Verpleegkundige prestaties - Staande orders
Een provinciale raad legt een brief voor van een diensthoofd spoedgevallen, dat verwijzend naar het gunstig advies dat de Nationale Raad op 17 november 1990 gaf betreffende het gebruik van semi-automatische defibrillatoren door ambulanciers, vraagt of de Nationale Raad ermee akkoord kan gaan dat een arts, verantwoordelijk voor de spoedgevallendienst, een staand order uitvaardigt voor het uitvoeren van bepaalde handelingen door verpleegkundigen (toedienen van bepaalde medicatie, defibrillatie, ... ) in de dringende medische hulpverlening.
Advies van de Nationale Raad :
Op uw aanvraag heeft de Nationale Raad in zijn vergaderingen van 16 december 2000 en 20 januari 2001 de adviesaanvraag onderzocht van professor X aangaande staande orders Advanced Life Support.
Wanneer het gaat om spoedsituaties tegenover een patiënt in nood en wanneer er geen arts aanwezig is - omstandigheid die een uitzondering moet blijven -, meent hij dat het advies van 17 november 1990, bevestigd door dat van 30 oktober 1999, hier van toepassing kan zijn, zowel wat betreft het gebruik van hoog technische uitrustingen als wat betreft het toedienen van geneesmiddelen.
De drie grondbeginselen uiteengezet in de twee adviezen moeten dan ook nauwgezet geëerbiedigd worden.
Advies van de Nationale Raad van 17 november 1990, TNR nr. 51, maart 1991, p. 33 :
Wij bevestigen U de goede ontvangst van uw brief van 26 juni 1990 alsmede van de bijlagen, met betrekking tot de semi automatische hartdefibrillatie die toevertrouwd wordt aan ambulanciers.
Uit uw brief blijkt in de eerste plaats dat de bewuste behandeling zich beroept op medische en wetenschappelijke argumenten die zowel op nationaal als op internationaal vlak duidelijk geformuleerd worden door bevoegde medische teams. Bovendien is het experimenteel aspect ervan goedgekeurd door de Commissie voor medische ethiek van het Hôpital Universitaire St Pierre te Brussel.
Het toevertrouwen van de reanimatieapparatuur en technieken aan ambulanciers doet op deontologisch vlak het algemeen probleem rijzen van het toevertrouwen van medische handelingen aan medewerkers. Het toevertrouwen van medische handelingen vindt overigens meer en meer plaats en heeft soms betrekking op handelingen die zeer technisch zijn en risico's inhouden voor de patiënt.
Wij menen dat de volgende beginselen nageleefd dienen te worden:
- Het toevertrouwen van de medische handelingen dient plaats te vinden op beslissing van een bevoegd geneesheer of medisch team, die zich zorgvuldig gebogen hebben over het wetenschappelijk belang ervan alsmede over de eventuele risico's en voor en nadelen voor de patiënt. De geneesheer of het team moeten op ieder ogenblik in staat zijn hun standpunt hieromtrent, en bijgevolg ook het toevertrouwen van de medische handelingen, te herzien.
- De verantwoordelijke geneesheren moeten het onderricht en de opleiding die de medewerkers nodig hebben voor de medische handelingen uitwerken. Het onderricht en de opleiding moeten gegeven worden door geneesheren of ten minste onder het reëel en efficiënt toezicht van geneesheren.
- De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de medische handelingen die gesteld worden door de medewerkers, ligt bij een welbepaalde geneesheer die over het nodige gezag en de nodige middelen beschikt om regelmatig controles uit te oefenen. Die controle kan waargenomen worden door een medische instantie waaraan de verantwoordelijke geneesheer verbonden is of waarin hij opgenomen is.
Indien deze voorwaarden vervuld worden, zien wij geen enkel bezwaar op deontologisch vlak.
Advies van de Nationale Raad van 30 oktober 1999, TNR nr. 87, maart 2000, p. 19 :
De Nationale Raad besprak in zijn vergadering van 25 september 1999 uw vraag van 27 mei 1999 in verband met de aanwending op de werkplaats van een semi-automatische defibrillator door personeel dat geen expliciet geneeskundige opleiding genoot.
Het feit dat dit toestel en de aanwending ervan met reanimatiedoeleinden toevertrouwd worden aan niet-medisch personeel doet op deontologisch gebied het algemene probleem rijzen van de delegatie van medische handelingen.
De Nationale Raad bevestigt dat de beginselen die hij uitvaardigde in zijn advies van 17 november 1990, gepubliceerd in het Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 51, blz. 33, geëerbiedigd dienen te worden.