keyboard_arrow_right
Deontologie

Coördinatie van de werkzaamheden van de Nationale Raad en van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek inzake het jaarverslag van de commissies voor medische ethiek

Na een onderhoud van het Bureau van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek met het Bureau van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren en na het uitwisselen van correspondentie hieromtrent, deelt de Nationale Raad aan de voorzitter van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek zijn visie mee op de samenwerking tussen beide instellingen met betrekking tot het jaarlijks activiteitenverslag dat de commissies voor medische ethiek moeten indienen.

Brief van de Nationale Raad:

In zijn vergadering van 24 oktober 1998 heeft de Nationale Raad kennis genomen van uw brief van 6 oktober 1998 betreffende de verslagen van de verschillende commissies voor ethiek.

De Nationale Raad zal niet langer aan de plaatselijke commissies voor ethiek vragen hem een gedetailleerd verslag van hun activiteiten te sturen, hetzij bij gelegenheid en ter informatie.

De Nationale Raad dankt u voor uw welwillendheid, zoals u het vriendelijk voorstelt, hem de identificatiefiches te sturen van de ziekenhuiscommissies voor ethiek met hun ledenlijst.

Op 12 december 1998 richt de Nationale Raad onderstaande brief aan de voorzitters van de commissies voor medische ethiek:

De Nationale Raad besprak in zijn vergadering van 24 oktober 1998 de situatie van de commissies voor medische ethiek.

Het samenwerkingsakkoord tot oprichting van een Raadgevend Comité voor Bio-ethiek schrijft, onder zijn opdrachten, de publicatie voor van een rapport dat een samenvatting bevat van zijn activiteiten evenals van deze van de plaatselijke comités voor ethiek verbonden aan een verzorgingsinstelling (art. 17).

Het verzamelen van de activiteitenverslagen van de plaatselijke ziekenhuiscomités voor ethiek wordt trouwens toevertrouwd aan zijn secretariaat (art. 18).

Dit rapport wordt gericht aan verschillende ministeriële en politieke instanties, evenals aan iedereen die het vraagt.

Het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek ontwierp een vooropgesteld verslag in de vorm van een modeldocument.

In deze omstandigheden en om de zaken wat eenvoudiger te maken meent de Nationale Raad dat hij niet langer een jaarlijks activiteitenverslag voor eigen gebruik dient te vragen aan de plaatselijke comités. Hij verzoekt u evenwel hem een kopie te bezorgen van het rapport dat u naar het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek stuurt. De niet-ziekenhuiscommissies zullen een rapportformulier ontvangen dat zij dienen in te vullen en rechtstreeks naar de Nationale Raad van de Orde dienen te zenden.

De Nationale Raad zal anderzijds de organisatie van ontmoetingsdagen tussen de verschillende commissies voor ethiek bevorderen zodat deze hun ervaring en hun moeilijkheden of problemen kunnen uitwisselen.

Bovendien heeft de Nationale Raad, vanaf 1984, en op een meer volledige wijze, in zijn advies van 14 december 1991 (Tijdschr. nr. 55, blz. 35) de voorwaarden verduidelijkt die moeten voorafgaan aan experimenten op mensen, meer bepaald in alinea 6 van dit advies, dat de hieronder overgenomen deontologische verplichting vermeldt. Dit advies werd impliciet gewijzigd door de wijziging op 14 november 1998 van artikel 92, alinea 2, van de Code van geneeskundige Plichtenleer :
"Ieder arts die deelneemt aan biomedisch onderzoek op mensen vergewist er zich van of het onderzoeksprotocol wel degelijk werd voorgelegd aan een door de Nationale Raad van de Orde van geneesheren erkende commissie voor medische ethiek en neemt kennis van het uitgebracht advies".

Ditzelfde advies detailleert de samenstelling van de commissies voor medische ethiek en hun werking. Het vermeldt hun erkenning door de Nationale Raad en meer bepaald hun samenstelling.

De Nationale Raad handhaaft voor de arts de deontologische regel die hierboven vermeld wordt. Deze regel houdt de erkenning in van de commissies voor ethiek, van hun samenstelling en van hun huishoudelijk reglement volgens de gebruikelijke procedure.

Voor de commissies voor ethiek vormt dit een morele waarborg. Voor de Orde gaat het erom na te gaan of de commissies voor ethiek in overeenstemming zijn met de bepalingen van zijn adviezen. Deze verantwoordelijkheid is vanzelfsprekend, aangezien de commissies voor ethiek volgens de wet en volgens de Orde bestaan uit een meerderheid van artsen en dat hun adviezen voornamelijk betrekking hebben op de kwaliteit van de verzorging en de eerbiediging van de rechten van de patiënt in het algemeen.

De Orde zal zijn bemiddelingsrol tussen de commissies voor ethiek en de diensten van de directe belastingen van het ministerie van Financiën blijven spelen.

Het register van de erkende commissies voor ethiek zal, zoals voorheen, meegedeeld worden aan de minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft en aan de voorzitter van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek.