Herinschrijving na schrapping van een arts op de Lijst van de Orde der geneesheren
Een provinciale raad vraagt of een arts die door een tuchtsanctie van de Lijst van de Orde der geneesheren werd geschrapt een (her)inschrijving kan vragen in een andere provincie.
Advies van de Nationale Raad :
De Nationale Raad besprak in zijn vergadering van 16 november 2002, na advies van 5 oktober 2002 van de commissie “Gespreide Activiteiten”, uw vraag van 26 maart 2002 betreffende de (her)inschrijving na schrapping van een dokter op de Lijst van de Orde.
De Nationale Raad stelt vast dat het Hof van Cassatie in zijn arrest van 31 januari 1986 (Arresten van het Hof van Cassatie, 1986, I, p. 731, nr. 344) besliste dat, zodra de schrapping van een geneesheer van de lijst van de Orde van Geneesheren is uitgevoerd, mag de geschrapte geneesheer een verzoek tot herinschrijving op de lijst van de Orde van Geneesheren indienen; dat verzoek is als dusdanig ontvankelijk en de provinciale raad zal erover te beslissen hebben; dat tegen die beslissing hoger beroep kan worden ingesteld met toepassing van artikel 13, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der geneesheren.
Waar dit arrest vaststelt dat de wetgever geen termijnen en/of andere modaliteiten heeft bepaald om een geschrapte arts opnieuw in te schrijven, achten sommige auteurs het verdedigbaar dat voor een herinschrijving een termijn van twee jaar moet zijn verstreken na de schrapping. Dit standpunt wordt ingenomen door o.m. prof. Herman Nys, “Geneeskunde. Recht en medisch handelen, Kluwer, E. Story-Scientia, België, 1991, p. 56, nr. 121” op grond dat “kan worden verdedigd dat minimum 2 jaar moet zijn verstreken sedert de schrapping werd uitgevoerd. Twee jaar is de maximale duur van een schorsing en vermits de betrokken arts werd geschrapt had de provinciale raad of de raad van beroep klaarblijkelijk de bedoeling hem gedurende meer dan 2 jaar te verbieden de geneeskunde uit te oefenen.”
Professor Nys voegt er terecht aan toe dat ”het uiteindelijk aan de bevoegde provinciale raad toekomt om zich uit te spreken over de aanvraag tot herinschrijving. Die raad is geenszins verplicht de aanvraag zonder meer in te willigen. Weigering of uitstel ervan zijn mogelijk om dezelfde redenen als bij een eerste aanvraag. Tegen de weigering of het uitstel kan beroep worden ingesteld bij de raad van beroep.”
Hierbij is te verwijzen naar, enerzijds artikel 22, tweede alinea, van het koninklijk besluit van 6 februari 1970 tot regeling van de organisatie en de werking der raden van de Orde der geneesheren, volgens hetwelk de provinciale raad over de aanvraag beslist binnen een maand na de ontvangst ervan, anderzijds, op het feit dat bijzondere omstandigheden een onverwijlde herinschrijving kunnen rechtvaardigen. In de regel evenwel zal om de vermelde redenen voor herinschrijving als dusdanig een wachttijd van twee jaar opportuun voorkomen, waarbij voor het daarvoor toegelaten uitstel is te verwijzen naar artikel 6, 1°, laatste lid, van het koninklijk besluit nr. 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der geneesheren, dat bepaalt dat “de beslissing waarbij een inschrijving op de lijst wordt geweigerd of uitgesteld, (…), met redenen moet zijn omkleed.”
Het is voor dit alles onverschillig of de geschrapte arts zijn (her)inschrijving vraagt bij de raad van schrapping of bij een andere provinciale raad.
Het is evenwel evident dat, wanneer een arts zijn (her)inschrijving vraagt bij een andere provinciale raad dan deze van wiens lijst hij werd geschrapt, de aangezochte provinciale raad om inlichtingen en advies zal verzoeken van de provinciale raad die de schrapping heeft uitgesproken en met deze raad omtrent een eventuele herinschrijving zal overleggen.