Hervorming van de Orde der geneesheren - Conceptnota
De Nationale Raad van de Orde der geneesheren werd door het kabinet van Minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken Maggie De Block eind april gevraagd een conceptnota voor te bereiden die laat zien hoe de Orde zelf haar hervorming ziet.
Tijdens de vergadering van de Nationale Raad van 30 mei 2015 werd de tekst van de conceptnota, die u als bijlage vindt, goedgekeurd.
De krachtlijnen van deze hervormingsnota kunnen als volgt worden samengevat:
1° De huidige reguleringsmodaliteiten betreffende de uitoefening van de geneeskunde zijn niet langer aangepast aan de vereisten van een beroep dat sedert een halve eeuw aanzienlijk is geëvolueerd. Om tegemoet te komen aan deze evolutie is het noodzakelijk de opdrachten, de werking en de structuur van de Orde te moderniseren.
De Orde is noodzakelijk om de uitoefening van het medische beroep te regelen omdat dit beroep van algemeen belang is.
De regulering streeft ernaar te waarborgen dat de beroepsbeoefenaars zich gedragen zoals de maatschappij het terecht van hen verwacht, in het belang van de patiënt, de volksgezondheid en het algemeen welzijn.
Ze moet uitgevoerd worden door een toegankelijke, transparante, dynamische en onafhankelijke Orde.
De regulering impliceert enerzijds het voorkomen van moeilijkheden aan de hand van een positieve deontologie die de houding van de artsen preventief en proactief oriënteert, anderzijds de mogelijkheid de arts een houding op te leggen in overeenstemming met de geneeskundige plichtenleer en tot slot, het bestrijden van misbruiken door middel van het tuchtrecht.
Indien de verdere uitoefening van de geneeskunde door een arts een ernstig gevaar inhoudt voor de volksgezondheid, moet de Orde dringende en voorlopige maatregelen kunnen opleggen.
De Orde is verantwoordelijk voor het bijhouden van de lijst.
2° De geneeskundige plichtenleer moet het respect voor de patiënt, de kwaliteit van de zorg, de loyale samenwerking tussen de gezondheidszorgbeoefenaars en het belang van de gemeenschap waarborgen.
Ethiek, professionalisme en morele integriteit liggen aan de basis van de uitoefening van de geneeskunde.
De hoge morele waarde, het algemene karakter en de maatschappelijke impact van de deontologie wettigen dat ze besproken en toegepast wordt op federaal niveau. De Orde wenst om die reden het behoud van de samenwerking van de beide taalafdelingen binnen de Nationale Raad.
De inhoud van de Code van plichtenleer dient beperkt te worden tot algemene principes die toegelicht worden door de adviezen van de Nationale Raad.
3° De Orde wil de deontologie laten evolueren naar een positieve deontologie gericht op het preventief en proactief begeleiden en oriënteren van de artsen.
Deze positieve en preventieve aanpak dient toegepast te worden van bij de opleiding van de jonge artsen.
Ze vereist dat de Orde een open oor heeft voor haar leden en te hunner beschikking staat.
De Orde wil zoveel als mogelijk jonge artsen betrekken bij haar werking en hen wegwijs maken in de deontologie.
De Orde besteedt ruimere aandacht aan de ondersteuning van artsen die zich in moeilijkheden bevinden.
In geval van conflict moedigt de Orde aan de weg van de verzoening te nemen. Ze is een plaats van dialoog.
De Orde speelt een actieve rol in de permanente opleiding en in het toezicht op de geschiktheid de geneeskunde uit te oefenen.
4° Transparantie, toegankelijkheid, dynamisme en onafhankelijkheid moeten de kenmerken zijn van de werking van de Orde.
De onafhankelijkheid van de Orde ten opzichte van politieke en syndicale organisaties is een wezenlijke voorwaarde voor de doelmatigheid van haar werking.
De representativiteit van het artsenkorps (gender- en leeftijddiversiteit, territoriale diversiteit, diversiteit wat betreft specialisme/praktijktype) binnen de organen van de Orde moet nagestreefd worden.
Artsen die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie moeten verkiesbaar zijn onder dezelfde voorwaarden als de Belgische artsen.
Er moeten regels opgesteld worden die de duur, de cumulatie en de onverenigbaarheid van mandaten vastleggen.
De adviesbevoegdheid van de Orde dient uitgebreid en vereenvoudigd te worden om ze toegankelijk te maken voor de artsen en het publiek.
De Orde zal jaarlijks een activiteitenverslag publiceren en een databank met tuchtrechtspraak online plaatsen.
De bijdragen van de artsen zijn de garantie voor de onafhankelijkheid van de Orde.
5° De Orde dient actiever te luisteren naar de patiënten en samen te werken met de instanties die bevoegd zijn op gezondheidsgebied.
Medische deontologie moet onder meer uitgaan van een interdisciplinaire gezondheidszorg. Daarom zal de Orde permanent overleggen met de verscheidene actoren binnen deze gezondheidszorg, onder meer inzake bijzondere beroepsoverschrijdende problemen.
Aangezien medische zorg en medische deontologie primordiaal gericht zijn op de patiënt dient dit regelmatig overleg ook gevoerd te worden met de patiëntenorganisaties.
De Orde wil een wettelijk kader waarin de uitwisseling van tuchtinformatie op nationaal en internationaal niveau wordt geregeld met eerbied voor het privéleven van de betrokken artsen en patiënten.
In het kader van het vrije verkeer dient beschreven te worden wat de impact is in België van een beslissing van een lid van de EER (of Zwitserland) met als sanctie de schorsing, de schrapping of de beperking in het recht om de geneeskunde uit te oefenen. Dezelfde denkoefening moet gemaakt worden voor de tuchtrechtelijke, administratieve of gerechtelijke beslissingen die de schorsing in het recht om de geneeskunde uit te oefenen, de schrapping of de beperking in het recht om de geneeskunde uit te oefenen in een land buiten de EER (of Zwitserland), bevatten.
6° Om de kwaliteit van het tuchtrecht te verbeteren, dient de procedure gemoderniseerd en de structuur van de Orde aangevuld te worden met een tuchtraad in eerste aanleg.
De tuchtopdracht dient strikt te worden gescheiden van de andere opdrachten van de Orde en dient op transparante wijze te worden uitgeoefend.
De procedure moet respect hebben voor de beklaagde arts, in de uitoefening van zijn recht zich te verdedigen, en voor de klager, wiens plaats binnen deze procedure gedefinieerd moet worden.
De scheiding tussen het onderzoek en de tuchtbeslissing is noodzakelijk om de onpartijdigheid te waarborgen en wettigt dat de structuur van de Orde aangevuld wordt met een Nederlandstalige tuchtraad van eerste aanleg en een Franstalige tuchtraad van eerste aanleg. Door de dossiers uit verschillende provincies te centraliseren binnen een tuchtraad vergroot de juridische zekerheid dankzij een grotere expertise en wordt de tuchtrechtspraak tussen de provincies uniform gemaakt.
De openbaarheid van de zitting en de uitspraak moeten ingevoerd worden in eerste en tweede aanleg van het tuchtrecht.
Er dient werk te worden gemaakt van de openbaarheid, de onafhankelijkheid en de transparantie van de uitoefening van het tuchtgezag met eerbiediging van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de beklaagde arts, de klager en de derden.
In ernstige omstandigheden kan de tuchtoverheid kennisnemen van handelingen uit het privéleven.
De Orde dient over de nodige onderzoeksmiddelen te beschikken om haar opdracht te vervullen.
De modernisering van het tuchtrecht rechtvaardigt dat wordt voorzien in de mogelijkheid om de tenuitvoerlegging van de sanctie op te schorten of uit te stellen of om er bijzondere voorwaarden aan te verbinden, en in manieren om de veroordelingen na een bepaalde termijn te laten uitdoven.
De mogelijkheid verzet aan te tekenen tegen een bij verstek uitgesproken beslissing dient afgeschaft te worden.
De conceptnota werd op 23 juni 2015 door het Bureau van de Nationale Raad aan het Kabinet, in aanwezigheid van de kabinetschef en adjunct-kabinetschef, voorgesteld en toegelicht waar nodig.
Op 2 juli 2015 ontving de Nationale Raad een brief van Minister De Block met de vraag om tegen 30 september 2015 volgende punten verder uit te werken :
- de positie van de klager dient beter omschreven te worden en de vraag rijst of de klager geen uitdrukkelijke plaats dient te krijgen binnen de tuchtprocedures;
- de plaats van de patiëntenorganisaties in de werking van de Orde dient uitgewerkt te worden, mogelijks als een adviesorgaan;
- in het kader van het toezicht op de uitoefening van de geneeskunst zou in overleg met de FOD Volksgezondheid een essentiële adviserende bevoegdheid voor de Orde moeten worden uitgewerkt. Aansluitend daarbij zouden aan de inschrijving op de lijst van de Orde bepaalde voorwaarden kunnen worden gekoppeld;
- de bemiddelende rol die de Orde wenst op te nemen, dient te worden uitgeklaard, o.m. in overleg met de reeds bestaande instanties, zoals de ombudspersoon in het kader van de rechten van de patiënt. Hierbij dienen goede garanties voor onpartijdigheid en onafhankelijkheid te worden ingebouwd;
- de Minister vraagt de inzichten van de Orde m.b.t. interdisciplinaire generieke ontwikkeling van deontologie en de toetsing ervan.
Tijdens de bespreking van de Gezondheidswet in de vergadering van de Commissie Volksgezondheid en in de plenaire vergadering van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, benadrukte de Minister dat concrete hervormingsvoorstellen van de Orde zelf dienen te komen en dat deze dienen te worden voorgelegd aan het Parlement ter bespreking.
In de komende maanden zal het Bureau van de Nationale Raad de vraag tot verdere uitwerking van de Minister beantwoorden en de antwoorden toevoegen aan de conceptnota.
In de schoot van het Bureau van de Nationale Raad zal in het najaar 2015 een concreet wetsvoorstel tot hervorming van de Orde der artsen worden voorbereid dat voortbouwt op de in de conceptnota overeengekomen principes.