Bio-ethiek en Nationale Raad van de Orde der geneesheren
Bio‑ethiek en Nationale Raad van de Orde der geneesheren
Gezien het belang van het onderwerp publiceert de redactie van het tijdschrift uitzonderlijk nu reeds een resolutie die de Nationale Raad eerst in zijn vergadering van 15 februari 1992 aangenomen heeft.
In het kader van de bio‑ethische bezinning in de geneeskunde dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de commissies voor ethiek die zich bezighouden met experimenten op mensen en de ethische bezinningscommissies die zich buigen over de filosofische, religieuze, sociologische en economische aspecten van de geneeskunde.
In verband met de eerste soort commissies publiceerde de Nationale Raad reeds regels in het nr. 32 van het Officieel Tijdschrift van de Nationale Raad (1983‑1984).
De bestudering van de werkzaamheden van de commissies voor ethiek die in het leven geroepen werden, heeft echter geleid tot een aanpassing van deze regels. Hieronder vindt u de tekst van de nieuwe regels.
De Nationale Raad heeft zich ook gebogen over de bezinningscommissies en een aantal suggesties geformuleerd, die hieronder na de regels betreffende experimenten op mensen gepubliceerd worden.
Experimenten op mensen.
1. Biomedisch onderzoek op mensen vereist dat een ontwerp van het te verrichten onderzoek wordt opgesteld en voorafgaandelijk voorgelegd aan een commissie voor medische ethiek. De geneesheren en onderzoekers hebben de plicht de vragen die hen door de commissie worden gesteld te beantwoorden en het volledige advies van de commissie aan de proefpersonen voor te leggen.
Elke latere wijziging aan het experimentenprotocol dient voorgelegd aan de commissie voor medische ethiek. De commissie voor medische ethiek die om advies werd verzocht, wordt door middel van een samenvatting op de hoogte gebracht van het verloop en het resultaat van de studie.
2. De commissies voor medische ethiek zijn derwijze samengesteld dat zowel de biomedische als de ethische problemen door hun leden kunnen begrepen worden.
De commissies voor medische ethiek mogen elke persoon raadplegen die ter zake bijzonder bevoegd is. Personen, die rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor het beheer of de financiën van een instelling mogen geraadpleegd worden, maar ze mogen geen lid zijn van de commissie voor medische ethiek van deze instelling.
3. Een commissie voor medische ethiek bestaat uit ten minste acht personen, waaronder leden die geen geneesheer zijn en leden die onafhankelijk staan t.o.v. de instelling; deze laatste groep telt tenminste één geneesheer.
De commissie telt leden van beider kunne; artsen vormen de meerderheid.
4. Een lid van de commissie voor medische ethiek dat rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken is bij de onderzoeksopzet onthoudt er zich van mee te beslissen nopens het uit te brengen advies.
5. Een gunstig advies nopens een onderzoeksopzet vereist het akkoord van tenminste twee derde van de leden. Geheimhouding geldt voor de leden van de commissie evenals voor alle geraadpleegde personen.
6. Een geneesheer die deelneemt aan biomedisch onderzoek op mensen vergewist er zich van of het ontwerp wel degelijk werd voorgelegd aan een door de Nationale Raad van de Orde der Geneesheren goedgekeurde commissie voor medische ethiek en of het advies gunstig was.
Het ontwerp van biomedisch onderzoek beschrijft het doel, het onderwerp en de risico's eigen aan het experiment, de precieze inhoud van de informatie die aan de proefpersoon mondeling of schriftelijk zal verstrekt worden, evenals de wijze waarop deze proefpersoon zijn instemming mondeling of schriftelijk ‑ zal betuigen.
Het ontwerp vermeldt eveneens of een verzekeringspolis het risico eigen aan het experiment dekt en van welke aard ze is.
7 Wanneer de onderzoeker zijn resultaten publiceert of voordraagt, vermeldt hij welke commissie voor medische ethiek het ontwerp van onderzoek goedkeurde en welk haar advies was.
8. De Nationale Raad van de Orde der Geneesheren houdt ten behoeve van de onderzoekers een lijst bij van de aanvaarde commissies voor medische ethiek en deelt deze lijst mede aan de minister die voor de Volksgezondheid bevoegd is.
9. De commissies voor medische ethiek bezorgen jaarlijks een activiteitenverslag over het voorbije jaar aan de Nationale Raad van de Orde der Geneesheren, op de wijze door hem bepaald.
10. Een geneesheer die deelneemt aan biomedisch onderzoek op mensen en waarvoor geen ontwerp aan een commissie voor medische ethiek werd voorgelegd, staat bloot aan tuchtrechtelijke vervolging en aan tuchtmaatregelen.
Ethische bezinning.
Tot op heden hebben de regels die opgesteld werden door de Nationale Raad van de Orde der geneesheren vooral betrekking op de organisatie en de werking van de commissies voor medische ethiek die zich bezighouden met experimenten op mensen.
De toename van de medische mogelijkheden en de evolutie van onze maatschappij nopen tot een multidisciplinaire bezinning over talrijke ethische onderwerpen, die men kan bundelen onder de naam "bio‑ethiek".
Uit de studie van de werkzaamheden van de commissies voor ethiek blijkt dat deze zich vaak bezighouden met filosofische aspecten van de medische praktijk. Volgens de Commissie zouden deze problemen bestudeerd moeten worden door deze zelfde commissies, maar dan met een ruimere samenstelling. De Nationale Raad acht het wenselijk hierna enkele bedenkingen te formuleren omtrent de grondslagen van een ethische bezinningscommissie.
Het ligt voor de hand dat de ethische bezinning, meer nog dan de bezinning over experimenten op mensen en over het onderzoek, beïnvloed kan worden door filosofische, godsdienstige, sociologische en zelfs economische aspecten.
Wanneer een commissie voor ethiek zich bezint over een ethisch probleem, is het bijgevolg wenselijk dat zij multidisciplinair samengesteld is. Zij moet openstaan voor personen die niet aan de instelling verbonden zijn, en voor personen die niet tot de gezondheidsberoepen behoren. Het aantal leden is enkel beperkt met het oog op de doeltreffendheid.
Omwille van hun vertrouwdheid met de beoefening van de geneeskunde, van hun vertrouwensrelatie met de patiënt en omwille van hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de samenleving, zullen geneesheren de meerderheid uitmaken.
De commissies moeten een antwoord kunnen verstrekken op concrete vragen. Zij moeten oog hebben voor de verwachtingen die gekoesterd worden door geneesherengroepen, patiëntengroepen of om het even welke groep die zich interesseert voor het humane van de geneeskunde.
De beraadslagingen van een commissie voor ethische bezinning zijn vertrouwelijk.
De adviezen die verstrekt worden door deze commissies hoeven niet dwingend te zijn; zij mogen geen beperkingen opleggen inzake de diagnostische en therapeutische vrijheid van de geneesheren.
Het is wenselijk dat de reeds bestaande commissies voor ethiek deze problemen in overweging nemen om te voorzien in de behoefte aan ethische bezinning. Het is overbodig de commissies voor ethiek tot in het oneindige uit te breiden door bijzondere commissies voor ethische bezinning op te richten. Aldus kunnen de leden van de commissies voor medische ethiek die zich bezighouden met experimenten op mensen en met wetenschappelijk onderzoek deelnemen aan de ethische bezinning, op voorwaarde dat zij de bovenvermelde opmerkingen eerbiedigen.
Naar blijkt uit de ervaring is het wenselijk dat de commissies voor ethiek zich zouden groeperen.
Met deze suggesties komt de Nationale Raad tegemoet aan de behoefte om de bezinning over de experimenten op mensen uit te breiden tot de ethische bezinning over de verschillende facetten van de medische praktijk.