vernoemde redenen, verzoekt de nationale raad de verzekeringsmaatschappij hun toekomstig product in die zin bij te sturen alvorens het aan hun verzekerden aan te bieden.


[1] Nota betreffende de elektronische bewijsmiddelen van een therapeutische relatie en een zorgrelatie https://www.ehealth.fgov.be/ehealthplatform/file/view/AWdem6oKkOz9DrMX5-eO?filename=nota-therapeutische-relatie.pdf

[2] Wet inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg van 22 april 2019.

Keuze (Vrije artsen-)24/04/2021 Documentcode: a168009
report_problem

cf. KB van 23 december 2021 : de vereiste gegevens in het GMD blijven ongewijzigd.

Globaal Medisch Dossier (GMD) – Regelgeving en beheer

In zijn vergadering van 24 april 2021 besprak de nationale raad van de Orde der artsen de regelgeving en het beheer van het Globaal Medisch Dossier (GMD).

Dit advies vervangt het advies Het beheer van het Globaal Medisch Dossier (GMD) van 16 juli 2011 (a134010).

Het GMD is onderhevig aan talrijke evoluties sedert het ontstaan, met interacties tussen een wettelijk kader, de opeenvolgende Nationale Akkoorden Geneesheren-Ziekenfondsen en de aansluitende wijzigingen en/of aanpassingen in de RIZIV-bepalingen.

De inhoud van het GMD wordt bepaald in het koninklijk besluit van 26 januari 2017 tot wijziging van het artikel 2, B, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen[1].

Artikel 33 van de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg (Kwaliteitswet)[2] bepaalt de gegevens die de gezondheidszorgbeoefenaar minstens dient op te nemen in het patiëntendossier.

De arts-patiëntrelatie ontstaat uit een vrijwillig engagement tussen de patiënt en de arts met respect voor de autonomie van zowel de arts als de patiënt. Beiden kunnen die relatie toezeggen, weigeren of beëindigen. De patiënt beschikt steeds over het recht om zijn arts vrij te kiezen en om deze keuze te wijzigen. De arts kan oordelen dat hij een therapeutische relatie niet kan verderzetten of geen tussenkomst of behandeling kan verlenen. Hij verwittigt de patiënt en eventueel zijn naastbestaanden tijdig en overlegt met hen. Hij organiseert de zorgcontinuïteit en verstrekt alle nuttige inlichtingen aan de arts die zijn taak overneemt (art. 32, Code van medische deontologie).

Uit het definiëren van een therapeutische relatie[3] volgt de plicht van de arts tot en het recht van de patiënt op een zorgvuldig bijgehouden patiëntendossier[4]. Artikel 22 van de Code van medische deontologie, bepaalt: ‘De arts houdt voor elke patiënt een patiëntendossier bij, waarvan de samenstelling en de bewaring beantwoorden aan de wettelijke en deontologische vereisten. De arts beheert, met respect voor het beroepsgeheim, het patiëntendossier als werkinstrument, communicatiemiddel, kwaliteitsreferentiepunt en bewijselement’.

De huisarts kan bij een eerste raadpleging van een nieuwe patiënt vragen naar het bestaan van een GMD bij een andere huisarts. Hij kan via MyCareNet[5] controleren of de informatie die de nieuwe patiënt hem verstrekt correct is. De mogelijkheid van het opvragen van lijsten is voorzien, zowel door de huisarts (lijst van patiënten waarvoor hij GMD-houdende huisarts is) als door andere huisartsen en artsen–specialisten (raadplegen van het GMD-recht van de patiënt).

Indien het eerste contact echter in een onstabiele omstandigheid gebeurt (afwezigheid, onbereikbaarheid of verlof van de eigen vaste huisarts) of indien de patiënt gewoon een second opinion verwacht of nog geen definitieve keuze wenst te maken voor een (nieuwe) GMD-houdende huisarts, dan moet dit gerespecteerd worden en is het deontologisch fout een GMD op te dringen of te openen.

Kwaliteitsvolle gezondheidszorg is een belangrijk patiëntenrecht. De huisarts informeert de patiënt correct over het belang van het GMD als werkinstrument voor een kwaliteitsvolle zorg, over de kwalitatieve doelstellingen en de financiële draagwijdte van een GMD. Op het vrijwillig en uitdrukkelijk verzoek van de patiënt[6] en met diens geïnformeerde toestemming opent de huisarts het GMD. De arts identificeert de patiënt aan de hand van de elektronische identiteitskaart (eID). Elektronisch - sinds 1 januari 2021 de enige mogelijkheid om recht te hebben op de voordelen[7] ervan - is het eenvoudig om een GMD aan te maken. De patiënt geeft blijk van zijn toestemming door het overhandigen van zijn eID. De arts vinkt het vakje betreffende de geïnformeerde toestemming ter bevestiging aan.

Een arts-patiëntrelatie is gestoeld op wederzijds vertrouwen en respect, communicatie en participatie. Het GMD verhoogt de kwaliteit van de zorg omdat alle informatie omtrent de patiënt door de huisarts verzameld en geïntegreerd wordt in een medisch dossier. Hierdoor krijgt de GMD-houdende huisarts een totaalbeeld van de gezondheidstoestand van de patiënt.

Indien een huisarts optreedt als vervangende arts mag deze, geconsulteerd om de continuïteit van zorg te verzekeren, geen GMD openen. Dit verbod is absoluut tijdens de bevolkingswachtdienst zowel in de weekends als op feestdagen. Dit geldt ook binnen een door de huisartsen georganiseerde weekwacht. Wanneer de huisarts optreedt als vervanger van een collega (afwezigheid, verlof, ziekte) kan er evenmin een verandering worden aangebracht in de status van het GMD.

De wachtarts heeft wel toegang tot het Sumehr[8]. Dit is een extractie uit het patiëntendossier. Het Summarized Electronic Health Record betreft een elektronisch document dat de minimale gegevens bevat die een arts nodig heeft om de gezondheidstoestand van een patiënt snel in te schatten en zo de best mogelijke zorg te bieden.

Zoals het Sumehr is ook het GMD geen apart dossier. Het bevat welbepaalde elementen uit het patiëntendossier (korte inhoud met acute medische informatie, belangrijke voorgeschiedenis van de patiënt, ... )[9].

Een ander essentieel patiëntenrecht is de autonome en vrije artsenkeuze. Het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt is onmisbaar voor de uitbouw van een vertrouwensrelatie met de arts. De patiënt heeft op elk ogenblik het recht om te kiezen met welke beroepsbeoefenaar hij een therapeutische relatie wenst aan te gaan en hij is steeds vrij deze keuze te wijzigen.

Artikel 27, al. 2, van de Code van medische deontologie, bepaalt

‘De arts bezorgt op verzoek of met toestemming van de patiënt aan een andere gezondheidszorgbeoefenaar relevante informatie en gegevens’.

Overeenkomstig artikel 34 van de Kwaliteitswet houdt de gezondheidszorgbeoefenaar het patiëntendossier bij en bewaart het, vanaf een nog bij koninklijk besluit te bepalen datum, in elektronische vorm.

De artikelen 36 tot 40 van de Kwaliteitswet bepalen de voorwaarden waaraan de gezondheidszorgbeoefenaar dient te voldoen om toegang te verkrijgen tot de gezondheidsgegevens van de patiënt die worden bijgehouden en bewaard door andere gezondheidszorgbeoefenaars.

Bij verandering van behandelende huisarts deelt de arts, in het kader van de zorgcontinuïteit, binnen een redelijke termijn alle nuttige en noodzakelijke medische of farmaceutische inlichtingen betreffende de patiënt mee aan de door de patiënt aangeduide arts opdat de diagnose of de behandeling kan worden voortgezet of vervolledigd[10]. Vandaag is het gebruikelijk dat de arts een kopie van het volledige patiëntendossier[11] overdraagt aan de nieuwe huisarts via eHealth.

De patiënt kan vragen medische informatie aan zijn patiëntendossier toe te voegen of, in bepaalde gevallen, informatie te corrigeren.

De arts dient objectief vast te stellen vergissingen (bv. manifest foute diagnose, foutieve bloedgroep van de patiënt of foutieve spelling van zijn naam) kosteloos te verbeteren. De patiënt heeft in de regel echter niet het recht om relevante medische persoons- of gezondheidsgegevens uit zijn patiëntendossier te doen verwijderen. Anderzijds mag de arts niet om het even welke gegevens in het patiëntendossier opnemen. Hij moet rekening houden met de principes van minimale gegevensverwerking, proportionaliteit en noodzakelijkheid. Meer informatie hieromtrent is terug te vinden in het advies van de nationale raad van 20 maart 2021 (a168007).

In het kader van de zorgkwaliteit krijgen andere huisartsen binnen éénzelfde groepspraktijk automatisch toegang tot de GMD-gegevens van elkaars patiënten wanneer ze daartoe gemachtigd[12] zijn. De patiënt hoeft hiervoor geen bijkomende administratieve stappen te ondernemen. De patiënt kan een therapeutische relatie met een bepaalde arts van de groepspraktijk weigeren. De behandelend arts informeert de patiënt hierover op het ogenblik van de aanmaak van het GMD.

In de praktijk stelt het verdelen en toewijzen van de Globale Medische Dossiers bij dissociaties van groepspraktijken van huisartsen soms problemen. In hun samenwerkingsovereenkomst dienen de betrokken artsen hierover duidelijke afspraken vast te leggen. Wanneer een huisarts de groepspraktijk verlaat, bevestigt de patiënt wie zijn GMD-houdende arts is. De nationale raad pleit ervoor om verder na te denken over het nog beter afstemmen van het concept van de solopraktijk van de GMD-houdende huisarts op de evolutie naar de samenwerking van huisartsen binnen een groepspraktijk.

Het honorarium per GMD voor de huisarts is beperkt tot 1 maal per kalenderjaar per patiënt. Sinds 1 januari 2021[13] is er een automatische verlenging. Eén jaar op twee dient er een raadpleging van de patiënt plaats te vinden[14].

Het beheer van een GMD is voorbehouden aan erkende huisartsen. Elke huisarts die GMD's wenst te beheren moet voldoen aan de voorwaarden om die erkenning te bekomen of te behouden. Huisartsen in opleiding kunnen geen GMD openen of beheren[15].

Vroeger[16] was één van de criteria voor het behoud van de erkenning dat de huisarts zowel op huisbezoek als in de consultatieruimte zorg verstrekt. Nu bepaalt het artikel 10 van het Ministerieel besluit van 1 maart 2010 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van huisartsen als enige criterium voor het behoud van de erkenning van de huisarts : ‘De erkende huisarts is ertoe gehouden gedurende zijn ganse loopbaan zijn bekwaamheid te behouden en te ontwikkelen door praktische en wetenschappelijke vorming.’

De nationale raad is evenwel van mening dat een GMD-houdende huisarts de volledige huisartsenzorg voor die patiënten moet kunnen verzekeren.

De nationale raad wenst met deze analyse de huisartsen bij te staan om met de nodige zorg en eerbiediging van de deontologische voorschriften het GMD van iedere patiënt te beheren.

Praktische modaliteiten en documentatie

https://www.ehealth.fgov.be/nl/egezondheid/beroepsbeoefenaars-in-de-gezondheidszorg/globaal-medisch-dossier-gmd/algemene-voorstelling

https://www.riziv.fgov.be/nl/themas/zorgkwaliteit/e-gezondheid/Paginas/MyCareNet.aspx(laatst aangepast 13 juli 2018)

https://www.inami.fgov.be/nl/professionals/individuelezorgverleners/artsen/kwaliteit/Paginas/globaal-medisch-dossier.aspx#Beheer_van_het_GMD_via_MyCareNet%3a_het_eGMD(laatst aangepast 2 maart 2021)

http://ned.mycarenet.be/sectoren2/dokter/de-beschikbare-diensten/medisch-administratief--dokter/beheer-globaal-medisch-dossier


[1].’Art. 1. In artikel 2, B, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 februari 2013 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de omschrijving en de toepassingsregels van de verstrekking 102771 worden als volgt vervangen :
"Beheer van het globaal medisch dossier (GMD)
[…]
Het GMD bevat de volgende gegevens die regelmatig worden bijgewerkt :
a) de sociaal-administratieve gegevens;
b) de antecedenten;
c) de problemen;
d) de verslagen van de andere zorgverleners;
e) de chronische behandelingen;
f) de preventieve maatregelen die worden genomen, rekening houdende met de leeftijd en het geslacht van de patiënt, en die minstens betrekking hebben op :
1. de levensstijl (voeding, lichaamsbeweging, tabaks- en alcoholgebruik);
2. de cardiovasculaire ziekten (anamnese, klinisch onderzoek, acetylsalicylzuur voor de risicogroepen);
3. de opsporing van colorectale kanker, borstkanker en baarmoederhalskanker;
4. de vaccinatie (difterie, tetanus, griep en pneumokokken);
5. de biologische metingen : lipiden (> 50 jaar), glycemie (> 65 jaar), creatinine en proteïnurie (voor de risicogroepen);
6. de opsporing van depressie;
7. de mondzorg;
g) voor een patiënt van 45 tot 74 jaar die het statuut chronische aandoening geniet, diverse klinische en biologische gegevens die nuttig zijn voor de evaluatie van de gezondheidstoestand van de patiënt en voor de verbetering van de kwaliteit van de zorg.’ […]

[2] De Kwaliteitswet treedt in werking op 1 juli 2021.

[3] ‘Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder therapeutische relatie verstaan een relatie tussen een patiënt en een gezondheidszorgbeoefenaar in het kader waarvan gezondheidszorg wordt verstrekt.’ (wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg ,art. 37, al. 2)

[4] wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, art. 9, §1.

[5] MyCareNet is een gezamenlijk initiatief van het Nationaal Intermutualistisch College (NIC), van eHealth (het gezondheidsportaal van de Belgische overheid) en van het RIZIV (https://ned.mycarenet.be/secto...).

[6]art. 1, 1°, al. 2, KB van 26 januari 2017 tot wijziging van het artikel 2, B, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen bepaalt :

Een GMD wordt geopend op verzoek van de patiënt of van zijn behoorlijk geïdentificeerd gemachtigde; dat verzoek wordt vermeld in het dossier van de patiënt.’

[7] Het Riziv actualiseerde zijn webpagina betreffende het GMD

(https://www.riziv.fgov.be/nl/professionals/individuelezorgverleners/artsen/kwaliteit/Paginas/globaal-medisch-dossier.aspx). Sinds 1 januari 2021 krijgt de huisarts enkel het honorarium voor het beheer van het GMD als hij een elektronisch medisch dossier gebruikt (EMD). Het EMD moet worden beheerd met een softwarepakket geregistreerd door het eHealth-platform.

[8] cf.

https://www.vitalink.be/beknopte-medische-dossiers-delen-sumehr

https://www.ehealth.fgov.be/standards/kmehr/en/transactions/summarised-electronic-healthcare-record-v20

https://www.ehealth.fgov.be/ehealthplatform/file/view/AWl8XKSwgwvToiwBkf81?filename=GP%20documentation%20-8th%20July%20%2020191.pdf

Het aanmaken van een Sumehr wordt door de arts aangeklikt in de software. Het bevat informatie die uit het patiëntendossier wordt gehaald. Bovendien kunnen via COZO specialistenbrieven van alle Belgische ziekenhuizen, van eraan meewerkende extra-muros specialisten, laboratoria, e.a. teruggevonden worden.

[9] art. 1, KB van 26 januari 2017 tot wijziging van het artikel 2, B, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

[10]Code van medische deontologie, art. 26.

[11]De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, art. 9, §2, bepaalt dat de patiënt recht heeft op inzage in zijn patiëntendossier.

[12]https://www.inami.fgov.be/nl/p...

[13] Vanaf 2021 wordt de betaling van de GMD-erelonen elk jaar in februari proactief gestort. De berekening wordt gemaakt op basis van het aantal GMD’s die op 31 december van het jaar ervoor bij MyCareNet zijn geregistreerd, voor alle patiënten die in hetzelfde ziekenfonds zijn ingeschreven. Voor nieuwe patiënten die na februari een GMD wensen te openen ontvangt de arts, na notificatie bij MyCareNet, een ereloon voor dat jaar. Voor patiënten met een GMD die van arts veranderen krijgt de nieuwe arts pas het jaar nadien een ereloon.

[14] Het ereloon voor het GMD is dus niet meer gebonden aan het verplichte jaarlijkse patiëntencontact.

[15] art. 1, KB van 26 januari 2017 tot wijziging van het artikel 2, B, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen

[16] Het in het advies van de nationale raad van 16 juli 2011 vermelde Ministerieel besluit van 21 februari 2006 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van huisartsen werd vernietigd door de raad van State. Heden is er het Ministerieel besluit van 1 maart 2010 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van huisartsen.

Expertise21/09/2019 Documentcode: a166008
Geneeskundig deskundigenonderzoek - Aanwezigheid van de advocaat tijdens het klinisch onderzoek

De nationale raad van de Orde der artsen brengt het volgende advies uit betreffende het verzoek van een persoon om bij een medische evaluatie in het kader van een Medex expertise door zijn advocaat vergezeld te worden.

De evaluatie van de gezondheidstoestand van een persoon door de arts voor een expertise vereist dat deze laatste een neutrale en empathische houding aanneemt. In een context waarin de persoon onderworpen wordt aan een medisch onderzoek door een gezondheidsberoepsbeoefenaar die hij niet vrij gekozen heeft, zijn welwillendheid en respect fundamenteel (artikel 43 van de Code van medische deontologie 2018 en koninklijk besluit van 25 april 2017 tot vaststelling van de deontologische code van de gerechtsdeskundigen in toepassing van artikel 991quater, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek).

Het verloop van de evaluatie dient te worden uitgelegd en de persoon moet ermee instemmen.

De persoon die onderzocht wordt in het kader van een medische evaluatie heeft het recht zich te laten bijstaan door zijn advocaat. Dit principe is onder meer van toepassing op de medische expertises uitgevoerd door de artsen verbonden aan Medex.

De arts eerbiedigt dit recht van de patiënt om zich te laten vergezellen door zijn advocaat en ziet toe op het welzijn en de intimiteit van de onderzochte persoon, wat inhoudt dat men over aangepaste lokalen beschikt.

Indien de arts die een eenzijdige evaluatie verricht het zelf wenselijk acht dat het onderzoek gebeurt in aanwezigheid van een derde, gezondheidsberoepsbeoefenaar, legt hij dit uit aan de onderzochte persoon.

Rekening houdend met de eerbiediging van de waardigheid van de persoon, dient, bij een tegensprekelijk deskundigenonderzoek, de weigering van de persoon dat het klinisch onderzoek gebeurt in aanwezigheid van een advocaat te worden gerespecteerd. In het licht daarvan gebiedt het beginsel van wapengelijkheid en het juridische tegenspraakprincipe dat alle juridische adviseurs zich in dat geval dienen terug te trekken. De onpartijdigheid van de expert en de aanwezigheid van de adviserende artsen van de partijen bieden immers de nodige waarborgen.

Beroepsgeheim17/11/2018 Documentcode: a163004
Vrije keuze van de beroepsbeoefenaar en instemming met de behandeling door geïnterneerde personen met een geestesstoornis

De nationale raad van de Orde der artsen onderzocht de eerbiediging van de vrije keuze van de beroepsbeoefenaar en de instemming met de behandeling door personen met een geestesstoornis die geïnterneerd worden.

Advies van de nationale raad :

In zijn vergadering van 17 november 2018 onderzocht de nationale raad van de Orde der artsen de eerbiediging van de vrije artsenkeuze en van de behandelingsinstemming van geïnterneerden(1) in gevangenschap.

Personen met een geestesstoornis die geïnterneerd worden, zijn geen homogene populatie: zij hebben een zeer diverse psychiatrische pathologie en een zeer gevarieerde graad van potentieel gevaar. Zij verblijven bovendien in plaatsen met diverse juridische stelsels (onder toezicht in de gemeenschap, reguliere psychiatrische zorgvoorziening, erkende gerechtelijk-geneeskundige eenheid van psychiatrische centra of.

Voor geïnterneerden die in een erkend hoog beveiligd forensisch psychiatrisch centrum (FPC) verblijven, heeft de nationale raad volgende bedenkingen:

1° De kamer ter bescherming van de maatschappij bepaalt soeverein de plaats waar de geïnterneerde opgenomen en behandeld wordt. Wanneer zijn gezondheidstoestand een behandeling in een algemeen ziekenhuis vergt, is de keuzevrijheid beperkt tot de ziekenhuizen waarmee het FPC een akkoord heeft afgesloten.

De geïnterneerde kan een beroep doen op de zorgverleners van de instelling waar hij verblijft. Hij kan eveneens het advies inwinnen van een externe arts indien hij de erelonen zelf betaalt.

Dergelijke beperkingen aan de vrije artsen- en instellingskeuze zijn inherent aan de vrijheidsberoving en gelden niet alleen voor geïnterneerden.

2° De kamer ter bescherming van de maatschappij spreekt zich niet uit over de inhoud van de behandeling.

De toestemming van de geïnterneerde met de behandeling is een wettelijke en ethische vereiste. Indien de geïnterneerde niet in staat is zijn rechten zelf te laten gelden, is de regeling van de vertegenwoordiging van de patiënt, die vastgelegd is in artikel 14 van de Patiëntenrechtenwet, van toepassing. In dit geval wordt de geïnterneerde betrokken bij de uitoefening van zijn rechten voor zover zijn onderscheidingsvermogen dit toelaat.

In de praktijk gaat het vaak over een ‘genegotieerde toestemming'. De geïnterneerde is niet altijd vragende partij om zorg in de forensische praktijk. De dialoog tussen hem en de zorgverlener vereist vertrouwen, empathisch begrijpen en emotionele ondersteuning met het oog op een maximale patiëntparticipatie voor een gedeelde besluitvorming die nodig is voor het therapeutisch proces. De uitslag van deze ‘negotiatie' wordt vermeld in een behandelplan of behandelovereenkomst waarin de rechten en plichten van de zorgverlener en van de zorgontvanger beschreven worden.

Er bestaat een continuüm van mogelijke drukkingsmaatregelen om de toestemming van de geïnterneerde met de behandeling te beïnvloeden: overtuiging, drang en dwang.

‘Overtuiging', dat het meest gebruikt wordt, doet een beroep op de rede.

‘Psychologische drang' gaat uit van de innerlijke neiging van het individu en werkt met voorwaardelijke voorstellen: (Voorbeeld: wanneer een verslaafde persoon instemt met controles op zijn druggebruik, komt hij in aanmerking voor een uitgangsvergunning. De verslaafde gaat uitdrukkelijk akkoord met de onderhandelde behandelmaatregelen, maar zou deze na enige tijd kunnen ervaren als ‘opgelegd' en zou hierover kunnen klagen bij een ombudsman.)

Dwang' berust op macht.

Zowel drang als dwang zetten de geïnterneerde onder druk om de behandeling te blijven aanvaarden. De vraag blijft controversieel of de geïnterneerde in dergelijke situaties wel ‘vrij' genoeg is om een geldige toestemming te geven.

3°/ De betrokken persoon heeft het recht om de voorgestelde behandeling te weigeren; de arts eerbiedigt deze weigering. Dit heeft echter niet tot gevolg dat de geïnterneerde niet langer recht heeft op kwalitatieve zorg.

Het uitvoeren van een behandeling waarmee niet ingestemd werd, is onaanvaardbaar indien de geïnterneerde in staat is de informatie over de behandeling te begrijpen en ermee in te stemmen.

Voor psychotische geïnterneerden verwijst de nationale raad naar zijn adviezen van 12 mei 2007(2) en 14 september 2013(3). Deze adviezen, die bijgevoegd zijn, behandelen het probleem van de dwangbehandeling van gedetineerden. Ze beklemtonen dat een psychotische gedetineerde die terug wilsbekwaam is dankzij de medicatie, niet gedwongen kan worden om deze medicatie verder te nemen, al blijkt uit zijn ziektegeschiedenis dat hij terug psychotisch en wilsonbekwaam zou kunnen worden.

De medicamenteuze behandeling moet noodzakelijk en aangepast zijn. Het voorschrijven moet omzichtig gebeuren, met inachtneming van de medicamenteuze risico's, zeker wanneer de antecedenten van de geïnterneerde niet gekend zijn.

De medicatie moet altijd een voordeel hebben voor de geïnterneerde en aansluiten bij de algemeen aanvaarde wetenschappelijke kennis ter zake. Tot slot is een aandachtige medische opvolging van de geïnterneerde vereist.

De veiligheidsmaatregelen (afdelingsarrest, opsluiting in eigen kamer, afzondering en andere) moeten vastgelegd zijn in het huishoudelijk reglement, geregistreerd worden in het dossier van de geïnterneerde en gecontroleerd worden door de overheid.

4°/ De geïnterneerde heeft recht op gezondheidszorg die gelijkwaardig is met de gezondheidszorg in de vrije samenleving (art. 88 van de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden). De Patiëntenrechtenwet is van toepassing bij internering.

De gebrekkige gezondheidszorg in gevangenissen wordt sedert lang aangeklaagd.

Het gebrek aan medisch personeel, het gebrekkige psychiatrische zorgaanbod, het verlies van de voordelen van de sociale zekerheid, de afhankelijkheid van het veiligheidspersoneel voor een consult dat het medisch geheim eerbiedigt, de toegangsproblemen voor een externe arts tot de instelling door de veiligheids-en organisatievereisten en het gebrek aan geschikte lokalen zijn allemaal belemmeringen voor een kwaliteitsvolle zorgverstrekking.

De evolutie waarbij de verantwoordelijkheid voor de gezondheidszorg in de gevangenis toegekend wordt aan de minister die bevoegd is voor de Volksgezondheid (momenteel ligt de verantwoordelijkheid bij de minister van Justitie), getuigt van werkelijke bereidheid om de toegang en de kwaliteit van de gezondheidszorg voor de geïnterneerden en de gedetineerden te verbeteren.

De internering is een veiligheidsmaatregel die tot doel heeft de gemeenschap te beschermen en de geïnterneerde de vereiste zorg te verstrekken met het oog op zijn re-integratie in de maatschappij.

Het onthouden van zorg bij een geïnterneerde bemoeilijkt eveneens zijn re-integratie.

5°/ In verband met de opportuniteit van een bijzondere wettelijke regeling voor de rechten van de geïnterneerden in de forensische psychiatrie, bepaalt artikel 167 van de Basiswet van 12 januari 2005 dat, behoudens andersluidende bepalingen, de bepalingen van deze wet van toepassing zijn op de geïnterneerden.

Deze basiswet bevat in titel 5 een hoofdstuk VII over de gezondheidszorg, dat voorzag in een beperking van sommige rechten van de patiënt als gedetineerde. De wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken heeft dit hoofdstuk VII hervormd, waarbij het beginsel van de gelijkwaardigheid van de zorg bij gedetineerden met de zorg in de vrije samenleving op de voorgrond geplaatst wordt.

De nationale raad vindt het niet opportuun afstand te nemen van dit beginsel.

Bijlagen


(1) In de betekenis van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering

(2) Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 117, pag. 5

(3) Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 143

Honoraria in de verzorgingsinstellingen24/02/2018 Documentcode: a160008
Weigeren van zorg voor een patiënt enkel omdat deze geen individuele kamer kiest
De nationale raad van de Orde der artsen herinnert dat het strijdig is met de geneeskundige plichtenleer dat de arts weigert de zorg voor een patiënt op zich te nemen enkel omdat deze geen individuele kamer kiest, in het bijzonder indien de ziekenhuisopname gebeurt in het kader van een lopende medische behandeling of de opvolging van een langdurige aandoening.

Advies van de nationale raad :

Naar aanleiding van de recente actualiteit herinnert de nationale raad van de Orde der artsen dat het strijdig is met de geneeskundige plichtenleer dat de arts weigert de zorg voor een patiënt op zich te nemen enkel omdat deze geen individuele kamer kiest, in het bijzonder indien de ziekenhuisopname gebeurt in het kader van een lopende medische behandeling of de opvolging van een langdurige aandoening (advies van 22 februari 2014 van de nationale raad, getiteld Vrije artsenkeuze door de patiënt die ervoor kiest te worden opgenomen in een tweepersoonskamer of gemeenschappelijke kamer, Tijdschrift nationale raad nr. 145).

Dit deontologisch standpunt verwoord in 2014 werd in 2016 wet.

De wetgeving op de ziekenhuizen stelt voortaan uitdrukkelijk dat de patiënt altijd recht heeft op hetzelfde aanbod aan kwaliteitsvolle gezondheidszorg op het vlak van de aangeboden verstrekkingen, de termijn waarbinnen deze verstrekkingen worden aangeboden en de artsen die in het ziekenhuis werkzaam zijn, om het even of hij kiest voor een opname in een individuele kamer, een tweepatiëntenkamer of een gemeenschappelijke kamer (artikelen 29/1 en 128 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen).

De keuze van het type kamer komt uitsluitend toe aan de patiënt. De arts mag de patiënt niet beïnvloeden om hem financiële opnamevoorwaarden te doen aanvaarden die hij niet wenst (advies van 20 februari 2016 van de nationale raad, getiteld Handelwijze van bepaalde artsen die aan een patiënt opdringen een eenpersoonskamer te kiezen als voorwaarde om door hen in behandeling genomen te worden tijdens een ziekenhuisopname, Tijdschrift nationale raad nr. 152).

Artikel 5 van de code van geneeskundige plichtenleer legt de arts op al zijn zieken even gewetensvol te verzorgen.

Zodra de arts een ingreep voorstelt, vestigt hij de aandacht van de patiënt op de financiële kosten ervan en spoort hij de patiënt ertoe aan bij de ziekenhuisadministratie inlichtingen in te winnen betreffende de zorgfactuur.

Indien het een geplande ziekenhuisopname betreft, is de nationale raad er voorstander van dat de opnameverklaring, het document met de nodige toelichting bij de opnameverklaring en de overzichtslijst met de prijzen van de door het ziekenhuis aangeboden goederen en diensten niet aan de patiënt worden overhandigd op de dag zelf van de ziekenhuisopname maar voorafgaandelijk zodat de patiënt er kennis van kan nemen in optimale omstandigheden (advies van 22 februari 2014 van de nationale raad, getiteld Informatieplicht van de arts ten opzichte van de patiënt betreffende de medische erelonen, Tijdschrift van de nationale raad nr. 145).

De nationale raad benadrukt ten slotte nogmaals dat er geen verband bestaat tussen het vragen van ereloonsupplementen en de kwaliteit van de verstrekte zorg (Persbericht van 20 februari 2016 van de nationale raad, getiteld Weigering van enkele artsen om patiënten te behandelen die een tweepersoonskamer kiezen, Tijdschrift van de nationale raad nr. 148).

Verzekeringen van de patiënt08/04/2017 Documentcode: a157003-R
Christelijke mutualiteit - Second opinion in een universitair ziekenhuis

De nationale raad van de Orde der artsen onderzocht de praktijk van de Christelijke Mutualiteit waarbij zij voor haar verzekerden voorziet in de mogelijkheid van een second opinion in een universitair ziekenhuis

Advies van de nationale raad :

De nationale raad van de Orde der artsen besprak op 8 april 2017 de praktijk van de Christelijke Mutualiteit, hierna de "CM", waarbij zij voor haar verzekerden voorziet in de mogelijkheid van een second opinion in het Universitair Ziekenhuis Leuven.

Dergelijke praktijk stuit op volgende bezwaren:
1. Geen contact tussen arts en patiënt
Een wetenschappelijk verantwoorde diagnose vereist een degelijke anamnese en een gewetensvol klinisch onderzoek. Dit veronderstelt in de regel een fysiek contact tussen arts en patiënt.
2. Verstoring van de markt
Dergelijke samenwerking tussen de CM en het Universitair Ziekenhuis Leuven kan de mededinging op de Belgische markt verhinderen, beperken of vervalsen.
De Raad voor de Mededinging heeft in een vergelijkbare zaak al geoordeeld dat het akkoord tussen de CM en de Vlaamse Vereniging van Orthodontisten, waarbij een bijkomende vergoeding werd betaald aan een patiënt die zich liet behandelen door een tandarts die op de lijst stond, marktverstorend werkt . Bovendien werden er in casu richttarieven en maximumprijzen gehanteerd. Gelet op deze twee elementen, heeft de Raad voor de Mededinging besloten tot een prima facie inbreuk op de mededingingsregels.
3. Recht van vrije keuze
Doordat de patiënten geleid worden naar een lijst van geselecteerde artsen, en een financieel voordeel genieten als ze één van deze artsen consulteren, wordt het recht op vrije keuze van de patiënt uitgehold.. Van een strikte miskenning van het recht kan echter geen sprake zijn aangezien de patiënt, buiten het kader dat door de CM wordt geboden, nog steeds over het recht beschikt om een arts naar zijn keuze te raadplegen.

Dit advies vervangt het advies "Folder van de Christelijke Mutualiteit "Second-O tweede medisch advies" van 7 april 2012.

Bijlage : Folder van de Christelijke Mutualiteit "Second-O tweede medisch advies".

Honoraria in de verzorgingsinstellingen20/02/2016 Documentcode: a152004
Handelwijze van bepaalde artsen die aan een patiënt opdringen een eenpersoonskamer te kiezen als voorwaarde om door hen in behandeling genomen te worden tijdens een ziekenhuisopname

Naar aanleiding van de recente actualiteit betreffende de handelwijze van bepaalde artsen die aan een patiënt opdringen een eenpersoonskamer te kiezen als voorwaarde om door hen in behandeling genomen te worden tijdens een ziekenhuisopname, wijst de nationale raad nogmaals op zijn advies van 22 februari 2014 en op het persbericht verspreid op 7 februari 2015.

Advies van de Nationale Raad :

Persbericht
Naar aanleiding van de recente actualiteit en van de uitzending van de RTBF Questions à la une van 17 februari 2016 ("Hospitalisation prix à la carte" en "Les médecins sont-ils tous devenus des requins ?"), wijst de nationale raad nogmaals op zijn advies van 22 februari 2014 en op het persbericht dat hij gepubliceerd heeft op 7 februari 2015, aangevuld inzake de toegang tot de ambulante zorg.

Het is in strijd met de geneeskundige plichtenleer dat een arts weigert de zorg voor een patiënt op zich te nemen enkel omdat deze geen individuele kamer kiest, in het bijzonder indien de ziekenhuisopname gebeurt in het kader van een lopende medische behandeling of de opvolging van een langdurige aandoening (1) .

De keuze van het type kamer, individueel of gemeenschappelijk, komt uitsluitend toe aan de patiënt. De arts mag de patiënt niet beïnvloeden om hem opnamevoorwaarden te doen aanvaarden die hij niet wenst.

De geneeskundige plichtenleer legt de arts op al zijn zieken even gewetensvol te verzorgen (artikel 5 van de Code van geneeskundige plichtenleer). Het medisch korps dient op een rechtvaardige wijze de toegang tot kwaliteitsvolle zorg te garanderen. Het is ook de verantwoordelijkheid van de maatschappij om daarvoor een gepast budgettair kader te scheppen, zeker voor wat de ziekenhuisfinanciering betreft.

De rechtstreekse inning door de ziekenhuisarts van erelonen, of ze nu al dan niet provisioneel zijn, met betrekking tot gehospitaliseerde patiënten is in tegenspraak met de wettelijke regel van de centrale inning (2).

De Nationale Raad benadrukt ten slotte dat er geen verband bestaat tussen het vragen van ereloonsupplementen en de kwaliteit van de verstrekte zorg.

Wat de termijn van de toegang tot de ambulante zorg betreft, is het belangrijk dat de zorgverlener zich zodanig organiseert dat problemen die een dringende interventie vereisen kunnen worden geïdentificeerd.

1.Advies van 22 februari 2014, met als titel "Vrije artsenkeuze door de patiënt die ervoor kiest te worden opgenomen in een tweepersoonskamer of gemeenschappelijke kamer", Tijdschrift nationale raad nr. 145
2.Artikel 147 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen

Honoraria in de verzorgingsinstellingen07/02/2015 Documentcode: a148003
PERSBERICHT : Weigering van enkele artsen om patiënten te behandelen die een tweepersoonskamer kiezen

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren heeft beslist te reageren op de artikels die in de pers verschenen over het feit dat enkele artsen weigeren patiënten te behandelen die een tweepersoonskamer kiezen omdat de wet hen niet toelaat aan die patiënten ereloonsupplementen aan te rekenen.

PERSBERICHT

In zijn vergadering van 7 februari 2015 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren beslist te reageren op de artikels die deze week in de pers verschenen over het feit dat enkele artsen weigeren patiënten te behandelen die een tweepersoonskamer kiezen omdat de wet hen niet toelaat aan die patiënten ereloonsupplementen aan te rekenen (1) .

Het is in strijd met de geneeskundige plichtenleer dat de arts weigert de zorg voor een patiënt op zich te nemen enkel omdat deze geen individuele kamer kiest, in het bijzonder indien de ziekenhuisopname gebeurt in het kader van een lopende medische behandeling of de opvolging van een langdurige aandoening (2) .

De keuze van het type kamer, individueel of gemeenschappelijk, komt uitsluitend toe aan de patiënt. De arts mag de patiënt niet beïnvloeden om hem opnamevoorwaarden te doen aanvaarden die hij niet wenst.

De Nationale Raad herinnert eraan dat de geneeskundige plichtenleer de arts oplegt al zijn zieken even gewetensvol te verzorgen (artikel 5 van de Code van geneeskundige plichtenleer). Het medisch korps dient op een rechtvaardige wijze de toegang tot kwaliteitsvolle zorg te garanderen. Het is ook de verantwoordelijkheid van de maatschappij om daarvoor een gepast budgettair kader te scheppen, zeker voor wat de ziekenhuisfinanciering betreft.

De rechtstreekse inning door de ziekenhuisarts van, al dan niet provisionele, erelonen met betrekking tot gehospitaliseerde patiënten is in tegenspraak met de wettelijke regel van de centrale inning (3) .

De Nationale Raad benadrukt ten slotte dat er geen verband bestaat tussen het vragen van ereloonsupplementen en de kwaliteit van de verstrekte zorg.

1. artikel 26 van de wet van 27 december 2012 houdende diverse bepalingen inzake de toegankelijkheid van de gezondheidzorg
2. advies van 22 februari 2014, met als titel Vrije artsenkeuze door de patiënt die ervoor kiest te worden opgenomen in een tweepersoonskamer of gemeenschappelijke kamer
3. artikel 147 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen

Honoraria in de verzorgingsinstellingen22/02/2014 Documentcode: a145003
Vrije artsenkeuze door de patiënt die ervoor kiest te worden opgenomen in een tweepersoonskamer of gemeenschappelijke kamer

Aan de Nationale Raad wordt de vraag gesteld of het beperken van de vrije artsenkeuze door de patiënt, wanneer deze ervoor kiest te worden opgenomen in een tweepersoonskamer of gemeenschappelijke kamer, in overeenstemming is met de wet en de plichtenleer.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 22 februari 2014 onderzocht de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brief van 18 december 2013 waarin u hem vraagt of het in overeenstemming is met de wet en de plichtenleer de vrije artsenkeuze door de patiënt te beperken wanneer deze laatste ervoor kiest te worden opgenomen in een tweepersoonskamer of een gemeenschappelijke kamer.

I. Wat betreft de conformiteit met de wet van deze beperking van de vrije artsenkeuze, vestigt de Nationale Raad de aandacht op de volgende aspecten :

1° Het model van de opnameverklaring is vastgelegd in de bijlagen bij het koninklijk besluit van 17 juni 2004 betreffende de verklaring bij opname in een ziekenhuis. Het
bepaalt in hoofde van de patiënt :

"Ik heb kennis genomen van de financiële voorwaarden en wens opgenomen te worden (...) tegen verbintenistarief (ZONDER honorariumsupplement).
Ik ben mij ervan bewust dat mijn vrije artsenkeuze hierdoor beperkt kan worden en kies voor het tarief van : (...)"

Artikel 2, § 1, van het voornoemde koninklijk besluit van 17 juni 2004 stelt dat de opnameverklaring dient te worden opgemaakt overeenkomstig het model in de bijlagen bij dit besluit.

2° De vrije artsenkeuze is een fundamenteel recht van de patiënt , maar is niet absoluut; er zijn uitzonderingen op en het kent beperkingen, onder meer wanneer er een beroep wordt gedaan op de spoed- of wachtdiensten .

Artikel 50, § 3, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994 laat de arts vrij al dan niet toe te treden tot de medicomut-overeenkomst.

Dit verklaart dat het document dat de uitleg bevat over de opnameverklaring, eveneens bijlage bij het koninklijk besluit van 17 juni 2004, in verband met de artsenkeuze preciseert:

Belangrijk om te weten is dat u als patiënt ervoor kunt opteren om tegen verbintenistarieven behandeld te worden. Dit heeft echter tot gevolg dat uw vrije artsenkeuze beperkt kan worden door uw kamerkeuze.


II. Wat betreft de conformiteit van deze beperking van de vrije artsenkeuze met de regels van de geneeskundige plichtenleer, herinnert de Nationale Raad dat de geneeskundige plichtenleer de arts oplegt al zijn zieken even gewetensvol te verzorgen (artikel 5 van de Code van geneeskundige plichtenleer).

De Nationale Raad is van mening dat het strijdig is met de geneeskundige plichtenleer dat de arts weigert de zorg voor een patiënt op zich te nemen enkel omdat deze weigert een individuele kamer te kiezen, in het bijzonder indien de ziekenhuisopname gebeurt in het kader van een lopende medische behandeling of de opvolging van een langdurige aandoening.


III. Wat betreft de keuze van het type kamer, bepaalt de wet dat deze beslissing uitsluitend toekomt aan de patiënt.

De arts mag de patiënt niet beïnvloeden om hem opnamevoorwaarden te doen aanvaarden die hij niet wenst.

Diagnostische en therapeutische vrijheid25/05/2013 Documentcode: a141020
Regeling tot samenwerking voor de dagelijkse eerstelijnszorg met een uitgebreid netwerk van extern aangenomen zorgverstrekkers
Aan de Nationale Raad wordt de vraag gesteld of een regeling tot samenwerking voor de dagelijkse eerstelijnszorg met een uitgebreid netwerk van extern aangenomen zorgverstrekkers enerzijds de vrije artsenkeuze niet in het gedrang brengt en anderzijds er geen vrees is voor belangenconflicten en voor mogelijke druk die zou kunnen worden uitgeoefend op de aangenomen artsen waardoor de therapeutische vrijheid kan bedreigd worden.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren heeft in zijn vergadering van 25 mei 2013 uw brief van 29 november 2012 onderzocht waarin u vraagt of een regeling tot samenwerking voor de dagelijkse eerstelijnszorg met een uitgebreid netwerk van extern aangenomen zorgverstrekkers enerzijds de vrije artsenkeuze niet in het gedrang brengt en anderzijds er geen vrees is voor belangenconflicten en voor mogelijke druk die zou kunnen worden uitgeoefend op de aangenomen artsen waardoor de therapeutische vrijheid kan bedreigd worden.

Met betrekking tot de regeling tot samenwerking waarnaar u verwijst, deelt hij u mee dat er in 2011 uitvoerig overleg is geweest tussen de Nationale Raad van de Orde van geneesheren en de heer Christian PECHEUX, Médecin Colonel-OF 5, Chef du Bureau d'appui médical territorial (COMOPSMED) over de overeenkomsten tussen extern aangenomen artsen en Defensie (kopie van deze overeenkomsten als bijlage).

De Nationale Raad besloot na een onderhoud met generaal-majoor LAIRE, kolonel PECHEUX en majoor VAN GASTEL m.b.t. deze overeenkomsten geen deontologische bezwaren te hebben.

Nochtans blijft de Nationale Raad gevoelig voor de eerbiediging van de vrije artsenkeuze en de bescherming van de therapeutische vrijheid van artsen, zoals verwoord in het advies van de Nationale Raad van 17 november 2001 "Geïntegreerde politie en gezondheidszorg" (Tijdschrift Nationale Raad nr. 94, p. 6).