keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Orde der artsen (Organisatie en werking van de-)15/02/1997 Documentcode: a076012
Gestraft raadslid van de Orde

Een provinciale raad vraagt wat het lot moet zijn van een raadslid van de Orde aan wie, tijdens zijn mandaat, een andere sanctie dan de waarschuwing werd opgelegd.

Advies van de Nationale Raad:

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 15 februari 1997 kennis genomen van uw adviesaanvraag van 2 augustus 1996, in herinnering gebracht op 22 januari 1997, betreffende de situatie van een gewoon of plaatsvervangend lid van een provinciale raad aan wie tijdens zijn mandaat, door een definitief geworden beslissing, een andere sanctie dan de waarschuwing wordt opgelegd, dit wil zeggen censuur, berisping of om het even welke straf van schorsing.

De gevallen waarin een verkozen lid van een provinciale raad van zijn mandaat vervallen kan worden verklaard, zijn vermeld in de artikelen 11 en 17 van het koninklijk besluit nr. 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der geneesheren.

Artikel 17 van dit besluit heeft betrekking op de vervallenverklaring van het mandaat van een verkozen, gewoon of plaatsvervangend lid van een provinciale raad, aan wie een tuchtstraf - waarschuwing inbegrepen - werd opgelegd die niet meer vatbaar is voor beroep, of dat strafrechtelijk veroordeeld werd door een in kracht van gewijsde gegane beslissing waaruit de morele of beroepsonwaardigheid van de geneesheer om zijn mandaat uit te oefenen blijkt.

De Raad van beroep doet in eerste en in laatste aanleg uitspraak over deze vervallenverklaringen (art. 13, 2°, van het koninklijk besluit nr. 79). De zaak wordt bij de Raad van beroep aanhangig gemaakt door de bijzitter van de provinciale raad (art. 25, § 2, van het koninklijk besluit nr. 79).

Aangezien het initiatief voor de procedure tot vervallenverklaring dient uit te gaan van de provinciale raad - meer bepaald van zijn bijzittend magistraat - zou het nuttig zijn dat de provinciale raden overleg plegen om te komen tot een gemeenschappelijk beleid.

Associaties en contracten tussen artsen19/11/1994 Documentcode: a067007
report_problem De Nationale Raad wijzigde het artikel 158 van de Code van geneeskundige plichtenleer op 13.07.2013 (cf. Code, art. 158 en memorie van toelichting).
Disciplinaire schorsing - geassocieerde artsen

Een provinciale raad vraagt aan de Nationale Raad hoe een disciplinaire schorsing van een arts die in een associatieverband werkt, ten uitvoer gelegd moet worden.

Advies van de Nationale Raad :

In antwoord op uw brief van 29 september 1994 omtrent de problematiek die zich kan voordoen ter gelegenheid van een schorsing opgelopen door een arts die zijn praktijk uitoefent in een associatieverband, wil de Nationale Raad U volgend advies verstrekken.

Art. 158 §1 van de Code van geneeskundige Plichtenleer bepaalt dat een geneesheer die door een gerechtelijke of disciplinaire beslissing het recht om de geneeskunde uit te oefenen is ontzegd, zich gedurende de straftijd niet mag doen vervangen.

In zijn advies van 14 januari 1989 preciseerde de Nationale Raad hieromtrent dat de geschorste arts op de voordeur van zijn kabinet de naam moet vermelden van tenminste twee collega's die voor de continuïteit van de verzorging kunnen instaan, en dat telefonisch dezelfde informatie moet worden verstrekt. Het kabinet van de geschorste arts moet evenwel gesloten blijven.

Op 16 november 1991 besliste de Nationale Raad hierop aanvullend dat principieel de geschorste arts zijn partner(s) in de associatie niet mag aanduiden om voor de continuïteit van de verzorging in te staan.

Ingaand op de door U geformuleerde vraag kan de Nationale Raad verduidelijken dat het in de eerste plaats niet gaat om een vervanging doch alleen om een verzekeren van de continuïteit van de verzorging aan de in behandeling zijnde patiënten en dat dit bovendien in principe niet kan geschieden door de partner(s) in de associatie. Uiteraard dient de vrije keuze van de patiënt hierbij te worden geëerbiedigd.

Aangezien het kabinet van de geschorste arts dient gesloten te blijven tijdens de duur van de schorsing mag daarenboven de eventueel gezamenlijke consultatieruimte waarbinnen de geassocieerde artsen patiënten ontvangen niet worden in gebruik genomen tijdens de dagen en uren waarop de consultaties van de geschorste arts normaliter plaatsgrijpen.

Tijdens de schorsing verliest de geschorste arts zijn recht op enig ereloon.

Riziv16/04/1994 Documentcode: a065004
Beperking van of verbod tot uitoefening van de geneeskunde

De Minister van Maatschappelijke Integratie, Volksgezondheid en Leefmilieu, mevrouw De Galan, verzoekt de Nationale Raad de personen van publiek of privaatrecht aan te duiden die in aanmerking komen om ingelicht te worden over de beslissingen die, hetzij door de provinciale geneeskundige commissie, hetzij door de geneeskundige commissie van beroep, hetzij door de betrokken Orden, hetzij door de rechtbanken, genomen worden inzake de uitoefening van zijn activiteit door een geneesheer.

Antwoord van de Nationale Raad:

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 16 april 1994 een bespreking gewijd aan uw brief van 7 januari 1994.

In deze brief verzocht u ons de personen van publiek of privaatrecht aan te duiden die in aanmerking komen om door de provinciale geneeskundige commissies ingelicht te worden over de beslissingen inzake de uitoefening van zijn activiteit door een beoefenaar van de geneeskunde.

Onze Raad stelt uw verzoek op prijs, aangezien hij meent dat het zowel voor de patiënt als met het oog op een kwaliteitsgeneeskunde van wezenlijk belang is dat alle maatregelen die de activiteit van een geneesheer beperken (schorsing of schrapping, intrekking van het visum, rechterlijke beslissingen,...) medegedeeld worden aan alle autoriteiten die belang hebben bij de tenuitvoerlegging van deze beslissingen.

Bijgevolg acht onze Raad het noodzakelijk dat de beslissingen die genomen worden door de rechtbanken, de provinciale geneeskundige commissies of de raden van de Orde, medegedeeld worden aan de volgende autoriteiten:

  1. de Minister van Volksgezondheid;
  2. de Procureur-generaal bij het Hof van beroep, die de onder zijn bevoegdheid vallende controlemaatregelen dient te treffen;
  3. de Geneesheer-Directeur-generaal van het R.I.Z.I.V.;
  4. de Voorzitters van alle provinciale raden en van de verschillende provinciale geneeskundige commissies;
  5. de hoofdgeneesheer van de instelling waarin de specialist zijn activiteit uitoefent of de geneesheer die verantwoordelijk is voor de medische wacht van de eenheid waarin de huisarts praktizeert;

Het spreekt vanzelf dat deze verschillende autoriteiten verplicht zijn tot geheimhouding en dat de vertrouwelijkheid enkel toelaat die maatregelen te treffen welke onontbeerlijk zijn voor een goede tenuitvoerlegging van de beslissing.

Het zou de Nationale Raad verheugen op de hoogte te worden gebracht van het gevolg dat u aan dit advies verleent, aangezien het voorgelegde probleem van wezenlijk belang is voor de uitoefening van de geneeskunde.

Associaties en contracten tussen artsen24/08/1991 Documentcode: a054019
report_problem De artikelen 159-165bis van de Code van geneeskundige plichtenleer werden gewijzigd op 16 maart 2002.
Leidraad contracten

In zijn vergadering van 24 augustus 1991 heeft de Nationale Raad zijn goedkeuring gehecht aan de tekst "Leidraad contracten" van de Provinciale Raad van Oost‑Vlaanderen.

LEIDRAAD CONTRACTEN

De Raad van de Orde der geneesheren van Oost‑Vlaanderen stelt vast enerzijds dat menig collega vraagt naar modelcontracten met het oog op het sluiten van een overeenkomst, hetzij met een collega hetzij met derden, dan wel vraagt naar modelstatuten voor een vennootschap, anderzijds dat de werkgroep contracten en medische activiteiten vaak dezelfde opmerkingen dient te maken op de voorgelegde ontwerpen.

Vermits praktisch elke situatie uniek is, is het moeilijk een modelontwerp op te stellen. Daarbij dienen wij ook te herinneren aan de richtlijnen van de Nationale Raad (Tijdschrift nr. 45, blz. 16) waarbij gesteld wordt dat de provinciale raad geen typecontracten kan opleggen maar wel een leidraad kan voorstellen.

Daarom zal de Raad van Oost‑Vlaanderen langs deze weg proberen enkele punten aan te duiden, zonder volledig te zijn.

We dienen er evenwel op te wijzen dat deze leidraad niet absoluut en blijvend is en kan zijn, gelet op de evolutie van de regelen der medische deontologie.

Deze tekst bevat enkel deontologische richtlijnen; hij is bijgevolg niet te beschouwen als een juridische handleiding inzake geneesherenovereenkomsten.

A. Te volgen handelwijze

1. Elk ontwerp tot overeenkomst, alsook elke wijziging hieraan, dient schriftelijk te worden vastgelegd en door elke geneesheer, bladzijdegewijs geparafeerd en ondertekend onder voorbehoud van goedkeuring door de Orde der geneesheren doch voor het desgevallend verlijden van de authentieke akte, aan de provinciale raad ter goedkeuring worden voorgelegd.

2. De begeleidende aanvraag tot goedkeuring dient door alle betrokken geneesheren ondertekend te zijn.

3. Nadat de ontwerpteksten de goedkeuring verkregen hebben, dient de definitieve tekst, door alle betrokkenen ondertekend, terug voorgelegd te worden ten einde het visum te verkrijgen.

B. Algemene opmerkingen inzake overeenkomsten, statuten en huishoudelijke reglementen

1. Het is aangewezen dat de geneesheer zelf zijn teksten naleest vooraleer ze op te sturen om na te gaan of de tekst wel aangepast is aan het medisch beroep door o.m. alle commerciële en industriële elementen in de clausule te schrappen.

2. In de teksten wordt bij voorkeur alleen gesproken en verwezen naar de regelen van de medische deontologie en niet naar de Code van de medische plichtenleer of artikelen daarvan.

3. Wanneer naar andere overeenkomsten en/of bijlagen wordt verwezen dienen deze meteen te worden bijgevoegd.

4. Er dient desgevallend te worden aangegeven dat:

  • de geneesheer die door een gerechtelijke of disciplinaire beslissing geschorst wordt in het recht de geneeskunde uit te oefenen

    1. de voordelen verliest van de overeenkomst voor de duur der schorsing,
    2. zich voor de duur van de schorsing niet mag laten vervangen,
  • de geneesheer de andere leden van het samenwerkingsverband of vennoten moet inlichten over elke veroordeling met weerslag op de praktijkuitoefening,

  • de professionele aansprakelijkheid onbeperkt is,

  • de geneesheer op medisch vlak werkelijk gezag uitoefent over het personeel dat hem bijstaat,

  • de vrije artsenkeuze, de diagnostische en therapeutische vrijheid evenals het respecteren van het beroepsgeheim gewaarborgd wordt,

  • het ereloon volkomen eigendom is van de geneesheer of van de vennootschap naargelang van de situatie waarin de arts werkt,

  • elke wijziging van medische activiteit en/of samenwerking, verplaatsing van maatschappelijke zetel, oprichting van bijkomende vestiging, overlaten van praktijk en/of deelbewijzen voorafgaandelijk ter kennis, respectievelijk ter goedkeuring aan de Raad van de Orde der Geneesheren van Oost‑Vlaanderen zal overgemaakt worden.

5. Iedere financiële overeenkomst dient vermeld en gedetailleerd omschreven te worden.

6. Wanneer wettelijk en voorafgaandelijk inwinnen van een advies van de medische raad voorzien is, moet blijken dat deze procedure gevolgd is.

C. Feitelijke verenigingen of gemeenschappen van geneesheren

1. De werkverdeling en de verdeelsleutel van de honorariumpool dient duidelijk te worden aangegeven.

2. De honorariumpool dient ten laatste vanaf het vijfde jaar op basis van gelijkheid verdeeld te worden bij gelijke werkverdeling.

3. De honorariumpool mag enkel uit actieve leden bestaan. De provinciale raad van Oost‑Vlaanderen aanvaardt heden, bij afwezigheid van een der leden, wel een solidariteit van ten hoogste drie maanden, behalve bij schorsing. Een verzekering tot dagvergoeding bij arbeidsongeschiktheid ten laste van de groepering wordt ook aanvaard.

4. Wanneer een vervanger wordt aangesteld, heeft hij het recht op het ereloon voor zijn prestaties verminderd met een eventuele bijdrage voor de hem beschikbaar gestelde middelen.

D. Burgerlijke Professionele vennootschap met rechtspersoonlijkheid

1. De vennoten dienen hun volledige medische activiteit in gemeenschap te brengen en van dezelfde of aanverwante discipline te zijn. Het is aangewezen deze expliciet aan te geven.

2. Het doel is de uitoefening van de geneeskunde door haar vennoten in naam en voor rekening van de vennootschap.
Het is aangewezen aan te geven welke discipline wordt uitgeoefend.

3. De honoraria betreffende de medische activiteit en prestaties worden geïnd in naam en voor rekening van de vennootschap.

4. De deelbewijzen moeten op naam zijn.
De verdeling der deelbewijzen moet steeds in verhouding zijn met de activiteit der vennoten.
Zij mogen enkel worden overgedragen, zowel tijdens het leven als bij overlijden, aan geneesheren van de aangegeven discipline die in het kader van de vennootschap hun discipline uitoefenen of zullen uitoefenen.

5. Wanneer in het doel ook middelen voorzien zijn, kan dit enkel voor de medische activiteiten van de vennoten.

6. Het unanieme akkoord van de vennoten is vereist voor het toetreden van nieuwe vennoten die van dezelfde of aanverwante discipline moeten zijn als de akkoord gaande vennoten.

7. De bestuursfuncties zijn onbezoldigd, behoudens een vergoeding voor kosten en vacaties, en van bepaalde duur; ze kunnen enkel door geneesheren‑vennoten worden waargenomen.

8. Voor de aanleg van een conventionele reserve is het eenparig akkoord der vennoten vereist. Indien deze unanimiteit onmogelijk is, kan de provinciale raad een andere meerderheid aannemen.

E. Middelenvennootschap met rechtspersoonlijkheid

1. Ongeacht hun discipline kunnen geneesheren de vereiste middelen in gemeenschap brengen om hun praktijk te vergemakkelijken. Het is aangewezen dat in het doel wordt aangegeven welk dienstenpakket de vennootschap zal aanbieden en of de honoraria ‑ welke steeds volledig buiten het vermogen van de middelenvennootschap moeten blijven ‑ al dan niet geïnd worden door de vennootschap.

2. Uit het aantal van de deelbewijzen moet blijken dat het om een reële gemeenschappelijke inbreng gaat.

3. Voor overdracht van deelbewijzen kan een gekwalificeerde meerderheid volstaan.

4. De bestuursfuncties zijn onbezoldigd en van bepaalde duur; ze kunnen enkel door vennoten worden waargenomen.

5. Op het ingebracht kapitaal mag slechts een normale interest uitbetaald worden.
Het resterend deel van de nettowinst dient aangewend met het oog op de verwezenlijking van het maatschappelijk doel.
Voor de aanleg van een reserve kan de provinciale raad van de Orde der Geneesheren een gekwalificeerde meerderheid aanvaarden.

6. De gekwalificeerde meerderheid voor het toelaten van nieuwe vennoten dient te worden aangegeven.

7. De wederzijdse plichten en rechten van de geneesheer t.a.v. de vennootschap en die van de vennootschap t.a.v. de arts, waaronder de vergoeding, die door de vennoten dient betaald voor het dienstenpakket van de vennootschap, en de berekingswijze ervan en eventueel de kosten i.v.m. de honoraria (inning, verdeling, uitbetaling), moeten het voorwerp uitmaken van een afzonderlijk geschreven en door de provinciale raad van de Orde der Geneesheren goedgekeurde overeenkomst.

Continuïteit van de zorg14/01/1989 Documentcode: a044001
Schorsing - Continuïteit van de verzorging

Aansluitend bij en tot besluit van de beraadslaging op de vorige vergadering, wordt door het Bureau een ontwerp advies voorgelegd m.b.t. het probleem van de continuïteit van de zorgverlening in geval van een disciplinaire schorsing van de geneesheer.

Na overleg formuleert de Nationale Raad onderstaand advies: De Nationale Raad heeft in zijn vergaderingen van 10 december 1988 en 14 januari 1989 het probleem m.b.t. de continuïteit van de zorgverlening in geval van schorsing nader onderzocht.

De Nationale Raad verwijst dienaangaande in de eerste plaats naar artikel 158 van de Code van geneeskundige Plichtenleer dat luidt als volgt:

§1.
Een geneesheer die door een gerechtelijke of disciplinaire beslissing het recht om de geneeskunde uit te oefenen is ontzegd, mag zich gedurende de straftijd niet doen vervangen.

§2.
Dit verbod ontslaat bedoelde geneesheer er niet van de nodige maatregelen te nemen om de continuïteit van de verzorging te verzekeren voor de patiënten die in behandeling zijn op het ogenblik dat voornoemde sanctie in werking treedt.

§3.
Ingeval zulke schikkingen niet werden getroffen, zal de provinciale raad de vereiste maatregelen nemen.

De Nationale Raad is voorts van oordeel dat de geschorste arts op de voordeur van zijn kabinet de namen moet vermelden van ten minste twee collegae die voor de continuïteit van de verzorging kunnen instaan. Telefonisch moet dezelfde informatie worden verstrekt.

Het kabinet van de geschorste arts moet gesloten blijven.

Continuïteit van de zorg10/12/1988 Documentcode: a043025
Schorsing - Continuïteit van de verzorging

Schorsing ‑ Continuïteit van de verzorging

Een provinciale raad vraagt of het een geschorste arts toegelaten is op zijn abilifoon of in een bericht aan de deur van zijn kabinet de namen van twee of meer collegae te vermelden die voor zijn vervanging kunnen instaan ? Moeten de medische dossiers aan deze artsen worden overgemaakt ?

Deze vraag werd op de vorige vergadering reeds ter sprake gebracht.

Artikel 158 van de Code van geneeskundige Plichtenleer zegt in dat verband:

§1. Een geneesheer die door een gerechtelijke of disciplinaire beslissing het recht om de geneeskunde uit te oefenen is ontzegd, mag zich gedurende de straftijd niet doen vervangen.
§2. Dit verbod ontslaat bedoelde geneesheer er niet van de nodige maatregelen te nemen om de continuïteit van de verzorging te waarborgen voor de patiënten die in behandeling zijn op het ogenblik dat voornoemde sanctie in werking treedt. De getroffen schikkingen moeten medegedeeld worden aan de provinciale raad waarbij deze geneesheer is ingeschreven.
§3. Ingeval zulke schikkingen niet werden getroffen, zal de provinciale raad de vereiste maatregelen nemen.

In de praktijk verschilt de toepassing van dit artikel van de Code naargelang de provinciale raad. Verschillende leden van de Nationale Raad pleiten voor een uniformisering van de te nemen maatregelen. Anderen zijn de mening toegedaan dat elke provinciale raad vrij moet zijn de vereiste maatregelen te treffen om de continuïteit van de verzorging te waarborgen. Dit laatste standpunt wordt door de meerderheid van de Raad bijgetreden en een ontwerp‑antwoord zal voor de volgende vergadering worden voorbereid.

Profiel (van de medische activiteiten) van de arts16/07/1988 Documentcode: a042007
Medische profielen

De heer Ph. Busquin, Minister van Sociale Zaken, verzoekt het Beheerscomité van het RIZIV om voorlegging van een rapport met het oog op de evaluatie van de medische profielen.

Naar aanleiding van bedoeld verzoek en aangezien de dossiers in kwestie regelmatig aan de raden van de Orde der geneesheren worden overgemaakt die bovendien ook op hun verzoek de profielen krijgen toegestuurd, vraagt de Directeur‑generaal van de Dienst voor geneeskundige verzorging het advies van de Nationale Raad in deze materie, advies dat in het rapport voor de Minister zal worden ingelast.

Na een uitgebreide beraadslaging en gelet op de complexiteit en de omvang van deze taak en de kosten van het dossieronderzoek, vraagt de Nationale Raad zich af of de resultaten wel opwegen tegen de kosten die de huidige methode meebrengt in de strijd tegen de misbruiken van de diagnostische en therapeutische vrijheid.

Advies van de Nationale Raad:

Na analyse van de door U verstrekte gegevens en deze waarover de Nationale Raad in dat verband beschikt, wordt het hiernavolgend advies uitgebracht.

De Nationale Raad stelt vast dat:

a. van 21 februari 1983 tot 26 februari 1987, 21 dossiers door de evaluatiecommissie aan de provinciale raden werden overgemaakt.

  1. Zeven van bedoelde dossiers hadden betrekking op zes radiologen en één anesthesist. In vier gevallen werd door de voorzitter van de Nationale Raad samen met een ondervoorzitter, hoger beroep ingesteld. In zeven gevallen bleek dat op het ogenblik van de uiteindelijke behandeling, de verstrekkers in kwestie hun dienst zodanig hadden uitgebreid, dat het aantal prestaties per verstrekker duidelijk was gedaald. De zeven gevallen werden uiteindelijk geseponeerd. Het onderzoek van deze profielen leidde tot meer dan een verdubbeling van het aantal verstrekkers in die diensten met mogelijk wel een verbetering van de kwaliteit van het verrichte werk maar zonder gunstige weerslag op het budget van de ziekteverzekering.

  2. Van de 21 dossiers haddden er slechts twee betrekking op specialisten in de klinische biologie. Eén van hen had reeds voor dezelfde feiten een schorsing van twee jaar opgelopen, zodat het overgemaakte dossier niet opnieuw kon worden behandeld gelet op het principe "non bis est idem".

  3. Hetzelfde gebeurde met het dossier van een gynaecoloog, die voor de vermelde overconsumptie reeds een jaar schorsing kreeg opgelegd.

  4. Het dossier van een internist werd op verzoek van de Provinciale raad van Luxemburg overgemaakt om na te gaan of de overconsumptie die zich jaren voordien had voorgedaan en waarvoor de arts correctioneel werd veroordeeld, nog bestond. Dit dossier laten we bijgevolg uit de lijst weg; het wordt vervangen door het dossier van een stomatoloog dat op de overgemaakte lijst ontbreekt maar door de evaluatiecommissie wel degelijk werd medegedeeld. Bedoelde stomatoloog werd zes maanden geschorst.

  5. Het dossier van een reumatoloog berust op een misverstand m.b.t. de spreiding van zijn medische activiteiten.

  6. Het dossier van een internist werd door de provinciale raad geseponeerd zonder dat hoger beroep werd ingesteld.

  7. Aan een chirurg (overwegend gynaecologische chirurgie) werd door de provinciale raad een jaar schorsing opgelegd, maar de zaak werd door de Raad van beroep geseponeerd op grond van de overweging dat in dit geval, misbruik van diagnostische en therapeutische vrijheid, niet bewezen was.

  8. De zeven overige dossiers hadden betrekking op huisartsen waarvan vijf geleid hebben tot schorsingen gaande van een dag tot zes maanden.
    De twee resterende dossiers zijn nog in onderzoek.

b. van 5 oktober 1987 tot 18 november 1987, 11 dossiers werden overgemaakt die allemaal betrekking hebben op huisartsen. Slechts in één van deze gevallen werd door de provinciale raad reeds een beslissing genomen (twee maanden schorsing).
Het mag niet verwonderen dat na acht maanden nog geen beslissing werd genomen aangezien het onderzoek van de overgemaakte dossiers een ontzaglijk werk betekent voor de provinciale raden. Het is immers noodzakelijk aan de hand van dossiers van patiënten aan te tonen dat het ongewoon profiel voortvloeit uit een misbruik van diagnostische en therapeutische vrijheid.

***

De vraag kan worden gesteld of de provinciale raden dit reusachtige en, naar de collegae toe, zeer vervelende werk, zonder enige vergoeding nog zullen wensen en/of willen verder zetten als het aantal dossiers nog in aantal mocht toenemen. Dit wat de analyse betreft van de 32 dossiers die tussen 21 februari 1983 en 18 november 1987 werden overgemaakt.

Als evaluatie is de Nationale Raad van oordeel dat deze enorme inspanningen tot een zeer pover resultaat hebben geleid, waarvan de weerslag op de wijze van zorgverlening door de artsen als minimaal moet worden beschouwd. Het is overigens zeer de vraag of de publicatie van deze analyse geen averechts effect zou sorteren.

De Nationale Raad is dan ook van mening dat, indien de werkwijze m.b.t. de evaluatie van de medische profielen niet aan een grondige herziening wordt onderworpen, een groot vraagteken moet worden gezet achter deze zeer veel geld en tijd rovende bezigheid.