Coördinatie van de thuisverzorging
De Chambre syndicale des médecins des provinces du Hainaut, de Namur et du Brabant wallon, verzoekt de Nationale Raad om advies aangaande een ontwerp van overeenkomst te sluiten tussen een centrum voor de coördinatie van de thuisverzorging en huisartsen.
De Raad neemt kennis van een nota van zijn studiedienst en beslist deze te bezorgen aan de voornoemde syndicale artsenkamer en aan de voorzitters van de provinciale raden.
Antwoord aan de syndicale artsenkamer:
De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 11 april 1992 kennis genomen van uw brief van 12 december 1991 met betrekking tot "een ontwerp van overeenkomst te sluiten tussen een centrum voor de coördinatie van de thuisverzorging en huisartsen".
In de bijgevoegde nota van onze studiedienst vindt u een antwoord op de deontologische problemen.
Brief aan de voorzitters van de provinciale raden:
Bijgaand vindt u een kopie van de brief die wij ontvangen hebben van Dr. R. LEMYE, Voorzitter van de Chambre Syndicale des Médecins des Provinces du Hainaut et de Namur et du Brabant Wallon, met betrekking tot "een ontwerp van overeenkomst te sluiten tussen een centrum voor de coördinatie van de thuisverzorging en huisartsen", alsmede een kopie van het antwoord van de Nationale Raad.
Tevens zenden wij u ingesloten de nota van de studiedienst waarvan sprake in het antwoord van de Nationale Raad.
Nota van de studiedienst:
[ ... ]
De voorgelegde ontwerpovereenkomst wordt gesloten in het kader van het Decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989 houdende organisatie van de erkenning en de toekenning van toelagen aan de centra voor coördinatie van thuisverzorging en thuisdienst.
De Nationale Raad bracht over deze materie nog geen advies uit. In zijn vergadering van 10 oktober 1987 heeft de Nationale Raad wel een advies i.v.m. thuisverzorging gegeven (zie Tijdschrift Nationale Raad, nr. 39, maart 1988, 12) doch dit had betrekking op een ander aspect van de thuisverzorging nl. de modelovereenkomst opgenomen als bijlage bij het Ministerieel Besluit van 2 juli 1987 houdende toekenning van subsidies aan verenigingen zonder winstoogmerk die op initiatief van huisartsen opgericht zijn met het oog op de thuisverzorging van zieke personen.De Code van geneeskundige Plichtenleer bevat geen specifieke bepalingen i.v.m. thuisverzorging.
Opmerkingen bij de ontwerpovereenkomst.
Art. 1: volgens dit artikel dient de coördinatie er voor te zorgen dat de vrijheid van de patiënt om zijn arts, maar ook zijn andere hulpverleners zelf te kiezen, gewaarborgd is.
Uit het Decreet van 19 juni 1989 (art. 2) blijkt niet duidelijk of deze keuzevrijheid beperkt is tot huisartsen dan wel slaat op de huisartsen én alle opgesomde diensten.
Art. 3: in dit artikel is sprake van patiëntendossiers en van fiches.
De dossiers bevatten geen medische gegevens, behalve getuigschriften van de behandelende geneesheer en aanvragen tot verstrekking van bepaalde zorgen. Deze dossiers worden bewaard op het centrum voor de coördinatie van de thuisverzorging.
De fiches bevatten evenmin medische gegevens maar enkel inlichtingen over de verschillende hulpverleners die bij de betrokken patiënten komen. Deze fiches worden bij de patiënten thuis bewaard.
WIn het Decreet van 19 juni 1989 (art. 4) wordt alleen gesproken van een coördinatiefiche, die geen enkel gegeven bevat dat gedekt is door het medisch geheim en die bijgehouden wordt door het centrum voor de coördinatie van de thuisverzorging.
Art. 7,1: de huisartsen zijn verplicht het centrum voor de coördinatie van de thuisverzorging in te lichten over belangrijke ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van de patiënten waarvoor het centrum de verzorging coördineert. Deze bepaling is weinig precies: aan wie moeten de inlichtingen doorgegeven worden, hoe, wanneer kan gesproken worden van een belangrijke ontwikkeling in de gezondheidstoestand van de patiënt ?
Is deze bepaling deontologisch aanvaardbaar, rekening houdend met de omstandigheid dat de beheerders, het personeel en de mede‑werkers van het centrum krachtens art. 7 van het Decreet van 19 juni 1989 uitdrukkelijk door het beroepsgeheim gebonden zijn ?
Art. 7,3: de huisartsen staan in voor de continuïteit van de verzorging. Er wordt niet gepreciseerd om welke zorgen het gaat (medische zorgen ?). Daardoor kan de indruk ontstaan dat deze bepaling niet in overeenstemming is met art. 4 al. 4 van het Decreet van 19 juni 1989 volgens hetwelk het centrum voor de coördinatie van de thuisverzorging een wachtdienst dient te verzekeren die de continuïteit van de verzorging garandeert.