keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Patiënten van vreemde nationaliteit20/01/2024 Documentcode: a171001
Gebruik van dwang bij een medisch onderzoek op een vreemdeling in het kader van een procedure van overdracht, terugdrijving, terugkeer of verwijdering.

De nationale raad van de Orde der artsen werd door meerdere collega’s om advies verzocht over het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen inzake het aanklampend terugkeerbeleid (Parl. St., zitting 2022-2023, doc 55 3599/01).

Hun vraag houdt verband met de debatten die momenteel gevoerd worden omtrent artikel 26 van het wetsontwerp dat een artikel 74/23 invoegt in de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (dit artikel wordt in extenso gepubliceerd na dit advies). Uit dit artikel blijkt dat een meerderjarige vreemdeling, onder bepaalde voorwaarden die geval per geval beoordeeld dienen te worden, verplicht kan worden mee te werken aan de medische onderzoeken die vereist zijn met het oog op de gedwongen uitvoering van een overdrachts-, terugdrijvings-, terugkeer-, of verwijderingsmaatregel ten aanzien van hem en waaraan hij weigert mee te werken.

1. In de huidige stand van de Belgische wetgeving inzake dwangprocedures die de tussenkomst van een arts rechtvaardigen, is fysieke dwang voor de uitvoering van een medisch onderzoek uitzonderlijk en strikt omkaderd[1].

Dit wetsontwerp maakt deel uit van een Europees migratiebeleid dat elke Staat op dezelfde manier moet respecteren als de fundamentele mensenrechten die op het spel staan.

In het onderhavige geval maakt het ontwerp het gebruik van dwang mogelijk om een medisch onderzoek op te leggen dat niet geëist wordt door de Belgische wet maar dat, net als aan andere Europese Staten, opgelegd wordt door het land van doorreis of bestemming of als reisvoorschrift door de vervoerder die instaat voor het vervoer van de vreemdeling, in het kader van een door de Wereldgezondheidsorganisatie uitgeroepen noodsituatie van internationaal belang op het gebied van de volksgezondheid.

De medische onderzoeken die gedwongen opgelegd kunnen worden, zijn niet vastgelegd, noch de mate waarin ze de fysieke integriteit aantasten van de persoon die eraan onderworpen wordt. Er wordt enkel bepaald dat het medisch onderzoek het mogelijk moet maken vast te stellen dat de vreemdeling kan reizen zonder zijn eigen gezondheid, de gezondheid van zijn medereizigers of de gezondheid van de bevolking in het land van bestemming in gevaar te brengen. Bovendien bepaalt de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, “op gezamenlijk voorstel van de minister[2] en de minister van Volksgezondheid” de medische onderzoeken die in toepassing van dit artikel verplicht opgelegd kunnen worden aan de vreemdeling.

De persoon heeft geen rechtsmiddel om zich te verzetten tegen dwang voordat deze wordt uitgevoerd op grond van het feit dat “het voorzien van een dergelijke procedure de uitvoering van de overdrachts-, terugdrijvings-, terugkeer- of verwijderingsmaatregel zeer ernstig zou bemoeilijken en hierdoor de invoering van de verplichting tot het ondergaan van een medisch onderzoek niet langer nuttig zou zijn” (Parl. St., doc 55 3599/001, p. 15).

Indien een vreemdeling weigert mee te werken aan het medisch onderzoek, berust de beslissing om dwang toe te passen en het gebruik van die dwang bij de gemachtigde van de minister (een personeelslid van de Dienst Vreemdelingenzaken), die daartoe een specifieke, door de Koning te bepalen, opleiding genoten heeft.

2. Het artsenkorps, waarvan de deontologische en ethische waarden in essentie gebaseerd zijn op respect voor de integriteit en de belangen van het individu, stelt zich terecht vragen bij zijn rol in een procedure die gebaseerd is op een opvatting volgens welke de goede uitvoering van het migratiebeleid, dat toegepast wordt op een groep van personen die van nature kwetsbaar zijn, belangrijker is dan deze waarden.

Het bureau van de nationale raad werd door het kabinet van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie bevraagd over een voorontwerp van wet voordat het huidige wetsontwerp bij de Kamer ingediend werd.

Zonder een inhoudelijk standpunt in te nemen, stelde het bureau dat gezien de brede waaier aan mogelijke medische onderzoeken, en in het bijzonder het feit dat het medisch onderzoek een eis van de vervoerder alleen kan zijn, het soort onderzoek en het doel ervan gepreciseerd moeten worden. Het bureau vond het niet voldoende te vermelden dat het onderzoek geen tergend karakter mag hebben en met eerbiediging van de waardigheid van de vreemdeling geschiedt, zonder overigens te vermelden wie beoordeelt of dit het geval is.

Het bureau steunde het verbod dwang te gebruiken om een medisch onderzoek uit te voeren bij een minderjarige of in aanwezigheid van een minderjarige, het verbod een onderzoek uit te voeren wanneer het de gezondheid van de betrokkene in gevaar kan brengen, de verplichting dat het medisch onderzoek enkel uitgevoerd mag worden door gekwalificeerd medisch personeel, de verplichting dat het minst invasieve onderzoek uitgevoerd moet worden, en de verplichting dat het medisch onderzoek een residuair karakter moet hebben, dat alleen uitgevoerd zal worden wanneer de noodzakelijke medische attesten en getuigschriften ontbreken. Deze beperkingen zijn overgenomen in het voorgelegde wetsontwerp.

De nationale raad handhaaft deze opmerkingen.

3. De nationale raad neemt er nota van dat de beoogde medische dwangmaatregelen alleen toegepast kunnen worden in het geval van “een door de Wereldgezondheidsorganisatie uitgeroepen noodsituatie van internationaal belang op het gebied van de volksgezondheid”. Het zou wenselijk zijn ervoor te zorgen dat de wet niet toelaat dat dergelijk medisch onderzoek uitgevoerd wordt buiten de hierboven genoemde noodsituatie.

De nationale raad plaatst vraagtekens bij de reikwijdte van "fysieke aansporing" voorafgaand aan het medisch onderzoek. Dit begrip wordt niet toegelicht in de memorie van toelichting, hoewel de Raad van State zich hierover al uitgelaten had in zijn advies over het wetsontwerp (Parl. St., doc 55 3599/001, p. 102-103). Fysieke aansporing kan de meest uiteenlopende vormen aannemen en deze wettelijke toelating mag niet begrepen worden als een blanco cheque voor de uitvoerende ambtenaren. In het licht van de rechten en vrijheden die vastgelegd zijn in de Grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, moet dit begrip verduidelijkt worden.

In verband met het medisch onderzoek bepaalt artikel 26 van het ontwerp dat enkel het minst invasieve medisch onderzoek toegepast wordt “voor zover het onderzoek beschikbaar is”. De nodige maatregelen moeten zijn genomen om ervoor te zorgen dat het minst invasieve onderzoek daadwerkelijk beschikbaar is. Indien dit niet het geval is, dan vindt de nationale raad dat het onderzoek niet uitgevoerd kan worden.

4. Vanuit deontologische oogpunt en in de veronderstelling dat het ontwerp aangenomen wordt, is de nationale raad van mening dat een arts die gevraagd wordt mee te werken aan een medisch onderzoek onder dwang in het kader van een overdrachts-, terugdrijvings-, terugkeer- of verwijderingsmaatregel, zijn professionele onafhankelijkheid behoudt. Geen enkele arts kan verplicht worden dergelijk onderzoek uit te voeren.

Het is de verantwoordelijkheid van de arts om na te gaan of zijn tussenkomst in overeenstemming is met de wet, zowel wat betreft de wettelijke vereisten met betrekking tot het medisch onderzoek als de uitvoering ervan onder dwang.

Indien hij van mening is dat niet aan deze voorwaarden voldaan is of dat het gebruik van dwang niet gepast is gezien de kwetsbaarheid van de persoon, of dat het doel bereikt kan worden met minder dwingende middelen, voert hij het medisch onderzoek in kwestie niet uit.

De arts heeft altijd het recht om te weigeren dit onderzoek uit te voeren indien hij naar eer en geweten meent dat dit in strijd is met de waarden van de medische deontologie inzake professionaliteit, respect, integriteit en verantwoordelijkheid. Het handelen van de arts dient in lijn te zijn met de Code van de medische deontologie (onder meer artikel 30) en kan hierop afgetoetst worden.

Tot slot wil de nationale raad met klem benadrukken dat artsen of andere beroepsbeoefenaars uit de gezondheidszorg in geen geval geïnstrumentaliseerd mogen worden als middel om diplomatieke moeilijkheden en impasses met derde landen bij de uitvoering van het migratiebeleid het hoofd te bieden.

****

Artikel 26 van het wetsontwerp van 29 september 2023 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen inzake het aanklampend terugkeerbeleid bepaalt :

In Hoofdstuk I, ingevoegd (in de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen) bij artikel 24, wordt een artikel 74/23 ingevoegd, luidende:

“Art. 74/23. § 1. Met het oog op de gedwongen uitvoering van een overdrachts-, terugdrijvings-, terugkeer- of verwijderingsmaatregel kan een vreemdeling worden verplicht een medisch onderzoek te ondergaan, desgevallend met gebruik van dwang, indien het onderzoek noodzakelijk is om vast te stellen of de vreemdeling kan reizen zonder zijn eigen gezondheid, de gezondheid van zijn medereizigers of de gezondheid van de bevolking in het land van bestemming in gevaar te brengen. Het verplicht medisch onderzoek kan enkel worden uitgevoerd indien het noodzakelijk is omdat het is opgelegd als voorwaarde tot binnenkomst of doorreis door het land van bestemming of doorreis, of als reisvoorschrift door de vervoerder die instaat voor het vervoer van de vreemdeling, in het kader van een door de Wereldgezondheidsorganisatie uitgeroepen noodsituatie van internationaal belang op het gebied van de volksgezondheid, en voor zover de beschikbare medische attesten niet als toereikend worden aanvaard door het land van bestemming of doorreis of door de vervoerder.

De vreemdeling wordt vooraf geïnformeerd over het medisch onderzoek dat hem zal worden opgelegd, alsmede over de wijze waarop het zal worden uitgevoerd, het doel van het onderzoek, de mogelijke impact ervan op zijn gezondheid en over de mogelijkheid, bij weigering tot medewerking, tot het uitvoeren van het medisch onderzoek met gebruik van dwang overeenkomstig paragraaf 2. Deze informatie wordt verstrekt in een taal die de vreemdeling begrijpt of waarvan men redelijkerwijs kan veronderstellen dat hij die begrijpt.

De vreemdeling ondertekent een verklaring waarin hij zich ertoe verbindt mee te werken aan dit medisch onderzoek. Deze verklaring bevat de in het tweede lid vermelde informatie. De vreemdeling krijgt de mogelijkheid om, voorafgaand aan de ondertekening van de verklaring en afgezonderd van het personeel betrokken bij het onderzoek, de gegeven informatie door te nemen.

Op gezamenlijk voorstel van de minister en de minister van Volksgezondheid, bepaalt de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de medische onderzoeken die in toepassing van dit artikel verplicht kunnen worden opgelegd aan de vreemdeling.

§ 2. Indien de vreemdeling zich niet uit eigen beweging aan het in paragraaf 1 bedoelde medisch onderzoek onderwerpt en het doel niet met minder dwingende middelen kan worden bereikt, kan het medisch onderzoek met gebruik van dwang worden uitgevoerd.

Het gebruik van dwang bij het uitvoeren van het medisch onderzoek is uitgesloten voor minderjarige vreemdelingen.

Het gebruik van dwang bij het uitvoeren van het medisch onderzoek gebeurt nooit in de aanwezigheid van minderjarige vreemdelingen.

Het gebruik van dwang wordt uitgevoerd door de gemachtigde van de minister die hiervoor een specifieke opleiding heeft genoten.

De Koning bepaalt de inhoud van deze opleiding.

Het gebruik van dwang is onderworpen aan de voorwaarden bepaald bij artikel 37 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.

Het gebruik van dwang is aangepast aan de kwetsbaarheid van de persoon.

De toegelaten dwangmiddelen zijn de fysieke aansporing, de houdgreep en de hand- en/of voetboeien.

Elk gebruik van dwang bij het uitvoeren van een medisch onderzoek, moet onverwijld in een gedetailleerd verslag worden gerapporteerd.

De gemachtigde van de minister vermeldt in het verslag de gebruikte dwangmiddelen, de duur van het gebruik van de dwang en de rechtvaardiging daarvoor.

§ 3. Het in paragraaf 1 bedoelde medisch onderzoek wordt uitgevoerd door daartoe medisch geschoold personeel.

Enkel het minst invasieve medisch onderzoek wordt toegepast, rekening houdend met de voorwaarden die door het land van bestemming of doorreis of door de vervoerder zijn opgelegd en voor zover het onderzoek beschikbaar is.

Het medisch onderzoek mag geen tergend karakter hebben en geschiedt met eerbiediging van de waardigheid van de vreemdeling. Indien het medisch personeel van oordeel is dat het onderzoek de gezondheid van de vreemdeling in gevaar kan brengen, voert zij deze niet uit.”.


[1] zie bijvoorbeeld art. 90undies Wetboek van Strafvordering (DNA-onderzoek) en art. 524quater, §2, Wetboek van Strafvordering (onderzoek naar de mogelijkheid van overbrenging van een ernstige besmettelijke ziekte bij gelegenheid van een strafbaar feit)

[2] Hier dient wellicht gelezen te worden « de staatssecretaris voor Asiel en Migratie », zoals het vermeld staat in de memorie van toelichting (Parl. St., doc 55 3599/001, p. 15).

O.C.M.W.24/02/2018 Documentcode: a160007
Patiënten in illegaal verblijf – Dringende medische hulp – Terugbetaling

De nationale raad van de Orde der artsen heeft het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 2 en 9ter van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, besproken.

Advies van de nationale raad :

De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 24 februari 2018 het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 2 en 9ter van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, besproken.

Het wetsontwerp heeft tot doel verder te werken aan het hervormingsproject van de betalingen van medische kosten door het OCMW. Via dit hervormingsproject wil men een administratieve vereenvoudiging verwezenlijken door de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (hierna HZIV) vergaand bevoegd te maken voor de afhandeling van deze dossiers.

1/ De nationale raad staat positief ten opzichte van deze administratieve vereenvoudiging die toelaat dat meer mensen, in het bijzonder de kwetsbare bevolkingsgroep van vreemdelingen die illegaal in België verblijven, een vlotte toegang krijgen tot gezondheidszorg, alsook ten opzichte van de financiële transparantie die men wil bekomen door de opdrachten van de HZIV uit te breiden tot het verstrekken van informatie over het tarief van de terugbetaling.

2/ De nationale raad heeft evenwel ernstige bedenkingen bij de opdracht die de HZIV zou krijgen tot het nemen van maatregelen in geval van administratieve gebreken en van onverschuldigde betalingen.

a) Het huidige wettelijke kader bepaalt dat de overheid op dit moment enkel tussenkomt voor zorgen die een nomenclatuurnummer van het RIZIV hebben en waarvoor de arts een attest "Dringende medische hulp" heeft ingevuld. Er wordt enkel in een terugbetaling voorzien aan de arts indien het dringende medische hulp betrof. De nieuwe maatregelen houden volgens het artikel 5 van het wetsontwerp in dat de kosten van de hulp niet worden betaald of dat de onverschuldigde betalingen worden teruggevorderd. Teneinde deze maatregelen te kunnen nemen, zullen er controles uitgevoerd worden door een controlearts, een functie die zal worden gecreëerd bij de HZIV. De controles van de controlearts hebben tot doel achteraf na te gaan of de verstrekte zorg valt onder het criterium van "dringende medische hulp". Volgens de memorie van toelichting heeft het wetsontwerp bovendien tot doel dat de Staat een jurisprudentie tot stand kan brengen wat betreft de medische verantwoording van de attesten van dringende medische hulp (Parl. St. nr. 2890/001, p. 5).

De nationale raad heeft hierover reeds meermaals gesteld dat het niet raadzaam is zich toe te leggen op de terminologie in de medische hulp maar wel op de behoeften die ze dient te dekken. In wezen moet er een antwoord gegeven worden op de vraag naar gezondheidszorg waartoe een bijzonder kwetsbare bevolkingsgroep toegang dient te hebben. Bovendien merkt de nationale raad op dat het creëren van een dergelijke jurisprudentie de diagnostische en therapeutische vrijheid van de uitvoerende arts minstens indirect beperkt, aangezien zijn professionele oordeelsvorming zal gekoppeld zijn aan het risico zelf te moeten opdraaien voor de kosten, als achteraf wordt besloten dat het geen "dringende medische hulp" betrof. Hierdoor dreigen patiënten noodzakelijke zorg te mislopen uit angst van de arts om geen terugbetaling te krijgen en komt het fundamenteel mensenrecht op zorg onder druk te staan.

b) Daarnaast merkt de nationale raad op dat overeenkomstig het artikel 122 van de Code van geneeskundige plichtenleer, de controlearts zijn beroepsonafhankelijkheid volledig moet behouden ten opzichte van zijn opdrachtgever en ten opzichte van andere eventuele partijen. Bij het formuleren van zijn besluiten als arts moet hij enkel volgens zijn professioneel geweten handelen. De nationale raad meent dat de bedoelde jurisprudentie de beroepsonafhankelijkheid ten zeerste in het gedrang brengt.

c) De nationale raad stelt daarom voor het controlemechanisme waarin het artikel 5 voorziet zodanig te organiseren dat het beperkt blijft tot een voorafgaandelijke controle van de twijfelgevallen inzake dringende medische hulp. Artsen die misbruik zouden maken van het systeem blijven steeds tuchtrechtelijk aansprakelijk en kunnen bijgevolg op deze wijze nog steeds gesanctioneerd worden. Daarbij zou kunnen worden voorzien dat de tuchtsanctie wordt meegedeeld aan de HZIV, waarop deze alsnog tot een terugvordering kan overgaan.

3/ De nationale raad vraagt daarom dat het wetsontwerp wordt geamendeerd, zodat de controle beperkt wordt tot een voorafgaandelijke controle van de gevallen waarin de uitvoerende arts twijfelt of het dringende medische hulp betreft en zodat de maatregel tot terugvordering slechts mogelijk is nadat de arts een tuchtsanctie heeft opgelopen wegens het foutief inroepen van dringende medische hulp.


Bovendien vraagt de nationale raad nauw betrokken te worden bij de uitwerking van de uitvoeringsbesluiten wat betreft de regels en modaliteiten van de controles, alsook de invulling van het statuut van de controlearts, mede gelet op de delicate benadering van het beroepsgeheim en het omgaan met medische gegevens die de opdracht van de controlearts noodzakelijkerwijs zou inhouden.

Minderjarigen14/10/2017 Documentcode: a159004
Bottesten voor de leeftijdsbepaling van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV)

De nationale raad van de Orde der artsen wordt om advies verzocht over de bottesten voor de leeftijdsbepaling van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV).

Advies van de nationale raad :

De nationale raad van de Orde der artsen geeft gevolg aan uw vraag betreffende de bottesten voor de leeftijdsbepaling waaraan niet-begeleide minderjarige vreemdelingen onderworpen worden in geval van twijfel over hun leeftijd.

1°/ De nationale raad van de Orde der artsen blijft bij het advies dat hij uitbracht op 20 februari 2010 met als titel Testen voor leeftijdsbepaling bij niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, Tijdschrift van de nationale raad nr. 129.

2°/ De Orde der artsen is een regelgevende beroepsinstantie die als taak heeft de deontologische regels van het beroep vast te leggen en ervoor te zorgen dat haar leden ze juist toepassen.

Hoewel de Orde veel aandacht besteedt aan de wetenschappelijke en ethische kwesties op gezondheidsgebied, zijn andere instellingen wettelijk belast met de studie ervan.

De Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België en de "Académie royale de Médecine de Belgique" zijn gemachtigd om wetenschappelijke adviezen uit te brengen. Het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek is het referentieorgaan wat betreft de ethische kwesties.

3°/ De arts die de leeftijd van een persoon moet schatten dient voldoende beroepservaring te hebben op het gebied dat hem ter beoordeling voorgelegd wordt. Hij dient zijn onafhankelijkheid en volledige beroepsvrijheid te behouden.

Een goede evaluatie vereist bekwaamheden die onder verscheidene medische specialismen vallen: pediatrische endocrinologie, pediatrische radiologie, stomatologie, odontologie en pedopsychiatrie.

Het is noodzakelijk hiervan een synthese te maken. Dit kan het best gebeuren door deze specialisten samen in een college of door een coördinator die een forensisch arts zou kunnen zijn.

Deze evaluatie dient zorgvuldig en objectief en op basis van relevante informatie uitgevoerd te worden. De eerbiediging van de waardigheid van de persoon en van zijn recht op zelfbeschikking is essentieel en dit geldt in het bijzonder voor een kwetsbare patiënt.

Het fysieke contact met de verzoeker, waaronder zijn klinisch onderzoek, laat toe de schatting te verfijnen. Bij gebrek hieraan vertoont de schatting een grotere foutmarge waarmee rekening gehouden dient te worden.

De conclusies van de arts dienen voorzichtig en genuanceerd te zijn. Ze moeten de aard van de verrichte klinische testen en onderzoeken, de gebruikte referenties, de personen die ze uitvoerden, de verkregen resultaten, foutmarge en de conclusies in termen van leeftijdsbepaling die eruit getrokken werden, vermelden.

Het door de arts opgemaakte dossier dient volledig en nauwkeurig te zijn. De persoon in kwestie of zijn vertegenwoordiger heeft er toegang toe. De nationale raad herinnert in dat opzicht aan zijn advies van 20 februari 2016 met als titel Toegang tot medisch dossier van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, Tijdschrift van de nationale raad nr. 152.

Contracten11/03/2017 Documentcode: a156004
Medische regularisatie - Dienst Vreemdelingenzaken - Artikel 9ter van de wet van 15 december 1980
Tussenkomst van professor Jean-Jacques Rombouts,
ondervoorzitter van de nationale raad van de Orde der artsen,
in het kader van de medische regularisatie, voor de commissie binnenlandse zaken, de algemene zaken en het openbaar ambt

Geachte Voorzitter,
Geachte dames en heren volksvertegenwoordigers,

Als afgevaardigde van de nationale raad van de Orde der artsen, wil ik strikt binnen de bevoegdheden van het orgaan dat ik vertegenwoordig blijven.

De Orde der artsen is belast met het bevorderen en controleren van de naleving van de geneeskundige plichtenleer door haar leden.

U heeft me uitgenodigd in het kader van een overdenking betreffende de toepassing van artikel 9ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

1°/ Om de opdracht die hem toegekend werd in toepassing van voornoemd artikel 9ter te vervullen laat de Dienst Vreemdelingenzaken door een arts beoordelen of de in België verblijvende vreemdeling op zodanige wijze lijdt aan een ziekte dat deze ziekte een reëel risico inhoudt voor zijn leven of fysieke integriteit of een reëel risico inhoudt op een onmenselijke of vernederende behandeling wanneer er geen adequate behandeling is in zijn land van herkomst.

De adviserend arts van de Dienst Vreemdelingenzaken moet dus de ernst van de ziekte van de aanvrager beoordelen, hetgeen wel degelijk een medische handeling vormt en onder de geneeskunde valt.

Hierdoor is hij gebonden aan de bepalingen van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.

Hij moet beantwoorden aan drie voorschriften:
hij moet houder zijn van een diploma van arts;
zijn diploma moet geviseerd zijn door het Directoraat-Generaal Gezondheidszorgberoepen;
de arts moet ingeschreven zijn bij de Orde der artsen.

Het doel van deze regels is de beroepsbekwaamheid, de fysieke en mentale geschiktheid en het goede gedrag van de arts te waarborgen.

2°/ De beoordeling door de arts kan geleid worden door waarderingscriteria maar hij moet zijn volledige beroepsvrijheid en onafhankelijkheid behouden. Deze beoordelingsvrijheid en onafhankelijkheid moeten uitdrukkelijk opgetekend worden in de functiebeschrijving, zelfs als het een ambtenaar betreft.

3°/ De beoordeling dient te gebeuren op basis van relevante en toetsbare informatie.
De Orde der artsen dringt erop aan dat de artsen die geraadpleegd worden door een aanvrager en die het dossier opstellen dit zorgvuldig en objectief doen. Het dossier moet volledig en nauwkeurig zijn.

De nationale raad is van mening dat, indien de beoordelende arts niet voldoende elementen heeft om zijn beslissing te nemen, de eerste maatregel erin moet bestaan contact op te nemen met de arts van de aanvrager.

De wettekst bepaalt dat de beoordelende arts, indien hij dit nodig acht, de vreemdeling kan onderzoeken en een bijkomend advies kan inwinnen van deskundigen.

Het fysieke contact met de aanvrager is het middel om zowel de beoordeling van de toestand van de aanvrager te verfijnen als de eventuele overdrijvingen die in het ingediende dossier zouden kunnen voorkomen op te sporen.

De geneeskunde is uiteengevallen in specialismen en zelfs in subspecialismen. Het is elementair dat de beoordelaar voldoende bekwaamheid bezit in het domein waarover hij moet oordelen. Een bijkomend advies vragen aan deskundigen is noodzakelijk indien de problematiek sterk afwijkt van de beroepsopleiding van de beoefenaar, bijvoorbeeld in het geval van een orthopedist belast met het beoordelen van de ernst van een psychische aandoening.

4°/De beoordeling door de adviserend arts slaat niet alleen op de gezondheidstoestand van de aanvrager, maar ook op de mogelijkheden tot behandeling in het land van oorsprong en hun toegankelijkheid. Deze informatie valt onder een bevoegdheid in internationale volksgezondheid.

Tijdens de vorige legislatuur heeft mevrouw De Block het gebruik van het netwerk MED-COI (Medical Country of Origin Information) opgenomen in de procedure. Het is belangrijk dat de gegevens in real time bijgewerkt worden, wat, volgens ons, de medewerking van de diplomatieke diensten en de bekrachtiging door een ad hoc comité vereist.

Tot besluit:
- De nationale raad herinnert dat een ziekte beoordelen een medische handeling is die enkel mag uitgevoerd worden door artsen die gerechtigd zijn de geneeskunde uit te oefenen in België.
- De beoordelingscriteria moeten duidelijk gedefinieerd zijn, maar de arts moet volledig vrij zijn te oordelen of al dan niet aan de criteria voldaan werd.
- De beoordelende arts dient zijn opdracht volledig uit te voeren door de behandelend arts te contacteren, de patiënt te onderzoeken en een specialist te raadplegen indien nodig.
- De medische capaciteit van de derdelanden moet gekend zijn, niet alleen in theorie maar ook op basis van de reële toegankelijkheid van de zorg.

In fine stemt de nationale raad van de Orde der artsen natuurlijk in met de aanbevelingen van de federale ombudsman en staat ze ter beschikking van de bevoegde overheden om mee te werken aan hun concretisering en toepassing.

Beroepsgeheim16/07/2016 Documentcode: a154005
Wetsvoorstel betreffende de genitale verminking

De nationale raad van de Orde der artsen heeft het wetsvoorstel van 27 april 2016 betreffende de genitale verminking onderzocht.

Advies van de nationale raad :

In zijn vergadering van 16 juli 2016 heeft de nationale raad van de Orde der artsen het wetsvoorstel van 27 april 2016 betreffende de genitale verminking onderzocht (Parl. St., Kamer, zittingsperiode 2015-2016, doc 54K1799001).

Dit wetsvoorstel heeft twee doelstellingen :
- de aanpassing van de reglementering betreffende het beroepsgeheim;
- de verplichte optekening van de genitale verminkingen in het ziekenhuisdossier.

1° De aanpassing van de reglementering betreffende het beroepsgeheim

Het medisch geheim heeft tot doel de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en zijn arts te beschermen. Het wil ook het vertrouwen van de burger in het gezondheidssysteem vrijwaren en hierdoor de toegang tot de zorg voor iedereen bevorderen.

De patiënt die het slachtoffer is van een strafbaar feit heeft, net zoals elke patiënt, recht op een vertrouwensrelatie met zijn arts. Het beroepsgeheim strekt zich uit tot alle vertrouwelijke mededelingen gedaan door het slachtoffer, met inbegrip van de mededelingen aangaande strafrechtelijke feiten waarvan hij het slachtoffer was.

Wat betreft de voorwaarden waaronder het geheim, dat de vertrouwelijke mededelingen van een slachtoffer van genitale verminkingen beschermt, opgeheven kan worden, bepaalt artikel 458bis van het Strafwetboek dat de arts de feiten mag aangeven in het geval dat de patiënte minderjarig is of zich in een kwetsbare situatie bevindt.

De nationale raad meent dat dit artikel in zijn huidige versie voldoende is en dat het niet noodzakelijk is dit "spreekrecht" door een bijkomende bepaling uit te breiden tot het geval waarin de patiënte bekwaam is te oordelen en haar belangen te verdedigen.

Hij is van mening dat de wilsautonomie die door de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt benadrukt wordt, geëerbiedigd dient te worden.

Het opheffen van de waarborg tot eerbiediging van de vertrouwelijke mededelingen zou tot gevolg kunnen hebben dat de patiëntes afzien van verzorging in de vrees dat de feiten aangegeven zullen worden.

De arts moet aan zijn patiënte zijn steun geven op medisch vlak, zowel fysiek als psychisch; indien nodig verwijst hij haar door naar een multidisciplinaire structuur die specifiek opgericht werd om haar probleem te behandelen.

Hij moet ook met haar de actiemogelijkheden onderzoeken zodat de patiënte in staat is de nodige stappen te ondernemen indien zij dat wenst.

De arts mag de procureur des Konings slechts inlichten omtrent de feiten indien hij oordeelt dat hij genoodzaakt is hulp te bieden aan een persoon die in groot gevaar verkeert (artikel 422bis van het Strafwetboek), om het even of deze persoon in gevaar de patiënt of een derde is.

Tot besluit geeft de nationale raad de voorrang aan een middenweg tussen de eisen van de beteugeling en de vertrouwensrelatie tussen de arts en zijn patiënte.

Hij verwijst bovendien naar zijn advies van 4 juli 2015, getiteld Eerbiediging van het medisch geheim wanneer de arts verneemt dat zijn patiënt het slachtoffer was van een misdrijf, Tijdschrift nationale raad nr. 150, hierbij gevoegd, waarop dit advies gebaseerd is.

2° De verplichte optekening van de genitale verminkingen in het ziekenhuisdossier

Hoewel het inzamelen van gegevens noodzakelijk is, meent de nationale raad dat dit dient te gebeuren via een specifiek register, gesuperviseerd door een erkende structuur, en niet via het ziekenhuisdossier.

De anonimiteit van de patiëntes moet gevrijwaard worden.

De toegang tot dit register mag niet beperkt worden tot de artsen die in een ziekenhuis werken.

Bijlage : advies van 4 juli 2015.

Kunstmatige inseminatie16/01/2016 Documentcode: a152001
Remuneratie voor fertiliteitscentra die in het buitenland verblijvende patiënten begeleiden via e-mail

De nationale raad heeft een adviesaanvraag onderzocht omtrent de remuneratie voor fertiliteitscentra die in het buitenland verblijvende patiënten begeleiden via e-mail.

Advies van de nationale raad :

De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 16 januari 2016 uw adviesvraag onderzocht omtrent de remuneratie voor fertiliteitscentra die in het buitenland verblijvende patiënten begeleiden via e-mail. .
Belgische artsen hebben een wereldvermaarde expertise opgebouwd in het domein van reproductieve geneeskunde. Om die reden en ook omwille van onze, ten opzichte van andere landen, liberale wetgeving wenden vele buitenlandse patiënten zich tot ons land om aan hun kinderwens te voldoen. Om de kosten te drukken kiezen sommige patiënten voor een gedeelde zorg verstrekt door hun behandelende gynaecoloog in hun thuisland en een Belgisch fertiliteitscentrum.

Er rijzen op deontologisch vlak meerdere vragen omwille van de ontstane driehoeksverhouding patiënt-fertiliteitscentrum-lokale arts en de samenwerking tussen artsen op afstand.

1. Kwaliteit van de zorg
De Belgische fertiliteitscentra zijn onderhevig aan strenge kwaliteitseisen (koninklijk besluit van 15 februari 1999 houdende vaststelling van de normen waaraan de zorgprogramma's "reproductieve geneeskunde" moeten voldoen om erkend te worden. - wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten).
Om een zelfde kwaliteitsvolle dienstverlening te verzekeren dienen er duidelijke afspraken en richtlijnen voor opvolging van de patiënt opgesteld te worden. In een permanente bereikbaarheid van de artsen dient te worden voorzien om misverstanden bij de interpretatie van de resultaten en de daaraan gekoppelde therapie te voorkomen.

2. Doorgeven van medische gegevens
Medische gegevens en behandelingsschema's voor patiënten kunnen elektronisch gedeeld worden op voorwaarde dat de afzender en de bestemmeling de nodige veiligheidsmaatregelen treffen, zoals het voorzien in een toegang met een login en een performant paswoord.

3. Remuneratie
Artsen kunnen een billijke remuneratie vragen voor het werkelijk gepresteerde werk. De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt legt in artikel 8, § 2, de Belgische arts op voorafgaandelijk een prijsraming op te maken alvorens de patiënt zijn geïnformeerde toestemming kan geven.

Spoedgevallen19/09/2015 Documentcode: a150016
Notie “dringend karakter” van de dringende medische hulp voor patiënten in illegaal verblijf

Aan de Nationale Raad wordt een vraag gesteld betreffende de notie "dringend karakter" van de dringende medische hulp bepaald in het koninklijk besluit van 12 december 1996 betreffende de dringende medische hulp die door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt verstrekt aan de vreemdelingen die onwettig in het Rijk verblijven.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 19 september 2015 heeft de Nationale Raad van de Orde der artsen uw vraag onderzocht in verband met de notie "dringend karakter" van de dringende medische hulp bepaald in het koninklijk besluit van 12 december 1996 betreffende de dringende medische hulp die door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt verstrekt aan de vreemdelingen die onwettig in het Rijk verblijven. Uw verzoek kadert in het regeerakkoord dat voorziet in het behoud van het principe van dringende medische hulp aan personen in illegaal verblijf en dat de notie "dringend karakter" verduidelijkt.

De Nationale Raad is van mening dat het niet raadzaam is zich toe te leggen op de terminologie in de medische hulp maar wel op de behoeften die ze dient te dekken. In wezen moet er een antwoord gegeven worden op de vraag naar gezondheidszorg waartoe een bijzonder kwetsbare bevolkingsgroep toegang dient te hebben.

In de eed van de Nationale Raad van de Orde der artsen van België beloven de leden van het medisch korps de menselijke waardigheid te zullen eerbiedigen.

Aansluitend bij dit principe is de Nationale Raad van oordeel dat de medische zorg aan vreemdelingen die onwettig in België verblijven, niet beperkt kan worden tot de onmiddellijke en dringende zorg die van levensbelang is, maar alle zorg nodig voor een leven in menselijke waardigheid(1) dient te omvatten.

Wat betreft de omvang van de zorg nodig om een leven te leiden conform de menselijke waardigheid, stelt de Nationale Raad vast dat de wetgever deze reeds gedefinieerd heeft in de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen en in de uitvoeringsbesluiten van deze wet.

1.Versie juli 2011

Patiënten van vreemde nationaliteit16/11/2013 Documentcode: a143020
Arbeidsovereenkomst bestemd voor de artsen werkzaam bij de dienst Vreemdelingenzaken
De Nationale Raad van de Orde van geneesheren heeft de arbeidsovereenkomst besproken die bestemd is voor de artsen werkzaam bij de dienst Vreemdelingenzaken.


Advies van de Nationale Raad :

E-mail aan Mevrouw Maggie DE BLOCK, Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding.

In zijn vergadering van 16 november 2013 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren het model van arbeidsovereenkomst besproken dat bestemd is voor de artsen werkzaam bij de dienst Vreemdelingenzaken.

Aangezien dit een standaardbediendenovereenkomst is en gelet op het feit dat de werkzaamheden van deze artsen handelingen tot uitoefening van de geneeskunde uitmaken, acht de Nationale Raad het nuttig u te suggereren dit contract met een annex die betrekking heeft op deze bijzonderheid te vervolledigen .

Dit voorstel kan desgevallend besproken worden ter gelegenheid van de vergadering van 30 november 2013 waarop u aanwezig zal zijn.

De Nationale Raad stelt volgende formulering voor :

ANNEX betreffende het geven van medische adviezen in het kader van een aanvraag voor medische regularisatie

Artikel 1 - Doel en voorwerp

De arts verbindt er zich toe medische adviezen te verstrekken in het kader van een aanvraag voor medische regularisatie overeenkomstig artikel 9ter van de Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en met respect voor de beginselen van medische deontologie zoals verwoord in de Code van geneeskundige plichtenleer en de adviezen van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren.

Voor de uitoefening van zijn opdracht zal de arts [gelieve een beschrijving van de wijze van uitvoeren van zijn opdracht toe te voegen].

De arts verklaart over de vereiste beroepservaring en kwalificatie te beschikken om deze opdracht in overeenstemming met de wettelijke bepalingen te kunnen uitvoeren. De arts voldoet bovendien aan alle wettelijke voorwaarden om op wettige wijze de geneeskunde uit te oefenen.

Artikel 2 - Plaats van uitvoering van de opdracht

Teneinde de arts in staat te stellen de aanvrager medisch te kunnen onderzoeken, stelt de opdrachtgever hiertoe aangepaste lokalen te beschikking.

Tenzij anders voorafgaandelijk schriftelijk vermeld, mogen medische onderzoeken enkel plaatsvinden in de door de opdrachtgever ter beschikking gestelde lokalen.

Artikel 3 - Onafhankelijkheid en medisch beroepsgeheim

De arts zal de opdracht in volledige onafhankelijkheid ten opzichte van de opdrachtgever of van andere artsen werkzaam voor de opdrachtgever uitvoeren. De opdrachtgever respecteert daartoe de professionele autonomie van de arts, zoals wettelijk en deontologisch omschreven.

De arts is gebonden door het medisch beroepsgeheim. Hij deelt geen medische informatie mee aan de opdrachtgever. Er kan ten opzichte van de opdrachtgever geen sprake zijn van een gedeeld beroepsgeheim.

Artikel 4 - Verplichting inzake geheimhouding

De arts is tot geheimhouding gebonden, zelfs na het beëindigen van onderhavige overeenkomst.

Bij de beëindiging van de overeenkomst is de arts verplicht alle informatiedragers en documenten , die eventueel ter beschikking werden gesteld door de opdrachtgever, of die de vrucht zijn van de diensten die hij verrichtte voor rekening van de opdrachtgever, onmiddellijk terug te bezorgen. De opdrachtgever bewaart de vertrouwelijke documenten met respect voor het beroepsgeheim.

Artikel 5 - Geschillen

Geschillen van deontologische aard vallen uitsluitend onder de bevoegdheid van de provinciale raden van de Orde van geneesheren.

Getuigschrift19/02/2011 Documentcode: a133002
Standaard medisch getuigschrift inzake de medische regularisatie van vreemdelingen

In zijn vergadering van 19 februari 2011 besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brief van 6 december 2010 met uw vraag om advies over een standaard medisch getuigschrift inzake de medische regularisatie van vreemdelingen.

De Nationale Raad heeft hierover een aantal bemerkingen en beschouwingen.

Hij is van mening dat een dergelijk medisch getuigschrift dient overgemaakt te worden, eventueel via de patiënt, aan een arts van de Dienst Vreemdelingenzaken.

Wat wordt in rubriek C juist bedoeld met medisch materiaal en met interventie?
Waarom wordt er gesproken over de noodzakelijke behandeling?

De Nationale Raad is bovendien van mening dat de behandelende arts tevens een functie van arts-deskundige wordt toebedeeld gezien de vragen over ernst, gevolgen, mogelijke complicaties, evolutie en prognose van één of meerdere aandoeningen.

Hij meent dat een onderscheid dient gemaakt tussen de functie van een behandelende arts en die van een arts-deskundige. In dit geval is het de arts van de Dienst Vreemdelingenzaken die de beslissing moet nemen.

Intussen heeft de Nationale Raad vastgesteld dat het nieuw standaard medisch getuigschrift werd ingevoerd door de wet houdende diverse bepalingen (I) van 29 december 2010 en uitgevoerd door het koninklijk besluit van 24 januari 2011.

De Nationale Raad betreurt dat de nieuwe regelgeving tot stand is gekomen zonder dat een overleg heeft kunnen plaatshebben.