Commissies voor medische ethiek
Op grond van artikel 229 (oud) van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen (WIB) verzoekt de BBI (Bijzondere Belastinginspectie) de voorzitters van de door de Nationale Raad erkende commissies voor medische ethiek om een aantal inlichtingen betreffende hun werkzaamheden.
Na kennis genomen te hebben van een nota van de studiedienst en van een ontwerpantwoord van de Commissie "voor de erkenning van de commissies voor medische ethiek" hecht de Raad zijn goedkeuring aan de tekst die bestemd is voor de voorzitters van de commissie voor ethiek.
Onder verwijzing naar zijn brief van 26 augustus 1992, kenmerken: 23084/RS/EC, deelt de Nationale Raad van de Orde der geneesheren u hieronder de elementen mede die u kan aanwenden in uw antwoord op het verzoek van de Inspecteurs van het Ministerie van Financiën (Administratie van de Bijzondere Belastinginspectie).
De Nationale Raad beveelt u momenteel aan uw antwoord strikt te beperken tot volgende argumenten:
"De commissies voor medische ethiek vervullen een belangrijke, bijzondere en vertrouwelijke taak in het raam van het medisch onderzoek en de ethische bezinning. Bijgaand vindt u de regels die door de Nationale Raad ingesteld werden met betrekking tot de samenstelling en de werking van de commissies voor medische ethiek. Aan de hand hiervan zal u beter begrijpen welk soort werkzaamheden zij uitoefenen en welk doel zij nastreven.
Overeenkomstig artikel 229 (oud) W.I.B., en punt 229/2 al. 2 van de Commentaar bij dit wetboek, worden onder "verrichtingen of activiteiten" de beroepsmatige of winstgevende verrichtingen of activiteiten verstaan. De werkzaamheden van de commissies voor medische ethiek vallen niet onder deze definitie aangezien het geen winstgevende of beroepsmatige activiteiten zijn.
De leden van deze commissies worden hoofdzakelijk gekozen op grond van hun ethische bevoegdheid.
Zoals u kan vaststellen in de bijgaande tekst van onze richtlijnen, zijn de leden van de commissies voor medische ethiek en a fortiori hun voorzitters gebonden door het geheim. Dit geheim beantwoordt aan de bepalingen van art. 458 van het Strafwetboek zoals dat door het Hof van Cassatie uitgelegd werd in zijn arrest van 20 februari 1905 (zie: Pasicrisie, 1905, I, 141, geciteerd door DASSESSE, M., en MINNE, P., Droit fiscal, principes généraux et impôts sur les revenus, Brussel, Bruylant, 1991, 84).
Aangezien de werkzaamheden van de commissies voor medische ethiek geen winstgevende of beroepsmatige activiteiten zijn enerzijds en aangezien deze werkzaamheden onder het geheim vallen anderzijds, zijn wij van oordeel dat artikel 229 (oud) W.I.B. niet van toepassing is op de commissies voor medische ethiek die erkend zijn door de Nationale Raad van de Orde der geneesheren. Deze commissies kunnen derhalve geen gevolg geven aan het verzoek van de Administratie van de Bijzondere Belastinginspectie."