keyboard_arrow_right
Deontologie

Commissies voor ethiek - Bijzondere Belastinginspectie

De Bijzondere Belastinginspectie (BBI) (Zie Tijdschrift nr. 59, blz. 26) verzoekt de voorzitters van de commissies voor ethiek nogmaals haar bepaalde inlichtingen mede te delen.

De Nationale Raad beslist een brief te richten aan de Minister van Financiën om hem het probleem uiteen te zetten en een kopie van de brief te bezorgen aan de voorzitters van de commissies voor ethiek.

Brief aan de heer Maystadt, Minister van Financiën:

De Voorzitters van de Commissies voor medische ethiek hebben de Nationale Raad in kennis gesteld van het antwoord dat zij ontvangen hebben van de administratie van de Bijzondere Belastinginspectie, naar aanleiding van de brieven van 18 augustus 1992 van deze administratie en de antwoorden van de Commissies voor medische ethiek van oktober 1992.

Na het geheel van de desbetreffende documenten te hebben bestudeerd, vestigt de Nationale Raad uw aandacht op wat volgt.

Naar luid van de "Commentaar op het Wetboek der Inkomstenbelastingen" (Com. I.B., nr.229/2, al.2, en nr.241/6), opgesteld door uw administratie, vallen de niet-beroepsmatige instellingen zonder winstgevende activiteiten, die bovendien onderworpen zijn aan een disciplinaire overheid, niet onder de bevoegdheid van de Bijzondere Belastinginspectie.

Zoals de Voorzitters van de Commissies voor medische ethiek u medegedeeld hebben in hun brieven van oktober 1992 vervullen deze Commissies een fundamentele taak in het medisch onderzoek en de ethische bezinning. De Commissies voor medische ethiek, die door de Nationale Raad opgericht en erkend worden om een oordeel te vellen over de protocollen van biomedisch onderzoek op mensen, hebben geen enkel winstgevend of beroepsmatig karakter.

Zij streven er enkel naar de fysieke en morele integriteit van de patiënten te beschermen in het kader van de eerbiediging van de rechten van de mens en van de deontologische beginselen. Hun aandacht gaat dan ook naar de elementen van het protocol die betrekking hebben op deze punten. Nadien zullen de voorgelegde protocollen al dan niet uitgevoerd worden.

De Commissies voor medische ethiek hebben tot taak kennis te nemen van de protocollen vóór de toepassing ervan. De Commissies voor medische ethiek moeten een moreel gezag blijven genieten. De promotoren zullen hun protocollen slechts toevertrouwen aan de Commissies wanneer zij de zekerheid hebben dat de medegedeelde documenten vertrouwelijk blijven. Het vertrouwelijk karakter van deze opdracht is primoridaal, aangezien het de bescherming van de menselijke persoon tot doel heeft.

Bovendien hebben sommige van deze experimenten betrekking op de ontwikkeling van nieuwe technieken of nieuwe substanties door instellingen die deze technieken of produkten uiteindelijk in de handel wensen te brengen.

De Nationale Raad is er ten zeerste over verwonderd in de brief van 18 augustus 1992 te lezen dat "de Commissies voor ethiek erkend zijn door de Nationale Raad van de Orde der geneesheren" - hetgeen impliciet betekent dat zij er aan onderworpen zijn en de disciplinaire regels ervan in acht moeten nemen - terwijl de laatste brieven, onder meer van 27 januari 1993, vermelden dat "deze Commissie niet beschouwd kan worden als onderworpen aan een disciplinaire overheid gezien de multidisciplinaire bevoegdheden van de leden van de Commissie voor medische ethiek en gezien het karakter van haar adviezen". Dit betreft een manifeste tegenspraak. Het multidisciplinair karakter, noodzakelijk voor het wetenschappelijk onderzoek en voor de ethische bezinning, maakt van de Commissies voor medische ethiek geen instellingen die ontsnappen aan het gezag van de Nationale Raad van de Orde der geneesheren, waaruit zij voortvloeien en waarvan zij afhangen.

De Nationale Raad deelt de Commissies voor medische ethiek bijgevolg mede dat zij geen antwoord hoeven te verstrekken op uw laatste voormelde brieven.

Gezien de taak die de Commissies voor medische ethiek te vervullen hebben en gezien het in wezen moreel karakter van hun activiteiten, wordt een kopie van deze brief gezonden naar de Minister van Volksgezondheid en naar de Minister van Justitie, die zich beiden, op grond van hun bevoegdheden, steeds bijzonder geïnteresseerd hebben voor de problemen in verband met de medische ethiek.