keyboard_arrow_right
Deontologie

Orgaandonatie - Hersendood

Een commissie van de Nationale Raad heeft naar aanleiding van het probleem van de orgaandonatie, de diagnostiek van de hersendood vanuit ethisch oogpunt nader onderzocht.

Op grond van het rapport van de commissie en na een uitgebreide beraadslaging, werd door de Nationale Raad op 20 oktober 1984, volgend advies uitgebracht:

  1. De vaststelling van de dood op cerebrale normen veronderstelt een irreversibel coma op grond van een geheel van concorderende anamnestische, klinische en technische gegevens.

    Dit houdt in dat:

    1. de patiënt niet langer spontaan ademt en zijn toestand het gevolg is van een definitieve uitval van de hersenfuncties;
    2. het coma niet is veroorzaakt door geneesmiddelen, toxische stoffen, noch door een ernstige hypotermie of door metabole of endocriene stoornissen; buiten die gevallen moet de oorzaak van het coma met voldoende zekerheid vaststaan;
    3. de vaststelling bevestigd wordt door een geheel van passende technische onderzoekingen.
  2. De dood moet worden vastgesteld door drie geneesheren: een neuroloog, een reanimator en een derde arts, die elk persoonlijk de patiënt hebben onderzocht. Deze drie geneesheren moeten onafhankelijk staan ten aanzien van het team belast met het afnemen of transplanteren.
  3. Het afnemen van organen moet verantwoord zijn voor de verwezenlijking van bepaalde therapeutische handelingen. In afwachting van wettelijke bepalingen ter zake, dient evenwel bij verzet tegen de afneming, de wil van de patiënt of diens naastbestaanden te worden nageleefd.
  4. Wanneer de afneming van organen wordt overwogen in omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot een gerechtelijk onderzoek, dient de toelating van de Procureur des Konings te worden gevraagd.
  5. Na het vaststellen van de dood, moet door elk van de drie artsen het formulier houdende verklaring van dood in irreversibel coma worden ingevuld. Dat formulier bevat, benevens de identiteit van de patiënt en de gebeurlijke toelating van de Procureur des Konings,
    1. dag en uur van vaststelling,
    2. identiteit van de artsen,
    3. oorzaak en omstandigheden van overlijden,
    4. anamnestische, klinische en technische gegevens voortvloeiend uit het onderzoek van de artsen.

    Het tijdstip waarop door de derde arts de dood werd vastgesteld geldt als uur van overlijden.

  6. De arts verantwoordelijk voor het afnemen van organen, zal tactvol en omzichtig handelen.

Hij zal de nodige maatregelen nemen opdat het stoffelijk overschot na de afneming van organen, zodanig wordt getoond dat de gevoelens van de nabestaanden worden geëerbiedigd.