Vraag hoe de “woonplaats van de arts” dient te worden bepaald
De Nationale Raad van de Orde van geneesheren besprak de vraag hoe de "woonplaats van de arts" dient te worden bepaald.
Advies van de Nationale Raad :
De Nationale Raad van de Orde van geneesheren besprak in zijn vergadering van 25 oktober 2014 de vraag hoe de "woonplaats van de arts" dient bepaald te worden.
Om op wettige wijze de geneeskunde uit te oefenen in België dient een arts overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen ingeschreven te zijn op de lijst van de Orde van geneesheren. De lijst wordt samengesteld uit de lijsten van alle provinciale raden van de Orde van geneesheren. Een arts kan slechts op de lijst van één provinciale raad zijn ingeschreven.
De aanvraag tot inschrijving van de arts wordt, overeenkomstig artikel 21 van het koninklijk besluit van 6 februari 1970 tot regeling van de organisatie en de werking der raden van de Orde der geneesheren, gericht aan de voorzitter van de provinciale raad waar de arts zijn professionele "woonplaats" heeft. Artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 79 betreffende de Orde der geneesheren omschrijft als "woonplaats" de "plaats waar de arts zijn voornaamste bedrijvigheid uitoefent". Hiertoe stelt artikel 21 van het koninklijk besluit van 6 februari 1970 dat de arts bij zijn aanvraag van inschrijving een verklaring toevoegt (samen met een verklaring van goed zedelijk gedrag dat niet ouder is dan 3 maanden en het diploma dat geviseerd werd door het Directoraat-Generaal Gezondheidszorgberoepen van de FOD Volksgezondheid) waarin hij de plaats aanduidt waar hij zijn voornaamste bedrijvigheid uitoefent. Hoewel de woorden "aanduiden" en "voornaamste" doen uitschijnen dat een arts hierin een keuze heeft, komt het in beginsel (cf. infra Spreiding van activiteiten) neer op de plaats waar hij de geneeskunde zal uitoefenen (praktijk, stageplaats, etc.).
Een arts die recent afstudeerde aan een Belgische universiteit, zal, opdat hij de geneeskunde mag uitoefenen, zich dienen in te schrijven op de lijst van een provinciale raad. Hij vult daartoe het inschrijvingsformulier in dat door de bevoegde provinciale raad ter beschikking wordt gesteld en voldoet aan de administratieve formaliteiten die deze raad hem oplegt.
Wanneer een arts, eenmaal afgestudeerd, nog geen zicht heeft waar hij stage zal lopen of praktijk zal voeren of wanneer de arts in het buitenland de geneeskunde zal uitoefenen, kiest hij zelf de provinciale raad waarbij hij wenst ingeschreven te worden. Het wordt daarbij aangeraden de provinciale raad te kiezen waar men zijn wettelijke domicilie heeft. Een tijdelijke mutatie van artsen in opleiding naar een andere provincie, en dit voor een periode van maximum 12 maanden, leidt bovendien niet tot verplichting tot overschakeling naar de provinciale raad van de Orde van die andere provincie.
Spreiding van zijn activiteiten binnen de bevoegdheid van dezelfde provinciale raad
Wanneer een arts, ongeacht of hij reeds ingeschreven is of niet, zijn beroepsactiviteiten wenst te spreiden over meerdere locaties binnen de bevoegdheid van dezelfde provinciale raad brengt hij de provinciale raad waar hij is ingeschreven of wenst ingeschreven te worden hiervan op de hoogte. Overeenkomstig art. 22 van de Code van geneeskundige plichtenleer motiveert hij vervolgens deze spreiding en duidt hij de plaats aan waar zijn hoofdactiviteit zal doorgaan. Hiertoe vult de arts het formulier "spreiding van activiteiten" in waarop hij voor de verschillende beroepsactiviteiten aangeeft waar ze zullen plaatsvinden en welk percentage van zijn werktijd ze in beslag zullen nemen. Indien de arts op dit formulier een andere plaats aanduidt als "plaats van de hoofdactiviteit" dan de plaats van de activiteit die percentueel gezien het grootste deel van zijn tijd in beslag neemt, motiveert de arts bovendien waarom hij deze andere plaats als "plaats van de hoofdactiviteit" wenst aan te duiden.
Het komt aan de bevoegde provinciale raad toe dit formulier tot spreiding van zijn activiteiten te beoordelen teneinde inbreuken op de bepalingen van de geneeskundige plichtenleer te voorkomen of te doen ophouden. Overeenkomstig art. 22, § 2, van de Code van geneeskundige plichtenleer houdt de provinciale raad daarbij rekening met de belangen van de zieken, de kwaliteit en de continuïteit van de zorg, de bescherming van het beroepsgeheim, de vrije artsenkeuze, de bijzondere geografische ligging, de aard van de uitgeoefende discipline en met de uitrusting van het kabinet.
Indien de provinciale raad van oordeel is dat een dergelijke spreiding deontologische problemen met zich meebrengt, hoort hij de betrokken arts teneinde de verdere motivering van de arts over de spreiding te horen en samen met de arts tot een vergelijk te komen wat het spreidingsplan betreft.
Indien de arts en de provinciale raad niet tot een vergelijk kunnen komen, wijst de provinciale raad de arts erop dat hij niet handelt overeenkomstig de regels van de medische deontologie zoals omschreven in de Code van geneeskundige plichtenleer en de adviezen van de Nationale Raad van de Orde der geneesheren en dat hij hiervoor tuchtrechtelijk vervolgd kan worden.
Spreiding van zijn activiteiten binnen de bevoegdheid van meerdere provinciale raden van een arts die reeds ingeschreven is op de lijst van een provinciale raad
a. Plaats van hoofdactiviteit binnen de bevoegdheid van de provinciale raad waar de arts is ingeschreven
Wanneer een arts die reeds ingeschreven is op de lijst van een provinciale raad zijn beroepsactiviteiten wenst te spreiden over meerdere locaties binnen de bevoegdheid van verschillende provinciale raden, brengt hij de provinciale raad waar hij is ingeschreven hiervan op de hoogte, motiveert hij de spreiding en duidt hij de plaats aan waar zijn hoofdactiviteit zal worden uitgeoefend. Daartoe vult hij het formulier "spreiding van activiteiten" in.
Het komt aan de bevoegde provinciale raad toe dit formulier tot spreiding van zijn activiteiten te beoordelen teneinde inbreuken op de bepalingen van de geneeskundige plichtenleer te voorkomen of te doen ophouden. Overeenkomstig art. 22, § 2, van de Code van geneeskundige plichtenleer houdt de provinciale raad daarbij rekening met de belangen van de zieken, de kwaliteit en de continuïteit van de zorg, de bescherming van het beroepsgeheim, de vrije artsenkeuze, de bijzondere geografische ligging, de aard van de uitgeoefende discipline en met de uitrusting van het kabinet.
De provinciale raad vraagt overeenkomstig art. 22, § 3, van de Code van geneeskundige plichtenleer het advies van de provinciale raad of raden die bevoegd zijn voor de plaatsen waar andere beroepsactiviteiten van de arts plaatsvinden.
Indien de provinciale raad waar de arts is ingeschreven van oordeel is dat een dergelijke spreiding deontologische problemen met zich meebrengt, hoort hij de betrokken arts teneinde de verdere motivering van de arts over de spreiding te horen en samen met de arts tot een vergelijk te komen wat het spreidingsplan betreft.
Indien de arts en de provinciale raad niet tot een vergelijk kunnen komen, wijst de provinciale raad de arts erop dat hij niet handelt overeenkomstig de regels van de medische deontologie zoals omschreven in de Code van geneeskundige plichtenleer en de adviezen van de Nationale Raad van de Orde der geneesheren en dat hij hiervoor tuchtrechtelijk vervolgd kan worden.
De provinciale raad waar de arts is ingeschreven deelt aan de andere provinciale raad of raden mee wat de definitieve beslissing over het spreidingsplan is.
Indien de andere provinciale raad of raden hier niet mee akkoord gaan, wordt het geschil overeenkomstig artikel 13, lid 3, van het koninklijk besluit nr. 79 betreffende de Orde van geneesheren voorgelegd aan de raad van beroep van dezelfde taalrol of aan beide raden van beroep samen wanneer het geschil is gerezen tussen provinciale raden met een verschillend taalstelsel.
b. Plaats van hoofdactiviteit binnen de bevoegdheid van een andere provinciale raad dan degene waar de arts is ingeschreven
Wanneer de arts in het formulier "spreiding van activiteiten" als plaats van hoofdactiviteit overeenkomstig de reeds aangehaalde modaliteiten i.v.m. motivering, een plaats aanduidt die niet binnen de bevoegdheid valt van de provinciale raad waar hij is ingeschreven, wijst de provinciale raad in zijn vraag voor advies aan de provinciale raad die bevoegd is voor deze nieuwe plaats van hoofdactiviteit deze raad hier specifiek op en vraagt hij deze raad zich hierover uit te spreken.
Indien de om advies verzochte raad zich negatief uitspreekt over deze plaats van hoofdactiviteit, hoort de provinciale raad waar de arts is ingeschreven in aanwezigheid van een lid van de provinciale raad die om advies werd verzocht, de arts teneinde de verdere motivering van de arts over de spreiding te horen en gezamenlijk tot een vergelijk te komen wat het spreidingsplan betreft.
Indien dit vergelijk een aanvaarding van de nieuwe plaats van hoofdactiviteit impliceert of indien de provinciale raad die om advies wordt verzocht een positief advies uitbrengt, bezorgt de provinciale raad waar de arts is ingeschreven zo spoedig mogelijk, overeenkomstig de modaliteiten gestipuleerd in het advies van de Nationale Raad "Overplaatsing van artsen van de ene naar de andere provincie" (TNR nr. 27, p. 23), het dossier van de arts aan de provinciale raad die bevoegd is over de nieuwe plaats van hoofdactiviteit teneinde de inschrijving te bewerkstellingen.
Indien niet tot een vergelijk kan gekomen worden tussen de provinciale raden of de provinciale raad waar de arts is ingeschreven gaat niet akkoord met de aanduiding van de nieuwe plaats van hoofdactiviteit, wordt het geschil overeenkomstig artikel 13, lid 3, van het koninklijk besluit nr. 79 betreffende de Orde van geneesheren voorgelegd aan de raad van beroep van dezelfde taalrol of aan beide raden van beroep samen wanneer het geschil is gerezen tussen provinciale raden met een verschillend taalstelsel.
Indien zowel de provinciale raad waar de arts is ingeschreven, als de provinciale raad waar de arts zijn nieuwe plaats van hoofdactiviteit wil beoefenen negatief staan t.o.v. deze aanduiding van hoofdactiviteit en na de motivering van de arts te hebben aanhoord, nog steeds bij dit oordeel blijven, vraagt de arts zijn overplaatsing overeenkomstig de modaliteiten gestipuleerd in het advies van de Nationale Raad "Overplaatsing van artsen van de ene naar de andere provincie" (TNR nr. 27, p. 23) en wijzen beide provinciale raden de arts erop dat hij niet handelt overeenkomstig de regels van de medische deontologie zoals omschreven in de Code van geneeskundige plichtenleer en de adviezen van de Nationale Raad van de Orde der geneesheren en dat hij hiervoor tuchtrechtelijk vervolgd kan worden.
Spreiding van zijn activiteiten binnen de bevoegdheid van meerdere provinciale raden van een arts die nog niet ingeschreven is op de lijst van een provinciale raad
Wanneer een arts bij zijn inschrijving melding maakt van het feit dat hij zijn beroepsactiviteiten wenst te spreiden over plaatsen die binnen de bevoegdheid vallen van meerdere provinciale raden, vraagt de provinciale raad waar de arts wenst ingeschreven te worden alvorens te beslissen over de inschrijving, overeenkomstig artikel 22 van het koninklijk besluit van 6 februari 1970, het advies van de provinciale raad of raden die bevoegd zijn over de plaatsen waar de arts zijn andere beroepsactiviteiten wil uitoefenen.
Indien de om advies verzochte raad zich negatief uitspreekt over het spreidingsplan in het algemeen en de aanduiding van de plaats van hoofdactiviteit in het bijzonder, hoort de provinciale raad waar de arts zijn inschrijving vraagt in aanwezigheid van een lid van de provinciale raad die om advies werd verzocht, de arts teneinde de verdere motivering van de arts over de spreiding te horen en gezamenlijk tot een vergelijk te komen wat het spreidingsplan betreft.
Indien dit vergelijk impliceert dat als plaats van hoofdactiviteit een plaats wordt aangeduid waarover de andere provinciale raad bevoegd is, stuurt de provinciale raad waar de arts initieel wilde ingeschreven worden het inschrijvingsdossier, alsook het relaas van de debatten over het spreidingsplan door aan de andere provinciale raad die hierover overeenkomstig artikel 22 van het koninklijk besluit van 6 februari 1970 binnen een maand na ontvangst uitspraak doet.
Indien niet tot een vergelijk kan gekomen worden tussen de provinciale raden, wordt het geschil, overeenkomstig artikel 13, lid 3, van het koninklijk besluit nr. 79 betreffende de Orde van geneesheren, voorgelegd aan de raad van beroep van dezelfde taalrol of aan beide raden van beroep samen wanneer het geschil is gerezen tussen provinciale raden met een verschillend taalstelsel.
Indien beide provinciale raden van mening zijn dat de arts een andere plaats van hoofdactiviteit dient aan te duiden en bijgevolg bij de andere provinciale raad dient te worden ingeschreven en de arts dit oordeel niet aanvaardt, weigert de provinciale raad waar de arts initieel zijn inschrijving vroeg, de inschrijving van de arts. De arts zal dan opnieuw een inschrijvingsaanvraag moeten richten, of onder andere modaliteiten, of aan de andere provinciale raad.