keyboard_arrow_right
Deontologie

Het naderende levenseinde

De Nationale Raad wordt om advies verzocht betreffende het door Senator Cuyvers ingediende wetsvoorstel tot vergroting van het keuzerecht van de
patiënt via de invoering van een behandelingsbeschikking.
De memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel is, enerzijds, gebaseerd op het risico op therapeutische hardnekkigheid vanwege de arts en, anderzijds, op het recht van de mens op een waardige dood.
Senator Cuyvers stelt voor het strafrecht als volgt te wijzigen:

  1. het afstand doen van de therapeutische hardnekkigheid moet de nieuwe norm worden;
  2. een arts mag niet langer het risico lopen voor het gerecht gedaagd te worden omwille van het toedienen van pijnstillende middelen, ook als daardoor het leven wordt verkort. De wetgeving moet zich aanpassen aan het feit dat dergelijke daden nu al beschouwd worden als verantwoord medisch handelen in het kader van palliatieve zorgen.

Advies van de Nationale Raad:

De Nationale Raad heeft kennis genomen van het door senator Cuyvers ingediende wetsvoorstel tot vergroting van het keuzerecht van de patiënt via de invoering van een behandelingsbeschikking.

Aangezien de beheersing van het naderende levenseinde, meer dan welke toestand ook, stoelt op een optimale arts patiëntrelatie, heeft de Nationale Raad ruimschoots aandacht besteed aan het probleem betreffende het naderende levenseinde, dat het uiterste vergt van de arts patiëntrelatie. In dit verband werden de artikelen 95 tot 98 van de Code van geneeskundige Plichtenleer uitvoerig besproken en op 17 oktober 1992 gewijzigd.