keyboard_arrow_right
Deontologie

Huisbezoeken bij mobiele patiënten

In zijn vergadering van 23 april 2022 onderzocht de nationale raad van de Orde der artsen een vraag betreffende het aanvaarden van een huisbezoek voor mobiele patiënten.

De adviesaanvraag betreft consulten buiten de wachtdienst. De deontologische aanbevelingen die de nationale raad formuleerde in zijn advies ‘Wachtdienst voor huisartsgeneeskunde: Plicht tot deelname – Verplaatsing van de huisarts van wacht – Telefonische triage’ van 6 december 2008 (a123013) kunnen wat de verplaatsing van de huisarts betreft ook tijdens de normale praktijkuren worden toegepast. Hieronder vindt u enkele citaten uit dit advies.

De nationale raad onderstreept het belang van de verdere ‘bewustmaking (ook in de dagelijkse huisartsenpraktijk) van de bevolking om bij voorkeur steeds op raadpleging te gaan en het huisbezoek voor te behouden voor uitzonderlijke omstandigheden’.

Een huisarts heeft het recht de patiënt die een huisbezoek vraagt, te verzoeken om naar de raadpleging te komen. In zijn kabinet beschikt de huisarts over een betere uitrusting en een uitgebreider instrumentarium om kwaliteitsvolle zorg te verlenen. De huisarts doet er goed aan zijn patiënten vooraf hierop te wijzen. Dit kan bv. ook via een bericht op de website en/of in de wachtkamer. Dit neemt niet weg ‘dat het “huisbezoek” – naast de “raadpleging” – een essentieel en volwaardig onderdeel is van het normale geneeskundige handelen van de huisarts’.

Een huisbezoek dient te worden voorbehouden aan patiënten die zich moeilijk of niet kunnen verplaatsen. Over de beoordeling hiervan stelt de nationale raad in het genoemde advies ‘Het probleem van de ‘medische opportuniteit’ of de relevantie van de aanvraag van een huisbezoek stelt zich niet alleen bij de wachtdienst; ook bij de normale uitoefening tijdens de week wordt elke huisarts daarmee – quasi dagelijks – geconfronteerd. Het belangrijkste verschil blijft dat de huisarts de aanvraag voor eigen patiënten beter en correcter kan inschatten en beoordelen’.

In overleg met de patiënt oordeelt de huisarts bij iedere vraag over de opportuniteit en de mogelijkheid van de patiënt om zich naar de raadpleging te verplaatsen en al dan niet op huisbezoek te gaan. Zodoende kan de huisarts meer tijd vrijmaken voor de zorg voor zijn patiënten, in het bijzonder in omstandigheden of in de regio’s van het land waar door een huisartsentekort veel zorgvragen zijn. Bij praktische moeilijkheden om op raadpleging te komen zoals bv. concrete verplaatsingsproblemen kan samen naar een adequate oplossing gezocht worden.