Artsen en farmaceutische laboratoria (PR Brabant/F)
Artsen en farmaceutische laboratoria
De Provinciale raad van de Orde der geneesheren van Brabant (F) heeft aan de Nationale Raad een rapport voorgelegd betreffende de deontologische regels voor artsen werkzaam in farmaceutische laboratoria.
De Nationale Raad heeft na grondig onderzoek van het rapport, op zijn vergadering van 15 juni 1985 besloten de tekst van de besluiten aan alle provinciale raden over te maken.
***
1.1. Elke arts betrokken bij medische voorlichting moet op de lijst van de Orde zijn ingeschreven en onderworpen aan de regels van medische plichtenleer.
1.2. Elke arts betrokken bij experimenten met mensen moet op de lijst van de Orde zijn ingeschreven en onderworpen aan de regels van medische plichtenleer.
2.1. Voor de sub 1.1. en 1.2. vermelde activiteiten moet een doctor in de geneeskunde in dienst van een houder van één van de vergunningen waarvan sprake in Hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 6 juni 1960 betreffende de fabricage, de bereiding en de distributie in het groot en de terhandstelling van geneesmiddelen, op de lijst van de Orde zijn ingeschreven.
2.2. Bij verlening van bovenvermelde diensten in het kader van een bediendenovereenkomst, moet contractueel worden vastgelegd dat de werknemer verplicht op de lijst van de Orde der geneesheren is ingeschreven en dat de werkgever het recht en de plicht van de arts erkent om activiteiten of handelingen te weigeren die indruisen tegen de door de Orde uitgevaardigde medische deontologie.
2.3. Het contract met eventuele bijlagen of aanhangsels moet voor ondertekening aan de Orde worden voorgelegd zodat kan worden nagegaan of aan beide verplichtingen wordt voldaan.
2.4. Betwistingen inzake medische deontologie ressorteren uitsluitend onder de bevoegdheid van de Raad van de Orde der geneesheren.
3.1. De betrokken clinicus heeft de deontologische plicht de verbintenissen aangegaan t.o.v. de onderzoeksleider in het kader van een overeenkomst houdende de vaststelling van hun samenwerkingsvoorwaarden na te komen: deze moeten stroken met de vigerende wetgeving en de specifieke ethische regels (Helsinki).
De Orde kan eisen dat dergelijke overeenkomsten voorafgaandelijk worden voorgelegd.
3.2. In bedoelde overeenkomst kan een normale vergoeding voor het geleverde werk worden vastgelegd. De vergoeding gebeurt forfaitair of per geval, onderzocht conform het overeengekomen onderzoeksprotocol.
Clausules houdende vaststelling van de vergoeding naar rata van de gunstige resultaten van het onderzoek of elke vergoedingswijze die de onpartijdigheid en de onafhankelijkheid van de clinicus in het gedrang kunnen brengen, zijn verboden.
3.3. De betrokken clinicus verbindt er zich toe in geval van ernstige en onvoorziene incidenten, de onderzoeksleider hiervan steeds onverwijld schriftelijk in kennis te stellen.
In geval van medische moeilijkheden die het belang van de patiënten kunnen schaden, beslist de arts autonoom of het onderzoek al dan niet wordt voortgezet.
3.4. De onderzoeksleider verbindt er zich toe de resultaten van het onderzoek integraal aan de medische medewerkers mede te delen zodat zij er in hun publicaties kunnen aan refereren.