keyboard_arrow_right
Deontologie

Wachtdiensten - Nieuwe bevoegdheden van de provinciale geneeskundige commissies Mededeling van disciplinaire beslissingen aan de Dienst voor geneeskundige controle van het Riziv

Wachtdiensten - Nieuwe bevoegdheden van de provinciale geneeskundige commissies
Mededeling van disciplinaire beslissingen aan de Dienst voor geneeskundige controle van het Riziv

Op 24 maart 1999 vestigde de Nationale Raad de aandacht van de provinciale raden op de in het Belgisch Staatsblad van 6 februari 1999 bekendgemaakte wet van 25 januari 1999 houdende sociale bepalingen, waarin een aantal artikels voorkomen die de artsen en de Orde der geneesheren aanbelangen.
De provinciale raden werden uitgenodigd de vragen die zich in verband met deze wet stelden voor te leggen aan de Nationale Raad.
De desomtrent door de provinciale raden gestelde vragen hadden betrekking op twee onderwerpen:

  1. De nieuwe bevoegdheden van de provinciale geneeskundige commissies inzake de wachtdiensten (artikel 189 van de sociale programmawet tot wijziging van artikel 9 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967);
  2. de mededeling van disciplinaire beslissingen aan de Dienst voor geneeskundige controle van het Riziv (artikel 144 van de sociale programmawet tot wijziging van artikel 146 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994).

Over dit laatste onderwerp ontving de Nationale Raad op 14 april 1999 een schrijven van de geneesheer-directeur-generaal van de Dienst voor geneeskundige controle van het Riziv, met het verzoek de provinciale raden van de Orde der geneesheren op de hoogte te brengen van de nieuwe wettelijke bepalingen "met het oog op een verdere goede samenwerking en teneinde nodeloze vragen of briefwisseling te voorkomen".

Aanbeveling van de Nationale Raad aan de provinciale raden:

I. Wat de wachtdiensten betreft (artikel 189 sociale programmawet).

Krachtens de nieuwe wettelijke bepalingen moeten de representatieve beroepsverenigingen van artsen, tandheelkundigen, apothekers en kinesitherapeuten, of de te dien einde opgerichte groeperingen, aan de bevoegde geneeskundige commissie het huishoudelijk reglement van de wachtdienst ter goedkeuring voorleggen.

Artikel 116, tweede lid, van de Code van geneeskundige Plichtenleer bepaalt dat de werkingsmodaliteiten van de wachtdiensten aan de provinciale raad dienen te worden medegedeeld.

In dit verband is te verwijzen naar de adviezen van de Nationale Raad van 16 februari 1980 (Tijdschrift Nationale Raad, nr. 28, p. 48), 17 juni 1995 (Tijdschrift , nr. 69, p. 28), 12 december 1998 (wordt gepubliceerd in het Tijdschrift nr. 84, juni 1999).

Het vermelde advies van 1980 bepaalt dat "elk huishoudelijk reglement van de wachtdienst vooraf aan de provinciale raad (moet) worden voorgelegd", in het advies van 1998 achtte de Nationale Raad het "noodzakelijk dat elke groep aan zijn provinciale raad zijn werkings- of deelnameregels of -reglementen voorlegt aangezien de raden van de Orde de organisatie van de wachtdiensten dienen na te gaan op deontologisch vlak, losstaand van de bevoegdheden van de provinciale geneeskundige commissies inzake behoeftebepaling en de werking van de wachtdiensten".

Rekening houdend met de vermelde wettelijke en ordinale voorschriften en door de Nationale Raad uitgebrachte adviezen, is de Nationale Raad van mening dat met het oog op eenvormigheid de volgende werkwijze aan te bevelen is :

  • eerste fase : het huishoudelijk reglement van de wachtdienst wordt overgemaakt aan de bevoegde provinciale raad die de betrokken geneesheren adviseert en zo nodig de gewenste aanpassingen nastreeft;
  • tweede fase : de betrokken wachtdienst maakt het huishoudelijk reglement ter goedkeuring over aan de bevoegde provinciale geneeskundige commissie met toevoeging van het advies van de provinciale raad.

Een zelfde trapsgewijze aanpak is verkieslijk wat geschillen inzake wachtdiensten betreft.
Waar artikel 117 van de Code van geneeskundige Plichtenleer de provinciale raad aanwijst als regelaar van geschillen inzake wachtdiensten, krijgt de geneeskundige commissie als nieuwe bevoegdheid geschillen inzake de wachtdiensten te beslechten.

Deze twee bepalingen staan mekaar niet in de weg : het is aangewezen dat de provinciale raad, die wat de deontologie betreft de aangewezen beoordelaar is, in eerste instantie de inzake wachtdiensten ontstane geschillen zou trachten op te lossen en dat slechts in geval van onmogelijkheid hiertoe de provinciale geneeskundige commissie zou worden ingeschakeld.

Deze beide - huishoudelijk reglement en geschillen - voorgestelde regelingen zullen de vlotte werking van de wachtdiensten en de verhouding ervan met de provinciale raden zeker ten gunste komen, terwijl zij geen afbreuk doen aan de wettelijke bevoegdheden van de provinciale geneeskundige commissies.

De Nationale Raad is van mening dat het aangewezen is dat desomtrent door elke provinciale raad met de geneeskundige commissie van zijn provincie overleg wordt gepleegd om tot de meest constructieve samenwerkingsregeling te komen. De Nationale Raad verzoekt U hem omtrent zich daarbij stellende problemen te willen inlichten teneinde hem toe te laten in voorkomend geval helpend tussen te komen.

II. Wat het overmaken van disciplinaire beslissingen aan het Riziv betreft (artikel 144 sociale programmawet).

Sinds de inwerkingtreding van het artikel 144 van de sociale programmawet, houdende wijziging van artikel 146 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, kan de Dienst voor geneeskundige controle, indien hij tijdens zijn onderzoeken bepaalde feiten op het spoor komt die de tuchtrechtelijke instanties kunnen aanbelangen bij het toezicht waarmede zij belast zijn, deze feiten bij die tuchtrechtelijke instanties aanklagen.

Anderzijds zijn de tuchtrechtelijke instanties verplicht de Dienst voor geneeskundige controle op de hoogte te brengen van de definitieve beslissingen (disciplinaire beslissingen van de provinciale raden die niet meer vatbaar zijn voor verzet of hoger beroep en beslissingen van de raden van beroep die niet meer vatbaar zijn voor verzet of voorziening in cassatie) die zij hebben uitgesproken met betrekking tot feiten die de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen schade hebben toegebracht : "de provinciale raden en de raden van beroep van de Orde der geneesheren delen in het bijzonder aan de voormelde dienst de straffen mee die werden uitgesproken wegens misbruiken van de diagnostische en therapeutische vrijheid".

De nieuwe wettelijke regeling vereist herziening van de adviezen van de Nationale Raad van 22 maart 1997 (Tijdschrift nr. 78, p. 16) en van 21 maart 1998 (Tijdschrift nr. 80, p. 30) inzake het niet-mededelen van disciplinaire beslissingen aan het Riziv.

De Nationale Raad is van mening dat het aangewezen is aan de Dienst voor geneeskundige controle mededeling te doen van alle disciplinaire beslissingen die voor het Riziv enig belang kunnen vertonen, met uitzondering van zaken aangebracht door het Riziv waarbij deze duidelijk te kennen geeft geen belangstelling te hebben voor het verder aan de zaak gegeven gevolg. Mededelingen omtrent zaken die niet door het Riziv werden aangebracht dienen anoniem te gebeuren.

Hierbij is op te merken dat de nieuwe bepalingen slechts gelden voor de vanaf de inwerkingtreding van de sociale programmawet definitief genomen disciplinaire beslissingen, dit is vanaf 16 februari 1999 (tiende dag na de bekendmaking van de wet in het Belgisch Staatsblad).

Een kopie van de aanbeveling van de Nationale Raad in verband met de mededeling van disciplinaire beslissingen aan het Riziv (punt ll) wordt overgemaakt aan de geneesheer-directeur-generaal van de Dienst voor geneeskundige controle van het Riziv.